Rechtbank Noord-Holland, 03-07-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:4808, AWB - 19 _ 3463
Rechtbank Noord-Holland, 03-07-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:4808, AWB - 19 _ 3463
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 3 juli 2020
- Datum publicatie
- 13 juli 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:4808
- Zaaknummer
- AWB - 19 _ 3463
Inhoudsindicatie
onjuiste objectafbakening
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 19/3463, HAA 19/3464, HAA 19/3465 en HAA 19/3466
en
Procesverloop
HAA 19/3463 en HAA 19/3464 (belastingjaar 2018)
Verweerder heeft bij beschikking van 30 juni 2018 (hierna: beschikking I) op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ), de waarde van de onroerende zaken [A] Woning (hierna: de woning) en [B] (hierna: het restaurant), beide te Nieuw-Vennep voor het kalenderjaar 2018 vastgesteld op € 242.000 respectievelijk € 440.000. In hetzelfde geschrift zijn ook de aanslagen onroerende-zaakbelastingen 2018 bekendgemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 14 juni 2019 (hierna: het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres voor zover gericht tegen de waardevaststelling van de woning gegrond verklaard en de waarde verlaagd naar een waarde van € 218.000. Voor het overige heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard.
HAA 19/3465 en HAA 19/3466 (belastingjaar 2019)
Verweerder heeft bij beschikking van 28 februari 2019 (hierna: beschikking II) op grond van artikel 22 van de Wet WOZ, de waarde van de woning en het restaurant voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 267.000 respectievelijk € 446.000. In hetzelfde geschrift zijn ook de aanslagen onroerende-zaakbelastingen 2019 bekendgemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 12 juni 2019 (hierna: het bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiseres voor zover gericht tegen de waardevaststelling van de woning gegrond verklaard en de waarde verlaagd naar een waarde van € 242.000. Voor het overige heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard.
HAA 19/3463, HAA 19/3464, HAA 19/3465 en HAA 19/3466
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Bij afzonderlijke brieven gedateerd 20 april 2020 heeft de rechtbank partijen bericht dat zij van oordeel is dat een zitting niet nodig is. Daarbij is partijen verzocht binnen vier weken te laten weten of zij een zitting wensen. Partijen hebben hierop niet binnen de gestelde termijn gereageerd. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres is eigenaar van de woning en het restaurant.
2. In een op 9 september 2019 door verweerder aan eiseres toegezonden emailbericht is onder meer het volgende vermeld:
“ Na inpandige opname is gebleken dat er geen sprake is van een zelfstandige (boven)woning; de conclusie is dat het restaurant en de woonruimte één geheel vormen in het kader van de afbakening Wet WOZ (artikel 16).
Hierbij stuur ik u een bevestiging van het telefonisch besproken compromisvoorstel om de beroepsprocedures m.b.t. belastingjaar 2018 en 2019, WOZ-objecten [B] / [A] te beëindigen.
Compromisvoorstel
(…);
3. Eenmaal rioolheffing m.b.t. belastingjaar 2018 en eenmaal rioolheffing belastingjaar 2019;
4. De waarde van de objecten worden verlaagd tot een totale waarde van € 520.000 (belastingjaar 2018;aanvullend voorstel € 425.000 restaurant en € 95.000 woning), c.q. € 550.000 (belastingjaar 2019; aanvullend voorstel € 446.000 restaurant en € 104.000 woning). ”
Geschil
3. In geschil zijn de waarden van de woning en het restaurant op de waardepeildata 1 januari 2017 en 1 januari 2018.
4. Eiseres stelt het volgende. Sinds 2012 is zij eigenares van [A] te Nieuw-Vennep (hierna: het pand) alwaar een woning en een restaurant in zijn gevestigd. Sinds 2018 ontvangt zij een dubbele aanslag aangezien verweerder, anders dan voorgaande jaren, het pand [A] heeft opgesplitst in een woning en een restaurant. Hierdoor is niet alleen de waarde met € 208.000 gestegen, bovendien is eiseres tweemaal aangeslagen voor de rioolheffing. Deze splitsing is ten onrechte en de waardestijging is buiten proportie. De woning is in werkelijkheid een zolder en alleen via het restaurant bereikbaar. De woning kan niet los worden verhuurd of verkocht. Het pand is in zijn geheel gekocht en wordt verhuurd aan één huurder. Het betreft dan ook één WOZ-object.
5. Verweerder concludeert vanwege een onjuiste objectafbakening, tot vernietiging van de bestreden besluiten I en II alsmede van de beschikkingen I en II.
6. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
7. Op grond van artikel 17, tweede lid, Wet WOZ, wordt de waarde van een onroerende zaak bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer. Dat is de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald. Op verweerder rust de last aannemelijk te maken dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld.
8. Op grond van artikel 16, van de Wet WOZ wordt voor de toepassing van de wet als één onroerende zaak aangemerkt:
1. een gebouwd eigendom;
(…);
d. een samenstel van twee of meer van de in onderdeel a. (…) bedoelde eigendommen (…) die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.
9. Vast staat dat verweerder zich op het nadere standpunt heeft gesteld dat de woning en het restaurant een samenstel vormen in vorenbedoelde zin. De rechtbank heeft op grond van de overgelegde stukken, geen reden aan dit nadere standpunt van verweerder te twijfelen. Zij is met partijen derhalve van oordeel dat voor zowel het belastingjaar 2018 als 2019 ten aanzien van de woning en het restaurant sprake is van één in het kader van de Wet WOZ te waarderen object. Dit betekent dat de beschikkingen en de bestreden besluiten in strijd met het bepaalde in artikel 16 van de Wet WOZ zijn genomen. Het standpunt dat, zoals van de zijde van verweerder in de email van 9 september 2019 is bericht, om praktische redenen voor 2018 en 2019 de afbakening in stand blijft, is, gelet op het voorgaande, in strijd met de wet en derhalve niet houdbaar, zoals verweerder zelf nader ook heeft geconcludeerd.
10. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de beroepen gericht tegen de bestreden besluiten gegrond zijn en dat de bestreden besluiten en de beschikkingen dienen te worden vernietigd.
Proceskosten
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat, nu gesteld noch gebleken is van voor vergoeding in aanmerking komende kosten, geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank
- -
-
verklaart de beroepen gegrond;
- -
-
vernietigt de bestreden besluiten;
- -
-
vernietigt de beschikkingen en de aanslagen onroerende-zaakbelastingen;
- -
-
draagt verweerder op het in de zaak met nummer HAA 19/3463 betaalde griffierecht van € 47 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H. de Soeten, rechter, in aanwezigheid van
R. van der Vecht, griffier, op 3 juli 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: