Home

Rechtbank Noord-Holland, 24-04-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:3003, 19_3716

Rechtbank Noord-Holland, 24-04-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:3003, 19_3716

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
24 april 2020
Datum publicatie
8 mei 2020
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:3003
Zaaknummer
19_3716

Inhoudsindicatie

Proceskostenvergoeding beroepsfase na intrekking beroep.

Uitspraak

zittingsplaats Alkmaar

Sector bestuursrecht

zaaknummer: HAA 19/3716

(gemachtigde: mr. J.H. Kruseman),

en

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 1 augustus 2019 beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 25 juni 2019 waarin haar verzoek om herziening van de huur- en zorgtoeslag en het kindgebonden budget over de jaren 2016 tot en met 2019 (het bestreden besluit), is afgewezen.

Verweerder heeft op 29 januari 2020 het bestreden besluit herzien, het bezwaar gegrond verklaard en een proceskostenvergoeding toegekend voor de bezwaarprocedure.

Eiseres heeft het beroep bij brief van 12 februari 2020 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep heeft eiseres verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.

De rechtbank heeft bij brief van 13 februari 2020 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft bij brief van 18 februari 2020 gereageerd. Verweerder stelt dat hij zich kan vinden in een proceskostenvergoeding van één punt voor het schrijven van het beroepschrift door de gemachtigde van eiseres.

Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.

2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiseres is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.

3. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiseres en dat eiseres tegelijk met de intrekking van het beroep heeft verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.

4. Nu verweerder heeft toegezegd de proceskosten te vergoeden zal de rechtbank verweerder hierin volgen.

5. De kosten die eiseres vergoedt wensen te zien, hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn ingevolge het Besluit € 525 in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1).

6. Ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dient het door eiseres betaalde griffierecht van € 47 te worden vergoed door verweerder.

BeslissingDe rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 525.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 24 april 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.

griffier rechter

Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel