Rechtbank Noord-Holland, 19-08-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:6293, HAA 19/5733
Rechtbank Noord-Holland, 19-08-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:6293, HAA 19/5733
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 19 augustus 2020
- Datum publicatie
- 24 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:6293
- Zaaknummer
- HAA 19/5733
Inhoudsindicatie
verzet te laat ingediend. Niet verschoonbaar. Geen volmacht ontvangen.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/5733 V
(gestelde gemachtigde: [A] ).
Procesverloop
Opposante heeft beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 5 maart 2020 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposante heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.
Overwegingen
1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn een machtiging is ingediend, geen kopie van het bestreden besluit heeft bijgevoegd en het beroepschrift niet is voorzien van de adres gegevens van opposante.
2. Alvorens in deze verzetzaak te kunnen beoordelen of de rechtbank in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is, dient de rechtbank ambtshalve eerst na te gaan of opposante haar verzetschrift tijdig heeft ingediend.
3. Gelet op het bepaalde in artikel 8:55, eerste lid, van de Awb zijn bij de beoordeling van het verzet onder meer de artikelen 6:4, derde lid, 6:5 tot en met 6:9 en 6:11 van de Awb van overeenkomstige toepassing.
4. Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken. De termijn vangt op grond van artikel 6:8 van de Awb aan met ingang van de dag na die waarop de uitspraak aan de belanghebbende is verzonden.
5. Op grond van het bepaalde in artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend verzetschrift achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
6. In het onderhavige geval is de uitspraak door de rechtbank op 5 maart 2020 aangetekend verzonden. De verzetstermijn ving derhalve aan op 6 maart 2020 en eindigde op 16 april 2020. Het verzetschrift is gedagtekend op 14 maart 2020 en door de rechtbank op 29 april 2020 ontvangen. Het verzet is dus niet ingediend binnen de daarvoor geldende termijn van zes weken.
7. Na ontvangst van de hiervoor vermelde brief heeft de rechtbank in deze procedure meerdere aanvullende stukken ontvangen. Een van die brieven is ontvangen op 12 mei 2020. Deze brief heeft een dagtekening van 15 april 2020. Opposante heeft deze brief gericht aan het adres “Antwoordnummer 1768, 2000 VC te Haarlem”. Dit is echter niet correspondentieadres van de rechtbank (Postbus 1621, 2003 BR te Haarlem), zoals deze wordt vermeld in de brieven van de rechtbank.
8. Bij aangetekende brief van 26 mei 2020 heeft de rechtbank opposante in de gelegenheid gesteld, binnen twee weken, schriftelijk mee te delen waarom zij na afloop van de termijn verzet heeft ingediend. In geen van de in deze procedure ontvangen brieven wordt ingegaan op het niet tijdig instellen van verzet. Niet valt uit te sluiten dat opposante het verzetschrift met dagtekening 15 april 2020 (tijdig) ter post heeft bezorgd, maar het onjuist adresseren kan niet tot verschoonbaarheid leiden. De gevolgen van de wijze van verzending en onjuiste adressering komen voor rekening en risico van opposante.
9. Bij de hiervoor vermelde brief is een kopie gevoegd van een brief van 14 maart 2020. Voor zover opposante onder verwijzing naar deze brief stelt dat dit als verzetschrift dient te worden aangemerkt, overweegt de rechtbank dat de rechtbank deze brief nimmer van opposante heeft ontvangen, anders dan als bijlage bij haar andere brieven.
10. Bij het voorgaande komt dat [A] , de indiener van het verzetschrift, heeft verzuimd bij het verzetschrift een machtiging over te leggen. Bij aangetekende brief van 15 juni 2020 heeft de rechtbank hem/haar verzocht dat alsnog te doen. Uit de van PostNL beschikbare gegevens is gebleken dat deze brief op 16 juni 2020 is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend.
11. De rechtbank heeft binnen de gestelde termijn van twee weken geen machtiging ontvangen. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb.
12. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het verzet niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier, op 19 augustus 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.