Home

Rechtbank Noord-Holland, 01-05-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:3182, AWB - 19_5461

Rechtbank Noord-Holland, 01-05-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:3182, AWB - 19_5461

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
1 mei 2020
Datum publicatie
14 mei 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:3182
Zaaknummer
AWB - 19_5461

Inhoudsindicatie

Uitspraak proceskosten na intrekking beroep.

Uitspraak

zittingsplaats Haarlem

Sector bestuursrecht

zaaknummer: HAA 19/5461

(gemachtigde: [A] ),

en

Procesverloop

Bij uitspraak op bezwaar van 4 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar gericht tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting april 2019 tot en met juni 2019 gegrond verklaard en de aanslag op nihil gesteld.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit bij de rechtbank Amsterdam beroep ingesteld. Bij brief van 31 oktober 2019 heeft verweerder voormelde brief op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) naar de rechtbank doorgezonden ter verdere behandeling als beroepschrift.

Eiseres heeft bij brief van 14 februari 2020 het beroep ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep heeft eiseres verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.

De rechtbank heeft bij brief van 16 maart 2020 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft bij brief van 3 april 2020 gereageerd.

Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.

2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiseres is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.

3. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken en dat eiseres tegelijk met de intrekking van het beroep heeft verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.

4. Verweerder heeft naar aanleiding van het verzoek als verweer aangevoerd dat er zijns inziens geen aanleiding bestaat om de inspecteur te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. De reden hiervoor is dat eiseres na het afgeven van de beschikking van 4 oktober 2019, waarmee geheel aan het bezwaar van eiseres werd tegemoetgekomen, geen belang meer had bij het instellen van beroep. De omstandigheid dat de bestuurder van eiseres de beschikking van 4 oktober 2019 en de gevolgen daarvan niet goed heeft begrepen, vanwege het feit dat hij de Nederlandse taal niet goed machtig is en om die reden beroep heeft ingesteld, is naar de mening van verweerder geheel voor rekening en risico van eiseres.

5. De rechtbank overweegt als volgt. Het beroep van eiseres was gericht tegen de beslissing 4 oktober 2019. Verweerder is niet teruggekomen op deze beslissing. Het bestreden besluit is niet ingetrokken en ook niet gewijzigd. Hieruit volgt dat verweerder niet geheel of gedeeltelijk aan eiseres is tegemoet gekomen en dat de in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb bedoelde situatie zich hier dus niet voordoet.

6. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten. De rechtbank zal het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen dan ook afwijzen. Nu de rechtbank het beroep in behandeling heeft genomen, heeft eiseres evenmin recht op teruggave van het betaalde griffierecht.

BeslissingDe rechtbank wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 1 mei 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.

griffier rechter

Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel