Home

Rechtbank Noord-Holland, 09-07-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:5447, AWB - 18 _ 5060

Rechtbank Noord-Holland, 09-07-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:5447, AWB - 18 _ 5060

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
9 juli 2020
Datum publicatie
21 juli 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:5447
Zaaknummer
AWB - 18 _ 5060

Inhoudsindicatie

Informatiebeschikking. Reikwijdte informatiebeschikking. Aanslag vennootschapsbelasting binnen de wettelijke termijn van artikel 11, derde lid, van de Awr opgelegd?

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 18/5060

uitspraak van de meervoudige kamer van 9 juli 2020 in de zaak tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Sanders),

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Grote ondernemingen, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2012/2013 een aanslag vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 101.975.548.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2020 te Haarlem.

Namens eiseres zijn verschenen haar gemachtigde mr. M. Sanders en diens kantoorgenoten mr. T.C. Gerverdinck en mr. D.L. Heijtel. Namens verweerder zijn verschenen mr. [A] , drs. [B] en mr. [C] .

Overwegingen

Feiten

Algemeen

1. Eiseres is op [#] 2006 opgericht. Het eerste boekjaar van eiseres loopt van [#] 2006 tot en met 30 november 2006. Het tweede boekjaar loopt van 1 december 2006 tot en met 30 september 2007. De boekjaren 2007/2008 en verder lopen vervolgens van 1 oktober en met 30 september.

2. Eiseres maakt deel uit van het Amerikaanse bankenconcern [D] . De activiteiten van eiseres bestonden uit het verwerven van Nederlandse beursgenoteerde aandelen (hierna: long stock posities) en het verkopen van futures (beursgenoteerde termijncontracten) met betrekking tot deze aandelen. Om het risico op de long stock posities af te dekken (hedgen) heeft eiseres beursgenoteerde futures verkocht, met dezelfde aandelen als onderliggende waarde. Daarmee nam eiseres short futures posities in. De futures hadden een standaard driemaands looptijd; zij moesten dus vier keer per jaar worden vernieuwd (het zogenoemde ‘doorrollen’ van de futures) om de hedge over de gehele periode af te dekken. Om het rendement te verhogen en de financieringskosten te drukken werden de aandelen ‘uitgeleend’ aan haar Engelse indirecte aandeelhouder [E] (deze transacties worden ook aangeduid als ‘securities lending’ of ‘stocklending’). Eiseres ontving daarvoor cash stortingen in Amerikaanse dollars (USD) als onderpand (‘cash collateral’) en een ‘stocklending fee’. De handelsstrategie van eiseres wordt aangeduid als long stock - short future strategie. In het boekjaar 2012/2013 is deze handelsstrategie afgebouwd en heeft eiseres de futures beëindigd en de aandelen verkocht.

3. Eiseres heeft ter zake van de dividendopbrengsten op de door haar gehouden Nederlandse beursgenoteerde aandelen vanaf het jaar van oprichting tot en met het boekjaar 2011/2012 dividendbelasting verrekend. In het boekjaar 2012/2013 is geen dividendbelasting verrekend.

Boekenonderzoek

4. Bij brief van 11 november 2011 heeft verweerder eiseres medegedeeld een boekenonderzoek in te stellen over de boekjaren 2006/2007 tot en met 2009/2010. Het onderzoek was uitsluitend gericht op de verrekening van dividendbelasting over de genoemde boekjaren.

5. Bij brief van 16 december 2013 heeft verweerder eiseres medegedeeld het onderzoek te vervolgen met betrekking tot de jaren vanaf 2007/2008 tot en met 2012/2013. Het onderzoek zag uitsluitend op de verrekening van dividendbelasting in de aangiften vennootschapsbelasting over de genoemde boekjaren.

Aangifte en aanslag Vpb boekjaar 2012/2013

6. Voor het indienen van de aangifte Vpb voor het boekjaar 2012/2013 heeft verweerder bij brief van 28 november 2013 vijf maanden uitstel verleend, tot 1 augustus 2014.

7. Op 29 juli 2014 diende eiseres haar aangifte Vpb voor het boekjaar 2012/2013 in. Zij verantwoordde daarin een belastbaar bedrag van € 101.975.548 en een te betalen bedrag aan Vpb van € 25.483.886. In de aangifte is geen verrekening van dividendbelasting opgenomen.

8. Bij brief van 12 januari 2015 heeft eiseres als volgt een aantal vragen van verweerder beantwoord die onder andere betrekking hebben op het boekjaar 2012/2013 (de vragen van verweerder zijn gecursiveerd weergegeven):

“9 Vraag 9

Gaarne verzoeken wij u ons de volgende aanvullende gegevens te verstrekken:

(…)

(b) De ontvangen dividendvervangende betalingen vanaf september 2011 tot en met ultimo boekjaar 201212013, conform de overzichten zoals die reeds over de boekjaren tot en met 2010/2011 zijn verstrekt.

Deze informatie is ten aanzien van alle jaren tot en met 2010/11 reeds aan u verstrekt bij onze brief van 22 mei 2013. Daarnaast is deze informatie ten aanzien van het jaar 2009/10 opnieuw verstrekt in onze brief van 2 april 2014.

Bijgevoegd bij deze brief vindt u in bijlage 5 de informatie met betrekking tot dividendvervangende betalingen over 2011/12 en 2012/13, in dezelfde vorm als reeds eerder aan u is verstrekt. Volledigheidshalve is ook de eerder verstrekte informatie opnieuw meegestuurd.

(…)

(d) De originele dividendnota's en stukken van dividendvervangende betalingen voor de periode van het onderzoek.

Dividendnota's voor het ontvangen dividend in de jaren 2006/2007 en 2007/2008 zijn verstrekt in onze antwoordbrief van 27 januari 2011. De dividendnota's over 2009/10 zijn verstrekt bij ons antwoord van 2 april 2014. Bijgevoegd vindt u (in bijlage 6) de dividendnota's over de resterende jaren: 2010/11 en 2011/12, alsmede, volledigheidshalve de dividendnota's voor de jaren 2008/09 en 2009/10. Wij merken op dat in het jaar 2012/13 geen dividenden zijn ontvangen, dus er zijn ook geen dividendnota's.”

9. Verweerder heeft met dagtekening 14 oktober 2017 aan eiseres de aanslag Vpb 2012/2013 conform de aangifte opgelegd.

Informatiebeschikking

10. Verweerder heeft bij brief van 23 februari 2015 ten aanzien van eiseres een informatiebeschikking genomen. Deze informatiebeschikking luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

“[Eiseres] verantwoordt in haar aangiften vennootschapsbelasting hoofdzakelijk rentebaten en rentelasten. Hoewel zij geen ontvangen dividend rapporteert, claimt zij substantiële bedragen aan verrekening van dividendbelasting. Vanaf eind 2010 heb ik getracht de feiten en omstandigheden vast te stellen die deze verrekening van dividendbelasting rechtvaardigen. In dat verband heb ik vragenbrieven aan uw gemachtigde verzonden. Voorts heb ik op 11 november 2011 aangekondigd een boekenonderzoek in te zullen stellen bij [eiseres], betrekking hebbend op de boekjaren 2006/2007 tot en met 2009/2010. Op 16 december 2013 is aangekondigd het onderzoek te vervolgen voor de boekjaren 2007/2008 tot en met 2012/2013.

WETTELIJKE BASIS

De vragenbrieven en het boekenonderzoek hebben hun wettelijke basis in artikel 47, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Het doel hiervan is om de inspecteur in staat te stellen om informatie te verkrijgen, op basis waarvan de inspecteur de verschuldigde belasting kan vaststellen.

[Eiseres] is als administratieplichtige ingevolge artikel 52 AWR verplicht een administratie te voeren en alle daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op een zodanige wijze te bewaren dat daaruit te allen tijde zijn rechten en plichten, ook met betrekking tot de belastingheffing, blijken. De administratie moet dusdanig zijn gevoerd, ingericht en bewaard dat controle daarvan binnen een redelijke termijn mogelijk is.

INFORMATIEBESCHIKKING

lk heb herhaaldelijk gevraagd van wie [eiseres] de aandelen heeft gekocht en aan wie [eiseres] de futures heeft verkocht, laatstelijk in mijn brief van 14 november 2014:

In welke transactievorm, waar (in Nederland of elders) en van welke partij(en) heeft [eiseres] de aandelen in de Nederlandse beursfondsen gekocht?

Aan welke partij(en) zijn de futures verkocht, te onderbouwen met stukken waaruit blijkt op welke wijze [E] ten behoeve van [eiseres] een positie met derden heeft opgebouwd?

Nu deze vragen niet zijn beantwoord, is niet volledig voldaan aan de verplichting ex artikel 47, eerste lid AWR. Voorts ben ik van mening dat de administratie van [eiseres] niet voldoet aan de eisen van artikel 52 AWR. In de bijlage bij deze beschikking is een toelichting op deze vaststellingen opgenomen.

Daarom neem ik op grond van artikel 52a AWR deze informatiebeschikking.

(…)

TERMIJNVERLENGING OPLEGGEN AANSLAGEN

Een bijkomend gevolg van deze beschikking is dat de termijn waarbinnen (navorderings)aanslagen kunnen worden opgelegd wordt verlengd met de termijn die verstrijkt tussen de bekendmaking van de informatiebeschikking die met de desbetreffende belastingaanslagen samenhangt, en het moment waarop deze informatiebeschikking onherroepelijk wordt.

De termijnverlenging geldt voor de eventueel op te leggen aanslagen vennootschapsbelasting over de boekjaren 2008/2009 (navordering), 2009/2010 (navordering), 2010/2011 (primitief) en 2011/2012 (primitief).

Tegen de navorderingsaanslag vennootschapsbelasting 2007/2008 is bezwaar gemaakt en heeft uw gemachtigde beroep fictieve weigering ingesteld bij de rechtbank. In dat kader heb ik de rechter verzocht op grond van artikel 27a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen te bepalen dat hoofdstuk VIII, afdeling 2, van de AWR van toepassing blijft tot ik uitspraak op het bezwaar heb gedaan. lndien de rechter zulks niet verhinderd zal de termijnverlenging eveneens gelden voor de termijn om te beslissen op het bezwaar tegen de navorderingsaanslag vennootschapsbelasting over het boekjaar 2007/2008.”

11. In de bij de informatiebeschikking behorende bijlage is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

“BIJLAGE- TOELICHTING OP INFORMATIEBESCHIKKING

De informatiebeschikking ziet op het niet voldoen aan de verplichtingen ingevolge zowel artikel 47, eerste lid AWR als artikel 52 AWR. In deze bijlage zal ik toelichten waarom ik van mening ben dat [eiseres] niet heeft voldaan aan haar verplichtingen uit hoofde van artikel 47, eerste lid AWR en artikel 52 AWR.

BESCHRIJVING ACTIVITEITEN-activiteiten [D]

Uit een rapport uit 2008 van een onderzoekscommissie van de Amerikaanse Senaat blijkt dat (ook) [D] actief is op het gebied van “dividend yield enhancement” producten:

(...) [D] swap and stock loan “dividend yield enhancement” products were aimed at enabling non-U.S. clients to dodge U.S. dividend taxes.

Met dividend yield enhancement products wordt in het rapport geduid op productvoering van (o.a.) [D] gericht op het strippen van dividend.

- activiteiten [eiseres]

De in het hiervoor genoemde rapport beschreven dividendstrip-transacties vertonen gelijkenis met de Dutch Index Arbitrage, zijnde de transactie-opzet waarin [eiseres] een rol speelt. Deze transactie-opzet staat beschreven in een MS-interoffice memorandum en de New Product Approval (NPA):

The purpose of this NPA is to approve (...) the entry by Dutch Co. into index arbitrage activity to benefit from opportunities presented by the listed AEX and single stock options and futures market.

(…)

Conclusie mbt artikel 47, 1 AWR

In de geaccordeerde transactie-opzet is bepaald dat de aandelen door middel van een OTC­transactie zouden worden verkregen. De verkoper van de aandelen moet derhalve bekend verondersteld worden. Uw gemachtigde geeft echter aan dat [eiseres] de uiteindelijke verkoper van de aandelen niet kent. lndien daarmee wordt aangegeven dat [eiseres] niet alleen de uiteindelijke verkoper maar ook de feitelijke verkoper niet kent, hetgeen mij overigens ongeloofwaardig voorkomt, had zij die informatie op eenvoudige wijze bij FIMAT kunnen opvragen. Voorts heeft uw accountant [F] vastgesteld dat de futures over the counter zijn verkocht. Zulks brengt met zich mee dat [eiseres] de koper van de futures kent.

Gelet op het bovenstaande en de uitgebreide en planmatige voorbereiding op de met elkaar samenhangende transacties in aandelen en futures acht ik het ondenkbaar dat [eiseres] niet kan aangeven van welke partij(en) de buiten de beurs gekochte aandelen zijn gekocht en aan welke partij(en) de futures over the counter zijn verkocht.

lk stel vast dat mijn vragen daarover, ook na herhaalde stelling daarvan, niet zijn beantwoord. Daardoor heeft [eiseres] ten aanzien van de aankoop van de aandelen en de verkoop van de futures niet voldaan aan de verplichting ex artikel 47, eerste lid AWR.

Daarbij merk ik op dat uw gemachtigde, gelet op zijn aanbod om ook andere Clearing Sheets te overleggen, zich er van bewust lijkt te zijn dat Clearing Sheets van andere handelsdagen mogelijk meer verduidelijkend zouden kunnen zijn geweest. Gelet op de duidelijke vraagstelling lag het mijns inziens op zijn weg c.q. op de weg van [eiseres] om die mogelijke verduidelijking voor 30 januari 2015 te verstrekken.

(…)

Conclusie mbt artikel 52 AWR