Home

Rechtbank Noord-Holland, 24-04-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:2997, AWB - 19 _ 5462

Rechtbank Noord-Holland, 24-04-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:2997, AWB - 19 _ 5462

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
24 april 2020
Datum publicatie
24 november 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:2997
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5462

Inhoudsindicatie

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: HAA 19/5462 en 19/5463

en

Procesverloop

Bij besluit van 12 september 2019 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar van eiser, gericht tegen de opgelegde aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor het jaar 2017 en de daarbij opgelegde verzuimboete, niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft bij brief van 22 oktober 2019 tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting. De beroepen zien mede op de opgelegde boete. De rechtbank is van oordeel dat de vereisten van een behoorlijk proces niet nopen tot een behandeling ter zitting.

2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb, gelezen in samenhang met de bij de Awb behorende Regeling verlaagd griffierecht € 47. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.

3. De griffier heeft bij brief van 14 december 2019 eiser in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiser heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 12 januari 2020 eiser nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat deze brief op 22 januari 2020 is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Eiser heeft niet gereageerd.

4. Eiser heeft het griffierecht niet op tijd betaald.

5. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.

6. Verder merkt de rechtbank op dat eiser, gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, ook in verzuim is geweest binnen de gestelde termijn het beroepschrift te ondertekenen. Bij aangetekend verzonden brief van 13 december 2019 is eiser gewezen op dit verzuim en is hij verzocht om het verzuim uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eiser niet aan dit verzoek voldoet, de beroepen niet-ontvankelijk kunnen worden verklaard. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat deze brief op 14 december 2019 is afgehaald en dat voor ontvangst is getekend. Eiser heeft niet gereageerd. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.

6. De beroepen zijn daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 24 april 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel