Home

Rechtbank Noord-Holland, 20-08-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:6397, HAA 20/1940

Rechtbank Noord-Holland, 20-08-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:6397, HAA 20/1940

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
20 augustus 2020
Datum publicatie
24 november 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:6397
Zaaknummer
HAA 20/1940

Inhoudsindicatie

KNO. geen verschoonbare termijnoverschrijding. beroep na beroepstermijn ingediend.

Uitspraak

Zittingsplaats Alkmaar

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 20/1940

en

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 17 januari 2020 tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 29 november 2019 inzake aan haar opgelegde aanslag Afvalstoffenheffing 2019 een tweede bezwaarschrift ingediend bij verweerder.

Verweerder heeft deze brief aangemerkt als beroepschrift en bij brief van 20 maart 2020

op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ter verdere

behandeling aan deze rechtbank doorgezonden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.

3. Vast staat dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 29 november 2019 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 10 januari 2020.

4. Eiseres heeft het beroepschrift ingediend op 17 januari 2020. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend. Eiser voert hiertoe aan dat hij geheel onwetend was van de te late indiening van het beroepschrift. Eiser stelt dat hij in de veronderstelling was dat, nu zijn bezwaarschriften gericht tegen de aanslagen afvalstoffenheffing over de jaren 2017 en 2018 allebei zijn afgewezen op 6 december 2019 zij er zonder er bij na te denken vanuit is gegaan dat dit ook de afwijzingsdatum van onderhavig bezwaar was. Nadat de rechtbank bij brief van 16 juli 2020 de reden van het te laat indienen van het beroepschrift bij eiseres heeft opgevraagd, realiseert eiseres zich dat zij onachtzaam is geweest omdat onderhavig bezwaar niet op 6 december 2019 maar op 29 november 2019 is afgewezen, met als gevolg overschrijding van de beroepstermijn. Tegen de aanslagen afvalstoffenheffing voor de jaren 2017 en 2018 heeft eiseres op 18 september 2019 bezwaar ingediend (verweerder wijst deze bezwaren op 6 december 2019 af, mitsdien 79 dagen later). Tegen de aanslag afvalstoffenheffing 2019 heeft eiseres op 2 juli 2019 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft dit bezwaar op 29 november 2019 afgewezen, dat is 150 dagen later). Eiseres stelt dat er blijkbaar voor de gemeente geen afdoeningstermijn en een daaraan gekoppelde sanctie bestaat.

5. De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van wat eiseres heeft aangevoerd kan geen verschoonbare termijnoverschrijding worden aangenomen. Het is de verantwoordelijkheid van eiseres om binnen de termijn van zes weken beroep in te stellen. Dat eiseres dit door onoplettendheid heeft nagelaten komt, ook in de door eiseres aangegeven omstandigheden, voor haar rekening en risico en maakt de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. De rechtbank merkt op dat er voor verweerder ook regels zijn wat betreft het beslissen op een bezwaarschrift. Wanneer een bezwaarschrift wordt ingediend binnen zes weken na de datum op de aanslag, dan moet verweerder het bezwaar afhandelen in hetzelfde kalenderjaar. De rechtbank stelt vast dat verweerder het ingediende bezwaar binnen de wettelijke termijn heeft behandeld.

6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Koenis, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op

Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel