Rechtbank Noord-Holland, 20-08-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:6398, HAA 20/2450
Rechtbank Noord-Holland, 20-08-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:6398, HAA 20/2450
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 20 augustus 2020
- Datum publicatie
- 24 augustus 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:6398
- Zaaknummer
- HAA 20/2450
Inhoudsindicatie
beroep KNO
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/2450
en
Procesverloop
Eiser heeft op 25 april 2020 tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 13 maart 2020 digitaal beroep ingesteld.
Overwegingen
1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
3. Vast staat dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 13 maart 2020 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 24 april 2020.
4. Eiser heeft het beroepschrift digitaal ingediend op 25 april 2020 om 23:59 uur. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
5. Bij aangetekende brief van 22 juni 2020 heeft de rechtbank eiser in de gelegenheid gesteld schriftelijk te laten weten waarom hij het beroepschrift na afloop van de termijn heeft ingediend. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 23 juni 2020 is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Eiser heeft niet gereageerd.
6. Het is de rechtbank dan ook niet gebleken dat eiser een goede verontschuldiging heeft voor de te late indiening van het beroepschrift.
7. Verder merkt de rechtbank op dat eiser, gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, in verzuim is geweest binnen de gestelde termijn de gronden van het beroep in te dienen. Eveneens bij aangetekend verzonden brief van 22 juni 2020 is eiser gewezen op dit verzuim en is hij verzocht om dit uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eiser niet aan dit verzoek voldoet, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Eiser heeft niet gereageerd.
8. Het beroep is gezien het bovenstaande kennelijk niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Koenis, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: