Home

Rechtbank Noord-Holland, 03-07-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:4722, AWB - 20_ 458

Rechtbank Noord-Holland, 03-07-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:4722, AWB - 20_ 458

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
3 juli 2020
Datum publicatie
16 juli 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:4722
Zaaknummer
AWB - 20_ 458

Inhoudsindicatie

Beroep kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 20/458

en

Procesverloop

Eiser heeft op 12 december 2019 digitaal beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 15 november 2019 inzake de naheffingsaanslag omzetbelasting over het jaar 2013 met aanslagnummer [#] .

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb € 174. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.

3. Eiser heeft bij brief van 11 februari 2020 een beroep gedaan op het bestaan van betalingsonmacht ten aanzien van de verplichting tot het betalen van griffierecht. Bij brief van 25 februari 2020 heeft eiser zijn betalingsonmacht nader onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aan de criteria voor betalingsonmacht voldoet aangezien zijn netto-inkomen hoger is dan 90% van de maximale bijstandsnorm en heeft daarom op 27 februari 2020 het beroep op betalingsonmacht afgewezen.

5. Vervolgens heeft de griffier bij brief van 28 februari 2020 eiser in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief.

6. Eiser heeft bij brief van 6 maart 2020 wederom stukken overgelegd met het verzoek om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet geen aanleiding om op de eerdere afwijzing terug te komen en heeft eiser bij brief van 6 april 2020 gewezen op de eerdere afwijzing van 27 februari 2020. 7. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 28 maart 2020 eiser nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 31 maart 2020 is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Eiser heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.

8. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 3 juli 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel