Home

Rechtbank Noord-Holland, 10-04-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:3192, AWB - 20_72

Rechtbank Noord-Holland, 10-04-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:3192, AWB - 20_72

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
10 april 2020
Datum publicatie
28 april 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:3192
Zaaknummer
AWB - 20_72

Inhoudsindicatie

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep. griffierecht niet voldaan, geen machtiging, geen besluit overgelegd

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 20/72

(gestelde gemachtigde: Z. Dijkman),

en

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 4 november 2019 tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 18 oktober 2019 een bezwaarschrift ingediend bij verweerder.

Verweerder heeft deze brief aangemerkt als beroepschrift en bij brief van 17 december 2019

op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ter verdere behandeling

aan deze rechtbank doorgezonden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting. Het beroep ziet mede op de opgelegde boete. De rechtbank is van oordeel dat de vereisten van een behoorlijk proces niet nopen tot een behandeling ter zitting.

2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb € 174. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.

3. De griffier heeft bij brief van 9 januari 2020 eiser in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiser heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 7 februari 2020 eiser nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Deze brief is aan de rechtbank onbestelbaar geretourneerd met de mededeling “niet afgehaald”. Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb heeft de griffier deze brief aan eiser ter kennisname per gewone post toegezonden. Eiser heeft niet gereageerd.

4. Eiser heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.

5. Voorts heeft de rechtbank bij brief van 9 januari 2020 eiser er op gewezen dat de gronden van het beroep mede betrekking moeten hebben op de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift en is eiser in de gelegenheid gesteld schriftelijk, binnen vier weken na de datum van verzending van de brief, de gronden van het beroep aan te vullen. De rechtbank heeft eiser bericht dat het niet aanvullen van de gronden van het beroep kan leiden tot het niet-ontvankelijk verklaren van het beroep. Deze brief is aan de rechtbank onbestelbaar geretourneerd met de mededeling “niet afgehaald”. Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb heeft de griffier deze brief aan eiser ter kennisname per gewone post toegezonden. Eiser heeft niet gereageerd. Dit betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

6. Verder merkt de rechtbank op dat eiser, gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, ook in verzuim is geweest binnen de gestelde termijn een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft en een machtiging over te leggen. Bij de in punt 5 genoemde brief is eiser ook gewezen op deze verzuimen en is hij verzocht om deze uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Eiser heeft niet gereageerd. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor deze verzuimen.

7. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 10 april 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel