Home

Rechtbank Noord-Holland, 01-05-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:3175, AWB - 19_5332

Rechtbank Noord-Holland, 01-05-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:3175, AWB - 19_5332

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
1 mei 2020
Datum publicatie
14 mei 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:3175
Zaaknummer
AWB - 19_5332

Inhoudsindicatie

Beroep kennelijk niet-ontvankelijk

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

Zaaknummer: HAA 19/5332

en

Procesverloop

Eiser heeft op 15 oktober 2019 digitaal beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam. Dit beroep richt zich tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 4 september 2019.

Op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft de rechtbank Amsterdam op 24 oktober 2019 dit beroep ter verdere behandeling aan deze rechtbank doorgezonden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.

2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb € 174. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.

3. De griffier heeft bij brief van 10 december 2019 eiser in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiser heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 8 januari 2020 eiser nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek in Track & Trace van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 11 januari 2020 is bezorgd.

4. Eiser heeft het griffierecht niet op tijd betaald.

5. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.

6. Verder merkt de rechtbank op dat eiser, gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, ook in verzuim is geweest binnen de gestelde termijn de gronden van het beroep over te leggen. Bij aangetekend verzonden brief van 9 december 2019 is eiser gewezen op deze verzuimen en is hij verzocht om dit uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eiser niet aan dit verzoek voldoet, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Volgens het Track & Trace-systeem van PostNL is deze brief op 11 december 2019 bezorgd en is voor ontvangst getekend. Eiser heeft hierop niet gereageerd.

7. Eiser heeft de verzuimen niet op tijd hersteld.

8. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 1 mei 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel