Home

Rechtbank Noord-Holland, 17-07-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:5200, AWB - 19 _ 4050

Rechtbank Noord-Holland, 17-07-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:5200, AWB - 19 _ 4050

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
17 juli 2020
Datum publicatie
27 juli 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:5200
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4050
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 6:7

Inhoudsindicatie

Beroep kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 19/4050

en

Procesverloop

Eiser heeft op 26 juni 2019 digitaal beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam. Dit beroep richt zich tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 2 april 2019.

Op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft de rechtbank Amsterdam dit beroep bij brief van 9 september 2019 ter verdere behandeling aan deze rechtbank doorgezonden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting. Dit beroep zien mede op de opgelegde boete. De rechtbank is van oordeel dat de vereisten van een behoorlijk proces niet nopen tot een behandeling ter zitting.

2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn vangt op grond van artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen aan met ingang van de dag na die van dagtekening van de uitspraak op bezwaar. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.

3. De dagtekening van het bestreden besluit is 2 april 2019. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 14 mei 2019.

4. Eiser heeft het beroepschrift op 26 juni 2019 bij de rechtbank digitaal ingediend. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.

5. Bij brief van 4 februari 2020 heeft de rechtbank eiser in de gelegenheid gesteld schriftelijk te laten weten waarom het beroep na afloop van de beroepstermijn is ingediend. Eiser heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de rechtbank eiser bij aangetekende brief van 6 mei 2020 nogmaals in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te laten weten waarom het beroep na afloop van de beroepstermijn is ingediend binnen twee weken na dagtekening van die brief. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 7 mei 2020 is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Eiser heeft niet gereageerd.

6. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Het is de rechtbank dan ook niet gebleken dat eiser een goede verontschuldiging heeft voor de te late indiening van het beroepschrift.

7. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 17 juli 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel