Home

Rechtbank Noord-Holland, 01-05-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:3170, AWB - 19_5207

Rechtbank Noord-Holland, 01-05-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:3170, AWB - 19_5207

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
1 mei 2020
Datum publicatie
14 mei 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:3170
Zaaknummer
AWB - 19_5207

Inhoudsindicatie

Beroep kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

Zaaknummer: HAA 19/5207

(gestelde gemachtigde: [A] ),

en

Procesverloop

Eisers hebben bij brief van 30 september 2019, ter griffie ontvangen op 11 oktober 2019, tegen een uitspraak op bezwaar van verweerder beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.

2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb, gelezen in samenhang met de bij de Awb behorende Regeling verlaagd griffierecht € 47. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.

3. De griffier heeft bij brief van 30 november 2019 eisers in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eisers hebben niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 29 december 2019 eisers nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 9 januari 2020 is bezorgd op het woonadres in Curaçao van de gemachtigde.

4. Eisers hebben het griffierecht niet op tijd betaald.

5. Eisers hebben geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.

6. Verder merkt de rechtbank op dat eisers, gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, ook in verzuim zijn geweest binnen de gestelde termijn een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft over te leggen. Gelet op het bepaalde in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb in samenhang met artikel 6:6 van de Awb, zijn eisers ook in verzuim geweest binnen de gestelde termijn de gevraagde machtiging en een verklaring van erfrecht over te leggen en een domicilie adres in Nederland op te geven. Bij aangetekend verzonden brief van 29 november 2019 zijn eisers gewezen op deze verzuimen en zijn zij verzocht om deze uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eisers niet aan dit verzoek voldoen, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 12 december 2019 is bezorgd op het woonadres in Curaçao van de gestelde gemachtigde.

7. Eisers hebben binnen de door de rechtbank gestelde termijn niet gereageerd.

8. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 1 mei 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel