Home

Rechtbank Noord-Holland, 15-07-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:5976, AWB - 18 _ 1045

Rechtbank Noord-Holland, 15-07-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:5976, AWB - 18 _ 1045

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
15 juli 2020
Datum publicatie
7 augustus 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:5976
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1045

Inhoudsindicatie

Douanerecht. Invoer uit China van onderdelen van rijwielen. Geen sprake van incomplete rijwielen of wielen in incomplete staat in de zin van indelingsregel 2a, omdat essentiële onderdelen daarvan ontbreken.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: HAA 18/1045

(gemachtigde: C. van Oosten),

en

(gemachtigde: mr. K.M. Chung)

Procesverloop

Verweerder heeft op 18 september 2017 aan eiseres een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) uitgereikt voor een bedrag van € 75.051,59, zijnde € 13.320,71 aan douanerechten op industrieproducten, € 59.734,05 aan definitieve antidumpingrechten en € 1.996,83 aan rente op achterstallen.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de utb gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2020 te Haarlem. Eiseres heeft een exemplaar van een OV-fiets meegenomen en getoond.

Namens eiseres is verschenen: [A] (directeur) en haar gemachtigde.

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. [B] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres houdt zich bezig met handel in en reparatie van (elektrische) fietsen en bromfietsen en onderdelen en accessoires daarvoor. De bedrijfsactiviteiten van eiseres bestaan onder meer uit het importeren van rijwielen (niet gemonteerd) en onderdelen van rijwielen uit China en het assembleren van rijwielen. Daarnaast heeft eiseres rijwielzaken, die zijn gevestigd naast de stations van [plaats 1] en [plaats 2] . Sinds 2009 levert eiseres “OV-fietsen” aan de Nederlandse Spoorwegen (NS).

2. Op 1 oktober 2015 heeft eiseres met de NS een contract afgesloten voor het in 2016 leveren van 1.000 nieuwe OV-fietsen. De rijwielen worden geleverd in de NS-kleuren blauw met geel en dragen op diverse onderdelen de logo’s van OV-fiets.nl en van de NS en zijn voorzien van ingegraveerde nummers. De logo’s en nummers worden al in China op de rijwielen aangebracht.

3. Op 4 maart 2016 heeft eiseres een aangifte voor het vrije verkeer gedaan van diverse fietsonderdelen. Eiseres heeft de door haar aangegeven goederen steeds afzonderlijk omschreven en ingedeeld in de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: GN). Bij de aangifte is een factuur met nummer: 15TB-E1-9801 overgelegd. Deze factuur bevat op de eerste pagina 15 verschillende soorten rijwielonderdelen en op de tweede pagina 6 verschillende soorten rijwielonderdelen.

4. Vaststaat dat alle rijwielonderdelen afkomstig zijn uit China en dat de leverancier de in China gevestigde onderneming [C] , Ltd is.

5. Op 8 december 2016 heeft een controle na invoer plaatsgevonden op het adres van eiseres. Van deze controle is op 6 september 2017 een controlerapport opgemaakt.

6. Naar aanleiding van de controle heeft verweerder het standpunt ingenomen dat

de sturen, stuurpennen en handvatten die onder artikel 1 zijn aangegeven, op grond van indelingsregel 2a moeten worden ingedeeld als stuureenheden in niet-gemonteerde staat in GN-code 8714 9910. Over deze goederen zijn antidumpingrechten verschuldigd. De spaken, de velgen en het velgenlint moeten op grond van indelingsregel 2a als incomplete wielen in niet-gemonteerde staat worden ingedeeld als incompleet wiel in GN-code 8714 9990. Ook over deze goederen zijn antidumpingrechten verschuldigd. De tandwielen hadden in GN-code 8714 9390 moeten worden ingedeeld. Ook over deze goederen zijn antidumpingrechten verschuldigd. Met betrekking tot de terugtraprem heeft verweerder het standpunt ingenomen dat de terugtraprem in GN-code 8714 9920 moet worden ingedeeld. Over deze goederen zijn eveneens antidumpingrechten verschuldigd.

7. Tenslotte heeft verweerder het op alle onderdelen betrekking hebbende standpunt ingenomen dat de aangegeven rijwielonderdelen met toepassing van indelingsregel 2a en op grond van de GN-toelichting op GS-post 8712 als rijwielen van oorsprong uit China in GN-code 8712 0030 moeten worden ingedeeld, waardoor een douanerecht van 14% en een antidumpingrecht van 48,5% verschuldigd is.

Geschil 8. In geschil is of de utb terecht is uitgereikt. Meer specifiek is tussen partijen in geschil of de door eiseres ingevoerde goederen op grond van indelingsregel 2a als incomplete rijwielen in de GN moeten worden ingedeeld.

9. Eiseres stelt dat de utb ten onrechte is uitgereikt. Zij voert daartoe aan dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiseres incomplete rijwielen in de zin van indelingsregel 2a en de GN-toelichting op tariefpost 8712 heeft ingevoerd. Zij meent dat de essentiële onderdelen daarvoor ontbreken. Uit de ingevoerde fietsonderdelen konden geen “niet-complete” fietsen, zoals bedoeld in de GN-toelichting worden gemaakt. Er kon geen enkel paar wielen worden gemaakt, omdat geen enkele voor- of achternaaf in de zending aanwezig was. De benodigde voor- en achternaven voor de onderhavige OV-fietsen heeft eiseres bij een leverancier in Nunspeet ingekocht. Tevens waren er geen onderdelen aanwezig voor het maken van een compleet remsysteem en een pedaalaandrijving.

De in het controlerapport vermelde vertaling waarin de “coaster brake parts” als terugtrapremmen worden aangemerkt is niet correct. De “coaster brake parts” zijn de grepen waarmee de kracht van de terugtraprem wordt overgebracht op het frame, zodat het wiel stopt met draaien.

Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de utb, met veroordeling van verweerder tot de forfaitaire vergoeding van kosten die eiseres heeft moeten maken voor professionele bijstand voor het voeren van zowel de bezwaar- als de beroepsprocedure en tot terugbetaling van de door eiseres betaalde griffierechten.

Eiseres verzoekt tevens om een vergoeding voor immateriële schade vanwege de lange behandelingstermijn van de bezwaar- en de beroepsprocedures.

10. Verweerder stelt dat dat de utb terecht is uitgereikt, omdat op grond van de GN-toelichting op GS-post 8712 niet-complete rijwielen die de essentiële kenmerken bezitten van complete rijwielen, in GS-post 8712 dienen te worden ingedeeld. Tussen partijen is niet in geschil dat frames en vorken zijn ingevoerd. Naast deze frames en vorken zijn diverse andere rijwielonderdelen ingevoerd. Verweerder is van mening dat deze verschillende goederen samen genoeg essentiële kenmerken bezitten om als rijwielen te worden ingedeeld. Met deze verschillende goederen kunnen en worden rijwielen geassembleerd.

Verweerder leidt uit Uitvoeringsverordening (EU) nr. 104/2012 af dat enkel een frame, een voorvork en twee velgen niet voldoende is om deze onderdelen als rijwiel in te delen. In de voorliggende zaak zijn echter veel meer rijwielonderdelen, die gezamenlijk wel het essentiële karakter vormen van een compleet rijwiel.

Subsidiair is verweerder van mening dat op grond van indelingsregel 2a de sturen, de stuurpennen en de handvatten moeten worden ingedeeld als stuureenheden in niet-gemonteerde staat van GN-code 8714 9910 en de spaken, de velgen en het velgenlint als incomplete wielen in GN-code 8714 9990. De tandwielen moeten – nog steeds subsidiair – in GN-code 8714 9390 worden ingedeeld en de terugtraprem in GN-code 8714 9920.

Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

11. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Relevante regelgeving

In Verordening (EEG) nr. 2658/87, met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zijn de inleidende bepalingen van de GN opgenomen. Daarin is bepaald dat voor de indeling van goederen in de GN onder meer de volgende bepalingen (hierna: indelingsregels) gelden:

“1. De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van de hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen – de navolgende regels.

2. a) De vermelding van een goed in een post heeft eveneens betrekking op dat goed in niet-complete of in niet-afgewerkte staat, voor zover dit de essentiële kenmerken van het complete of het afgewerkte goed vertoont. Deze vermelding heeft eveneens betrekking op een compleet of een afgewerkt goed of een op grond van de voorgaande volzin als zodanig aan te merken goed, indien het wordt aangeboden in gedemonteerde of in niet-gemonteerde staat.

(....)”

In de Toelichting IDR op de indelingsregels is - voor zover van belang - het volgende opgenomen:

“I. Het eerste deel van regel 2 a verruimt de draagwijdte van de posten waarin een bepaald artikel genoemd is, zodat zij niet alleen het complete artikel, maar ook het niet complete of niet afgewerkte artikel omvatten, mits het in de staat waarin het wordt aangeboden, de wezenlijke kenmerken van het complete of afgewerkte artikel vertoont.(…)

“Het tweede deel van regel 2 a bepaalt dat een compleet of afgewerkt artikel dat in gedemonteerde of in niet gemonteerde staat wordt aangeboden, onder dezelfde post wordt ingedeeld als het overeenkomstige gemonteerde artikel. Het aanbieden in gedemonteerde of niet gemonteerde staat geschiedt vooral om redenen van verpakking, behandeling en transport.Deze regel is eveneens van toepassing op een niet compleet of niet afgewerkt artikel, dat in gedemonteerde of in niet-gemonteerde staat wordt aangeboden, voor zover dit krachtens het eerste deel van regel 2 a als een compleet of als een afgewerkt artikel moet worden aangemerkt.Voor de toepassing van deze regel moet als een artikel aangeboden in gemonteerde of niet-gemonteerde staat worden aangemerkt, het artikel waarvan de verschillende elementen zijn bestemd om te worden samengevoegd, hetzij door middelen als schroeven, bouten, moeren, enz., hetzij bijvoorbeeld door klinken of lassen onder de voorwaarde dat het enkel om montagebewerkingen gaat.In dit opzicht hoeft geen rekening te worden gehouden met de complexiteit van de montagemethode. De verschillende elementen mogen evenwel niet worden onderworpen aan verdere bewerkingen voor de voltooiing van het eindproduct.Niet gemonteerde elementen die aanwezig zijn in een groter aantal dan nodig is om een compleet artikel te vormen, worden afzonderlijk ingedeeld. (…)”

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1101/2014 van de Commissie van 16 oktober 2014 tot

wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief.

Voor zover van belang:

8712 00

Rijwielen (bakfietsen daaronder begrepen), zonder motor

8712 00 30

– tweewielige rijwielen met kogellagers

8712 00 70

– andere

(...)

8714

Delen en toebehoren van de voertuigen bedoeld bij de posten 8711 tot en met 8713

8714 10

– van motorrijwielen

8714 10 10

– – remmen en onderdelen daarvan

8714 10 20

– – versnellingsbakken, alsmede delen daarvan

8714 10 30

– – wielen, alsmede delen en toebehoren daarvan

8714 10 40

– – knaldempers en uitlaatpijpen; delen daarvan

8714 10 50

– – koppelingen, alsmede delen daarvan

8714 10 90

– – andere

8714 20 00

– van invalidenwagens

– andere

8714 91

– – frames en vorken, alsmede delen daarvan

8714 91 10

– – – frames

8714 91 30

– – – voorvorken

8714 91 90

– – – delen

8714 92

– – velgen en spaken

8714 92 10

– – – velgen

8714 92 90

– – – spaken

8714 93 00

– – naven (andere dan remnaven) en tandwielen voor vrijloop (freewheels)

8714 94

– – remmen, remnaven daaronder begrepen, alsmede delen daarvan

8714 94 20

– – – remmen

8714 94 90

– – – delen

8714 95 00

– – zadels

8714 96

– – pedalen en pedaalaandrijvingen, alsmede delen daarvan

8714 96 10

– – – pedalen

8714 96 30

– – – pedaalaandrijvingen

8714 96 90

– – – delen

8714 99

– – andere

8714 99 10

– – – sturen

8714 99 30

– – – bagagedragers

8714 99 50

– – – derailleurs (kettingschakelaars)

8714 99 90

– – – andere; delen

In de Toelichting EG bij post 8712 is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:

“Deze post omvat eveneens niet-complete rijwielen die de essentiële kenmerken bezitten van complete rijwielen (algemene bepaling 2 a voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur).

Een niet-compleet rijwiel, al dan niet geassembleerd, dient te worden ingedeeld onder post 87.12 indien het bestaat uit een frame, een vork en ten minste twee van de volgende onderdelen:

- een paar wielen,

- een pedaalaandrijving (zie de toelichting EG op onderverdeling 8714 9630),

- een stuureenheid (stuur en voorbouw daaronder begrepen),

- een remsysteem.”

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 104/2012 van de Commissie van 7 februari 2012:

Een zogenoemde ‘fietsset’, waarvan de componenten (een frame, een voorvork en twee velgen) tegelijk worden aangeboden voor inklaring, maar afzonderlijk zijn verpakt, moet met toepassing van de algemene bepalingen 1 en 6 voor de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur onder post 87.14 worden ingedeeld. De ‘set’ kan niet worden aangemerkt als een niet-complete fiets omdat de componenten niet het essentiële karakter hebben van een complete fiets. Zie Verordening (EU) nr. 104/2012 in aant. 3 op post 87.14.

Beoordeling van het geschil

12. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het HvJ, dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie onder meer HvJ 26 april 2017, C-51/16 (Stryker EMEA Supply Chain Services BV), r.o. 39 en 45).

13. Voor het samenvoegen van de verschillende onderdelen heeft verweerder aansluiting gezocht bij het door eiseres met de NS afgesloten contract voor de levering van 1.000 nieuwe OV-fietsen. Naar het oordeel van de rechtbank is evenwel geen sprake van incomplete rijwielen in de zin van indelingsregel 2a, omdat essentiële onderdelen daarvan ontbreken. Met de ingevoerde fietsonderdelen is geen incomplete fiets te maken. Zo ontbreken essentiële onderdelen van de wielen (namelijk de naven), ontbreekt de gehele pedaalaandrijving en zijn de remsystemen niet compleet (aangezien de terugtraprem zich in de – ontbrekende – naaf bevindt). Door het ontbreken van deze essentiële onderdelen kan niet worden geoordeeld, dat het geheel van de wél aanwezige onderdelen de essentiële kenmerken van een rijwiel in complete staat vertoont in de zin van indelingsregel 2a. Voor dit oordeel vindt de rechtbank bevestiging in de EG-toelichting bij GS-post 8712, nu het totaal van de aangegeven onderdelen niet het niveau van het in de toelichting beschreven minimumaantal onderdelen haalt.

14. Met betrekking tot de subsidiaire standpunten van verweerder oordeelt de rechtbank als volgt. De spaken en de velgen die in de aangifte zijn opgenomen kunnen niet worden aangemerkt als wielen in incomplete staat. Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat de naaf (de as) een zodanig essentieel onderdeel van het wiel is, dat bij het ontbreken daarvan geen sprake is van een incompleet wiel in de zin van indelingsregel 2a. Verder heeft eiseres voldoende aannemelijk gemaakt dat slechts onderdelen van de terugtraprem zijn ingevoerd en dat een zeer essentieel onderdeel nog ontbreekt, waardoor van de invoer van een volledige terugtraprem geen sprake is geweest.

15. Tijdens de mondelinge behandeling heeft eiseres erkend dat zij over de in artikel 1 aangegeven sturen, stuurpennen en stuurhandvatten € 3.362 aan antidumpingrechten verschuldigd is. Verweerder heeft deze terecht in rekening gebracht.

16. Verweerder heeft voorts terecht gesteld dat de tandwielen ingedeeld moeten worden in GN-code 8714 9300. Nu deze aanpassing in de indeling voor eiseres geen financiële gevolgen heeft, zal over dit onderwerp niet worden beslist.

17. Gelet op het hiervoor overwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.

De utb dient te worden verminderd tot het bedrag dat voor de sturen, de stuurpennen en stuurhandvatten aan antidumpingrechten is verschuldigd.

Verzoek tot vergoeding van immateriële schade

18. De rechtszekerheid als algemeen aanvaard rechtsbeginsel brengt mee dat

belastinggeschillen binnen een redelijke termijn behoren te worden berecht. Voor de

berechting van de zaak in eerste aanleg heeft als uitgangspunt te gelden dat deze niet binnen een redelijke termijn is geschied indien de rechtbank niet binnen twee jaar nadat die termijn is aangevangen uitspraak doet. In deze termijn is derhalve de duur van de bezwaarfase inbegrepen. In belastingzaken wordt, indien de redelijke termijn is overschreden, behoudens bijzondere omstandigheden verondersteld dat de belanghebbende immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie.

19. De in aanmerking te nemen termijn begint als regel te lopen op het moment waarop verweerder het bezwaarschrift ontvangt. De termijn eindigt op het moment waarop de rechtbank uitspraak doet. In het onderhavige geval is het bezwaarschrift op 21 september 2017 door verweerder ontvangen. Op 27 februari 2018 heeft verweerder daarop uitspraak op bezwaar gedaan. Het hiertegen ingestelde beroep is door de rechtbank ontvangen op

14 maart 2018 Op 15 juli 2020 doet de rechtbank uitspraak. Van bijzondere omstandigheden die aanleiding kunnen zijn voor de verlenging van de redelijke termijn is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.

20. Bij overschrijding van de redelijke termijn dient voor de schadevergoeding als

uitgangspunt een tarief te worden gehanteerd van € 500 per half jaar waarmee die termijn is

overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond.

21. In gevallen waarin de bezwaar- en de beroepsfase tezamen zo lang hebben geduurd dat de redelijke termijn is overschreden, dient de rechter met het oog op toekenning van een vergoeding voor immateriële schade vanwege dat tijdsverloop te beoordelen op welke wijze de termijnoverschrijding moet worden toegerekend aan de bezwaar- en aan de beroepsfase. Daardoor wordt immers bepaald in hoeverre de immateriële schade is toe te rekenen aan het bestuursorgaan onderscheidenlijk de rechtbank. Bij deze toerekening heeft als regel te gelden dat de bezwaarfase onredelijk lang heeft geduurd voor zover de duur daarvan een half jaar overschrijdt, en de beroepsfase voor zover zij meer dan anderhalf jaar in beslag neemt.

22. Gelet op het hiervoor overwogene is de redelijke termijn aangevangen op 21 september 2017 en geëindigd op 15 juli 2020. Dit is een tijdsverloop van (afgerond) 2 jaren en 10 maanden (34 maanden). De redelijke termijn van twee jaar is met 10 maanden overschreden. Daarmee correspondeert een vergoeding voor immateriële schade

van € 1.000. Dit tijdsverloop dient volledig te worden toegerekend aan de beroepsfase en de Staat (in casu de minister van Justitie en Veiligheid) dient daarom een schadevergoeding te betalen.

23. Gelijktijdig met deze zaak zijn de beroepszaken HAA 18/1043 en HAA 18/1044 behandeld. Vanwege de samenhang tussen de zaken en gelet op het feit dat de rechtbank in de zaak HAA 18/1043 een schadevergoeding heeft toegekend, zal de rechtbank met toepassing van het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:252, r.o. 3.10.2) voor de onderhavige zaak geen schadevergoeding vaststellen.

Proceskosten en griffierecht

24. Nu het beroep gegrond zal worden verklaard, is er aanleiding verweerder op de voet van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van eiseres. Bij deze proceskostenveroordeling zal ook rekening worden gehouden met de samenhang met de gelijktijdig en gezamenlijk behandelde zaken HAA 18/1043 en HAA 18/1044.

25. Het verzoek van eiseres om verweerder te veroordelen in de werkelijke proceskosten zal worden afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is er tussen partijen een normale discussie ontstaan over de toelaatbaarheid van de samenvoeging van verschillende aangiften en in deze discussie is eiseres niet onredelijk behandeld.

26. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van de bezwaren en de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 2.883 (3 punten voor het indienen van de bezwaarschriften met een waarde van € 261 per punt; 3 punten voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting bij de gezamenlijke behandeling van de beroepschriften met een waarde van € 525 per punt en een wegingsfactor 1). Gelet op de samenhang met de tegelijkertijd ter zitting behandelde zaken kent de rechtbank een derde van deze vergoeding in deze zaak aan eiseres toe, zijnde € 961.

Nu aan eiseres voor deze zaak geen griffierecht in rekening is gebracht, bestaat er geen aanleiding om verweerder op te dragen deze te vergoeden.

Beslissing

Rechtsmiddel