Rechtbank Noord-Holland, 03-08-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:5876, AWB - 18 _ 780
Rechtbank Noord-Holland, 03-08-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:5876, AWB - 18 _ 780
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 3 augustus 2020
- Datum publicatie
- 4 augustus 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:5876
- Zaaknummer
- AWB - 18 _ 780
Inhoudsindicatie
Douanerecht. Bindende tariefinlichting (BTI). In geschil is of het voedingssupplement met de handelsbenaming "[het product]" ingedeeld moet worden in GN-code 3503 of in GN-code 3504. De objectieve eigenschappen en kenmerken van het product moeten gezocht worden in de moleculaire structuur van het product. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het product niet de moleculaire structuur van gelatine of van een pepton, maar van een andere proteïnestof in de zin van GN-code 3504 0090. De rechtbank is van oordeel da de definitie van het begrip gelatine in de bijlage I van Verordening (EG) nr. 853/2004 in de voorliggende zaak niet kan worden toegepast. Het doel en de strekking van de consumentenbescherming zijn immers anders dan het doel en de strekking van de gecombineerde nomenclatuur.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 18/780 en HAA 18/782
[X 2] N.V., gevestigd te [Z 2] , eiseres 2 (HAA 18/782)
hierna gezamenlijk te noemen eiseressen
(gemachtigden: K. Winters en J. Belmans)
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Rotterdam Rijnmond, verweerder.
Procesverloop
Op 2 mei 2017 heeft verweerder aan eiseres 1 op haar verzoek een beschikking betreffende een bindende tariefinlichting (BTI) afgegeven met het kenmerk NL RTD-2016-1964 en aan eiseres 2 op haar verzoek een beschikking betreffende een BTI met het kenmerk
NL RTD-2016-1965. Beide BTI’s zijn afgegeven voor een product met de handelsbenaming “ [product 2] ” (het product). Verweerder heeft het product omschreven als een eiwitisolaat en ingedeeld in de gecombineerde nomenclatuur (GN) onder GN-code 3504 0090.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren van eiseressen afgewezen.
Eiseressen hebben daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Eiseressen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2020 te Haarlem. Namens eiseressen zijn daar verschenen hun gemachtigden, vergezeld van [A] . [B] , [C] en dr. [D] , allen werkzaam bij eiseressen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. [E] , [F] , Bsc en [G] .
Overwegingen
Feiten
1. Eiseressen maken deel uit van de internationaal opererende onderneming [H] N.V. De bedrijfsactiviteiten bestaan onder meer uit de aan- en verkoop van voedingssupplementen, welfare- en wellness producten, natuurproducten en gezondheidsproducten. Het productassortiment van eiseressen bestaat voornamelijk uit diverse voedingssupplementen en de ingrediënten daarvan. Eén van de voedingssupplementen uit het productassortiment betreft het product. Eiseressen kopen een product met de benaming [product 1] (voorheen genaamd [product 1] ) van fabrikant/producent [I] ( [I] ) en brengen dit nadat het door eiseressen in een andere verpakking is gedaan als het product op de markt.
2. Op 23 december 2016 hebben eiseressen ieder een BTI voor het product aangevraagd. Op de aanvraagformulieren onder het kopje “7. Beoogde indeling” hebben eiseressen voorgesteld om het product in te delen onder GN-code 2106 9092.
3. Het Douane Laboratorium heeft voor verweerder een monster van het product geanalyseerd. Bij brief van 20 maart 2017 heeft het Douane Laboratorium verweerder onder meer als volgt gerapporteerd: “Uiterlijk: origineel kartonnen blik met wit poeder, 225 gram. Ingrediënten volgens de verpakking: collageen-peptide. (...) Proteïne (Nx6.25) (...) ca. 100% (...) Vocht (...) 8.7% (...) Samenstelling (...) geen farmaceutische stoffen aangetoond. Het proteïnegehalte berekend op de droge stof bedraagt ca. 100 gewichtspercenten.”.
Het Douane Laboratorium heeft in voornoemde brief geadviseerd om het product in te delen onder GN-code 3504 0090.
4. In de door verweerder op 2 mei 2017 afgegeven BTI’s is onder het kopje “7 Omschrijving van de goederen” het volgende vermeld: “Een eiwitisolaat met -volgens opgave- onder andere de volgende kenmerken en ingrediënten: - in de vorm van een wit poeder; - collageen-peptide; - bestemd voor menselijke consumptie; - kan door bijvoorbeeld dranken, soepen, yoghurt of granen worden geroerd. Het product is opgemaakt voor de verkoop in het klein in een bus van karton met een netto-inhoud van 225 gram.(...)”.
5. In het beroep hebben eiseressen aan de hand van informatie van [I] , het productieproces van het product omschreven. Varkenshuiden ondergaan onder meer een zuurbehandeling en meerdere hittebehandelingen, waarvan de resultaten tot drie keer toe worden gefilterd en uiteindelijk worden gedroogd en verpakt. Eén van de behandelingen bestaat volgens die omschrijvingen uit enzymatische hydrolyse en daaropvolgend enzyminactivering. Ter zitting hebben eiseressen verklaard, dat tijdens het productieproces geen enzymatische hydrolyse plaatsvindt, maar wel enzyminactivering.
Geschil 6. In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder terecht de BTI’s voor het product met daarin vermeld GN-code 3504 0090 heeft afgegeven.
7. Eiseressen stellen dat verweerder het product ten onrechte heeft ingedeeld onder GN-code 3504 0090. Volgens eiseressen is de juiste GN-code van het product 3503 0010, “gelatine en derivaten daarvan”, omdat het product, gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, voldoet aan de bewoordingen van GS-post 3503 en de GS-toelichting daarop. GS-post 3504 is een restpost voor andere proteïnestoffen en derivaten daarvan en deze post komt pas aan de orde wanneer geen andere tariefpost toepassing vindt. Verwezen wordt naar een arrest van de Hoge Raad van 29 november 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1863).
Het product is een zeer zuiver collageen-peptide, ook wel collageen-hydrolysaat of gelatine- hydrolysaat genaamd, hetgeen een gelatinederivaat of bijzonder type gelatine betreft, dat aangemerkt wordt als niet-gelerend gelatineproduct. Deze typering zou blijken uit de productspecificatie van [I] , de verklaringen van Dr. [J] en Dr. [K] en de gezondheidscertificaten van [I] met betrekking tot niet-gelerende gelatine. Daarenboven zou deze typering bevestiging vinden in de relevante vakliteratuur.
Hoewel Verordening (EG) Nr. 853/2004 (houdende de vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong) rechtstreekse toepassing mist voor wat betreft de indeling van de goederen in de GN, omvat bijlage I, onderdeel 7.7 bij deze Verordening wel een heldere definitie van de gebruikelijke betekenis van het begrip gelatine en de strekking ervan in de betrokken wetenschappelijk-technische context. Deze definitie luidt: “Gelatine: natuurlijk, oplosbaar eiwit, gelerend of niet gelerend, verkregen door gedeeltelijke hydrolyse van collageen uit beenderen, huiden, ligamenten en pezen van dieren.”. In zijn arrest van 21 juli 2018 (C-397/17 en C-398/17, Profit Europe N.V.) heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) voor de uitlegging van een begrip uit de GN aangesloten bij een omschrijving in een antidumpingverordening.
De toelichting bij GS-post 3503 stelt ten onrechte dat gelatine een gelerende werking moet hebben. Uit jurisprudentie van het HvJ (zoals bijvoorbeeld het arrest Duval, 26 november 2015, C-44/15, ECLI:EU:C:2015:738) blijkt dat de GS- en GN-toelichtingen weliswaar belangrijke hulpmiddelen zijn bij de uitlegging van de verschillende tariefposten, maar dat deze toelichtingen niet bindend zijn. Tevens blijkt hieruit dat de inhoud van de toelichtingen in overeenstemming moet zijn met de GN-bepalingen en de strekking daarvan niet mag wijzigen en dat GS- en GN-toelichtingen, indien zij in strijd blijken met de tekst van de GN-posten en de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken terzijde geschoven moeten worden. Op grond van de jurisprudentie moet de GS-toelichting in de onderhavige zaak terzijde worden geschoven, nu deze toelichting een ongeoorloofde beperking van de strekking van GS-post 3503 tot gevolg heeft.
Voor wat betreft de invulling en de strekking van de begrippen “gelatine en derivaten daarvan” verwijzen eiseressen ook naar een arrest van de Hoge Raad van 4 november 2016 (ECLI:EU:C:2012:745), waarin wordt geoordeeld: “Het is vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie dat de betekenis en de draagwijdte van begrippen waarvoor het recht van de Europese Unie geen definitie geeft, moeten worden bepaald in overeenstemming met hun in de omgangstaal gebruikelijke betekenis, met inachtneming van de context waarin zij worden gebruikt en de doeleinden die worden beoogd door de regeling waarvan zij deel uitmaken (...).”.
Voor het geval dat de rechtbank van oordeel mocht zijn dat het product toch ook voor indeling onder GS-post 3504 in aanmerking komt, stellen eiseressen dat het product dan op basis van indelingsregel 3a als meer specifieke post nog steeds behoort te worden ingedeeld onder GS-post 3503.
Eiseressen concluderen tot gegrondverklaring van de beroepen en vernietiging van de uitspraken op bezwaar en de BTI’s en verzoeken de rechtbank verweerder op te dragen nieuwe BTI’s af te geven voor GN-code 3503 0010, met veroordeling van verweerder in de proceskosten van de bezwaar- en beroepsprocedures.
8. Verweerder stelt dat hij op basis van het advies van het douanelaboratorium het product onder GN-code 3504 0090 heeft ingedeeld en dat hij zich bij deze indeling heeft gebaseerd op de tekst van GS-post 3504 en de toelichting daarop. Het product heeft volgens verweerder een hoog proteïnegehalte van circa 100% en wordt mede daarom door hem ingedeeld als een proteïne-isolaat van GS-post 3504. Indeling van het product als een gelatine van GS-post 3503 is niet mogelijk, omdat uit de toelichting op GS-post 3503 volgt dat gelatine van die GS-post moet kunnen geleren. Dat er ook gelatine bestaat die niet geleert, doet hier niet aan af. De toelichtingen dienen te worden beschouwd als hulpmiddel en zijn weliswaar geen wettelijke bepalingen, maar gelatine staat in de tekst van de post en in de toelichting staat vervolgens een definitie. Gelatine is afkomstig van het eiwit collageen. Het feit dat in het tarief geen collageen maar gelatine wordt genoemd geeft aan dat de gelatine speciale eigenschappen moet hebben ten opzichte van collageen en volgens verweerder is dit de gelerende werking. Gelatine wordt gebruikt vanwege zijn gelerende werking, terwijl collageen-peptides worden gebruikt voor de werking van de aminozuren, zonder de gelerende werking. Op de verpakking van het product wordt duidelijk gesproken over collageen-peptide en niet over gelatine.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
9. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Relevante regelgeving
Indelingsregel 1
De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en — voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen — de navolgende regels.
Indelingsregel 6
Voor de indeling van goederen onder de onderverdelingen van een post zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van die onderverdelingen en de aanvullende aantekeningen, alsmede „mutatis mutandis” de vorenstaande regels, met dien verstande dat uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde met elkaar kunnen worden vergeleken. Voor de toepassing van deze regel en voor zover niet anders is bepaald, zijn de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken eveneens van toepassing.