Rechtbank Noord-Holland, 03-04-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:2405, AWB - 20_89
Rechtbank Noord-Holland, 03-04-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:2405, AWB - 20_89
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 3 april 2020
- Datum publicatie
- 24 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:2405
- Zaaknummer
- AWB - 20_89
Inhoudsindicatie
Kennelijk niet-ontvankelijk beroep
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/89
(gestelde gemachtigde: M.F. Rupert),
en
Procesverloop
Eiser(es) heeft op 11 november 2019 beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van verweerder van 30 september 2019.
Overwegingen
1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb, gelezen in samenhang met de bij de Awb behorende Regeling verlaagd griffierecht € 47,-. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft bij brief van 10 januari 2020 eiser(es) in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiser(es) heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 8 februari 2020 eiser(es) nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 11 februari 2020 is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Eiser(es) heeft niet gereageerd.
4. Eiser(es) heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Eiser(es) heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
5. Verder merkt de rechtbank op dat eiser(es), gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, in verzuim is geweest binnen de gestelde termijn de gronden van het beroep in te dienen. Gelet op het bepaalde in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb in samenhang met artikel 6:6 van de Awb, heeft eiser(es) ook verzuimd een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft en een machtiging over te leggen. Bij aangetekend verzonden brief van 9 januari 2020 is eiser(es) gewezen op deze verzuimen en is hij/zij verzocht om deze uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eiser(es) niet aan dit verzoek voldoet, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 10 januari 2020 is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Eiser(es) heeft niet gereageerd.
6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 3 april 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: