Home

Rechtbank Noord-Holland, 01-05-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:3172, AWB - 19_5339

Rechtbank Noord-Holland, 01-05-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:3172, AWB - 19_5339

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
1 mei 2020
Datum publicatie
24 november 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:3172
Zaaknummer
AWB - 19_5339

Inhoudsindicatie

Beroep kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 19/5339

(gestelde gemachtigde: [A] )

en

Procesverloop

Eiser heeft op 15 oktober 2019 digitaal beroep ingesteld tegen een uitspraak van verweerder van 11 september 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.

2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In zaken als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb € 47,-. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.

3. De griffier heeft bij brief van 13 december 2019 eiser in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiser heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 11 januari 2020 eiser nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van deze brief. Onderzoek middels het Track & Trace systeem van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 15 januari 2020 is bezorgd.

4. Eiser heeft het griffierecht niet op tijd betaald.

5. Verder merkt de rechtbank op dat eiser, gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, ook in verzuim is geweest binnen de gestelde termijn de gevraagde machtiging en een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft over te leggen. Bij aangetekend verzonden brief van 13 december 2019 is eiser gewezen op deze verzuimen en is hij verzocht om dit uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eiser niet aan dit verzoek voldoet, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 16 december 2019 is bezorgd op het adres van de gestelde gemachtigde.

10. Eiser heeft binnen de door de rechtbank gestelde termijn niet gereageerd.

11. Eiser heeft geen reden gegeven voor deze verzuimen. Er is dus geen verontschuldiging voor deze verzuimen.

12. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 1 mei 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel