Rechtbank Noord-Holland, 31-01-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:687, AWB - 18 _ 2785
Rechtbank Noord-Holland, 31-01-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:687, AWB - 18 _ 2785
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 31 januari 2020
- Datum publicatie
- 13 maart 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:687
- Zaaknummer
- AWB - 18 _ 2785
Inhoudsindicatie
Het dossier bevat vele aanwijzingen die zowel passen bij een scenario waarin eiseres als zorgverlener werkzaam is geweest als bij een scenario waarin sprake is van identiteitsfraude. Bij de aanwijzingen waarop verweerder zich beroept kunnen zoveel kanttekeningen worden geplaatst, dat deze de conclusie dat eiseres als zorgverlener heeft gewerkt niet voldoende kunnen dragen. Dat betekent dat verweerder niet in zijn bewijslast is geslaagd.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 18/2785, 18/2786, 18/2787 en 18/2788
en
Procesverloop
Zaaknummer HAA 18/2785
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2011 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (tevens verzamelinkomen) van € 35.890. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van € 770 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft voor het jaar 2011 een navorderingsaanslag inkomensafhankelijk bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) opgelegd berekend naar een bijdrage-inkomen van € 14.345. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van € 135 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Zaaknummer HAA 18/2786
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2012 een navorderingsaanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (tevens verzamelinkomen) van € 24.703. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van € 399 aan belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft voor het jaar 2012 een navorderingsaanslag ZVW opgelegd berekend naar een bijdrage-inkomen van € 5.128. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van € 33 aan belastingrente in rekening gebracht.
Zaaknummer HAA 18/2787
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2014 een aanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (tevens verzamelinkomen) van € 36.720. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van € 134 aan belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft voor het jaar 2014 een aanslag ZVW opgelegd berekend naar een bijdrage-inkomen van € 18.533. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van € 31 aan belastingrente in rekening gebracht.
Zaaknummer HAA 18/2788
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2015 een aanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (tevens verzamelinkomen) van € 28.693. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van € 216 aan belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft voor het jaar 2015 een aanslag ZVW opgelegd berekend naar een bijdrage-inkomen van € 13.188. Bij afzonderlijke beschikking is een bedrag van € 9 aan belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar de (navorderings)aanslagen en beschikkingen heffingsrente en belastingrente gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroepen ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2019 te Haarlem.
Eiseres is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. [A] en [B] .
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen alsnog alle op de zaken betrekking hebbende stukken over te leggen.
Verweerder heeft bij brief van 27 mei 2019 stukken toegezonden.
Bij brief van 11 juni 2019 heeft eiseres haar reactie op deze stukken gegeven.
Verweerder heeft bij brief van 6 augustus 2019 gereageerd op de reactie van eiseres, waarna eiseres bij brief van 4 september 2019 heeft gereageerd op voormelde brief van verweerder.
Bij brief van 11 oktober 2019 heeft de rechtbank partijen bericht het onderzoek te sluiten omdat geen van hen desgevraagd te kennen heeft gegeven op een zitting te willen worden gehoord.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres is geboren op [#] en heeft drie kinderen: [C] , geboren op [#] , [D] , geboren op [#] en [E] , geboren op [#] . Eiseres was in de onderhavige jaren ongehuwd.
2. Eiseres heeft op 8 november 2012 voor het jaar 2011 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (tevens verzamelinkomen) van € 21.545, bestaande uit een bijstandsuitkering van € 21.705 verminderd met € 160 aftrek specifieke zorgkosten. Verweerder heeft conform de ingediende aangifte met dagtekening 7 maart 2014 de definitieve aanslag ib/pvv 2011 van eiseres vastgesteld. Het bedrag van de aanslag was nihil.
3. Eiseres is in 2012 niet uitgenodigd tot het doen van aangifte en zij heeft voor het jaar 2012 geen aangifte ib/pvv gedaan. Eiseres heeft in 2012 een bijstandsuitkering van € 19.043 genoten.
4. Eiseres heeft voor het jaar 2014 op 29 november 2015 aangifte gedaan naar een verzamelinkomen van nihil. Eiseres heeft in 2014 een bijstandsuitkering genoten van € 18.187.
5. Bij brieven van 8 maart 2016 heeft verweerder eiseres bericht van plan te zijn om af te wijken van de aangiften ib/pvv 2011, 2012 en 2014 in verband met inkomsten uit een persoonsgebonden budget. Eiseres heeft vervolgens telefonisch contact opgenomen met verweerder waarbij zij te kennen heeft gegeven dat zij dergelijke inkomsten niet heeft genoten. Op 31 maart 2016 heeft eiseres bij de politie (eenheid [F] ) een melding gedaan van identiteitsfraude. Hiervan is geen proces-verbaal opgemaakt. De melding is wel geregistreerd.
6. Na correspondentie over en weer heeft eiseres op 24 augustus 2016 voor het jaar 2014 een aangiftebiljet ib/pvv bij verweerder ingediend met daarop vermeld een bedrag aan overige inkomsten van € 18.100.
7. Eiseres heeft op 28 juni 2016 voor het jaar 2015 aangifte ib/pvv gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (tevens verzamelinkomen) van € 14.805, bestaande uit een bijstandsuitkering van € 14.805.
8. Op 18 juli 2017 is eiseres door verweerder gehoord in verband met de behandeling van haar bezwaarschriften tegen de (navorderings)aanslagen 2011, 2012 en 2014. Tijdens het hoorgesprek is afgesproken dat eiseres bij de politie aangifte zal doen van identiteitsfraude.
9. Eiseres heeft op 30 juli 2017 bij de politie (eenheid [F] ) aangifte gedaan van het opgeven van een valse hoedanigheid. Blijkens het proces-verbaal van aangifte heeft eiseres onder meer verklaard:
”kennelijk heeft iemand van het jaar 2011 tot op heden mijn persoonsgegevens gebruikt waardoor er foutieve aanslagen/persoonsgebonden budget zou zijn ontstaan.”
Geschil 10. In geschil is of de (navorderings)aanslagen ib/pvv en ZVW over de jaren 2011, 2012, 2014 en 2015 terecht zijn opgelegd.
11. Eiseres ontkent dat zij werkzaam is geweest als zorgverlener en dat zij de door verweerder gestelde bedragen heeft ontvangen. Eiseres stelt dat iemand anders zich voor haar moet hebben uitgegeven. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen.
12. Verweerder stelt dat eiseres werkzaamheden als zorgverlener heeft verricht en dat zij de inkomsten daaruit ten onrechte niet heeft aangegeven. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
13. Op verweerder rust de last aannemelijk te maken dat de (navorderings)aanslagen niet ten onrechte aan eiseres zijn opgelegd. In alle zaken is beslissend of vast komt te staan dat eiseres werkzaamheden als zorgverlener heeft verricht. De rechtbank heeft in dit verband dus te beoordelen of hetgeen verweerder heeft aangevoerd in het licht van de overgelegde stukken en hetgeen eiseres daar tegenin heeft gebracht voldoende is om die conclusie te kunnen dragen. Bij de beoordeling dient steeds zowel het scenario dat eiseres als zorgverlener heeft gewerkt als het scenario dat sprake is van identiteitsfraude in het achterhoofd te worden gehouden.
14. Verweerder heeft ter onderbouwing van zijn standpunt in de verweerschriften het volgende aangevoerd:
- -
-
De Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) heeft de inkomsten van eiseres in de jaren 2011, 2012, 2014 en 2015 aan de hand van de door de budgethouders overgelegde verantwoordingen van hun budgetten aan verweerder doorgegeven;
- -
-
De vertegenwoordigers van de erven van de budgethouders hebben verklaard dat eiseres in deze jaren werkzaam is geweest als zorgverlener;
- -
-
Eiseres heeft met het bedrijf [G] een overeenkomst voor facturatie, incasso en doorbetaling gesloten (hierna: facturatieovereenkomst);
- -
-
De handtekening op deze overeenkomst komt overeen met de handtekening op de kopie van het legitimatiebewijs van eiseres;
- -
-
Het op deze overeenkomst vermelde mobiele telefoonnummer van eiseres komt overeen met het door eiseres opgegeven mobiele telefoonnummer op de door haar ingediende aangifte ib/pvv 2011;
- -
-
Uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat eiseres als beroep het verlenen van zorg heeft;
- -
-
[G] heeft de budgethouders namens eiseres diverse facturen gestuurd;
- -
-
Op de jaaroverzichten die [G] heeft overgelegd staat dat de bedragen op verzoek van eiseres zijn overgemaakt op de bankrekening van [H] , een persoon die niet in Nederland woonachtig was.
15. Verweerder heeft ter nadere onderbouwing van zijn standpunt in zijn brief van 27 mei 2019 het volgende aangevoerd:
- -
-
Uit een brief van mevrouw [I] , de dochter van budgethouder [J] , blijkt dat eiseres in 2014 zorg heeft verleend aan deze budgethouder. Bij deze brief is een zorgovereenkomst tussen eiseres en de budgethouder, een verklaring arbeidsrelatie winst uit onderneming (hierna: VAR-wuo) 2013 en een VAR-wuo 2014 en e-mailcorrespondentie tussen de dochter en eiseres gevoegd;
- -
-
Uit een brief van de dochter van budgethouder [K] blijkt dat eiseres in 2014 zorg heeft verleend aan de budgethouder. Bij deze brief zijn 12 facturen van [G] gevoegd;
- -
-
Uit de facturen van [G] blijkt dat nachttoeslagen en reiskosten die overeenkomen met het tarief van een treinkaartje retour [F] - Kerkrade zijn vergoed;
- -
-
Bij de vragenbrieven die verweerder aan de familieleden van de budgethouders heeft gezonden is een kopie gevoegd van het identiteitsbewijs van eiseres.
16. Verweerder heeft ter nadere onderbouwing van zijn standpunt in zijn brief van 6 augustus 2019 - samengevat - het volgende aangevoerd:
- -
-
Uit informatie die van de SVB is ontvangen blijkt dat eiseres bij haar werkzaamheden als zorgverlener gebruik heeft gemaakt van de diensten van [L] , [M] en [G] als zorgbureau’s voor het opstellen van de zorgovereenkomsten, de facturering aan de verzekerde en de verantwoording aan de SVB;
- -
-
Eiseres heeft een VAR-wuo aangevraagd en gekregen voor de jaren 2013 en 2014;
- -
-
Eiseres heeft zich ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;
- -
-
Er zijn ten name van eiseres zorgovereenkomsten gesloten;
- -
-
Eiseres heeft haar salarisadministratie uitbesteed aan zorgbureau [G] ;
- -
-
Een kopie van de identiteitskaart van eiseres bevindt zich in de administratie van [G] ;
- -
-
Eiseres heeft verzocht bedragen uit te betalen op de ING-rekening met rekeningnummer [#] ten name van ‘ [N] ’;
- -
-
Eiseres heeft periodiek declaratieformulier(en) ingeleverd;
- -
-
Eiseres heeft periodiek overzichten ontvangen op haar huisadres van Financieel Adviesbureau [L] (hierna: [L] ); en
- -
-
Er zijn diverse mails aanwezig van eiseres omtrent de verzorging van haar cliënten.
Voorts heeft verweerder in deze brief ter nadere toelichting onder meer opgemerkt:
- -
-
Zonder concrete aanwijzing van hetgeen nog zou moeten worden onderzocht, is het niet voorstelbaar dat een nader onderzoek tot een andere uitkomst zou leiden dan dat eiseres werkzaamheden als zorgverlener heeft verricht;
- -
-
De opbrengsten in verband met de werkzaamheden als zorgverlener zijn in opdracht van eiseres uitbetaald op de bankrekening van [H] , een in [#] geboren man, woonachtig te [F] , en vader van vier kinderen, waarvan er drie op zijn adres zijn ingeschreven. Eiseres heeft deze bankrekening gebruikt om de inkomsten buiten het zicht van de fiscus te houden;
- -
-
Eiseres is betaald voor diensten tot en met mei 2012 en vervolgens vanaf januari 2014. Dit past bij het gebruikelijke patroon dat niet wordt gewerkt in de perioden voorafgaand aan en volgend op de bevalling, in dit geval de geboorte van de dochter van eiseres op [#] ;
- -
-
De handtekeningen in het dossier zijn van eiseres en sterk gelijkend. Niets duidt op een vervalsing;
- -
-
Het is niet mogelijk dat de VAR-wuo’s zijn vervalst, aangezien deze uitsluitend op aanvraag van de belastingplichtige worden verstrekt en naar het huisadres worden verzonden. Indien er sprake zou zijn van een vervalsing zou dit eiseres ertoe hebben moeten aanzetten om stappen te ondernemen;
- -
-
Het identiteitsbewijs van eiseres is bij het zorgbureau opgevraagd door de inspecteur. Het is niet vreemd dat het meest recente is toegezonden. Als sprake zou zijn van fraude valt te verwachten dat een ouder identiteitsbewijs zou opduiken;
- -
-
Er bevinden zich in het dossier kopieën van twee verschillende identiteitsbewijzen waarop eiseres voldoende herkenbaar is.
17. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn betoog dat de handtekeningen in het dossier die verweerder aan eiseres toeschrijft sterk gelijkend zijn en dat niets duidt op een vervalsing. Op het oog is juist geen handtekening op de zorgovereenkomsten, de declaratieformulieren en de facturatieovereenkomst hetzelfde. Deze handtekeningen verschillen ook van de handtekeningen op stukken waarvan vast staat dat eiseres ze heeft ondertekend, zoals die op de identiteitskaart, op het beroepschrift en op overige correspondentie van eiseres met de rechtbank in het kader van deze procedure. Het is overigens niet ongebruikelijk dat handtekeningen afkomstig van dezelfde persoon verschillen. In het onderhavige geval wordt dit geïllustreerd door het feit dat ook de handtekeningen waarvan vast staat dat eiseres ze heeft gezet onderling verschillen. Verweerder heeft geen onderzoek laten doen naar de authenticiteit van de handtekeningen. De rechtbank beschikt ook overigens niet over nadere informatie op grond waarvan voldoende aannemelijk kan worden geacht dat de handtekeningen op de zorgovereenkomsten, de declaratieformulieren en de facturatieovereenkomst van eiseres afkomstig zijn. Het is dus bij voorbaat niet méér aannemelijk dat deze handtekeningen van eiseres afkomstig zijn dan dat zij van iemand anders afkomstig zijn.
18. Ter zitting heeft eiseres ter toelichting op haar stelling dat zij geen partij is bij de facturatieovereenkomst opgemerkt dat zij na kennis genomen te hebben van het standpunt van verweerder contact heeft gezocht met [G] omdat zij boos was dat haar gegevens op de facturatieovereenkomst zijn vermeld, en dat zij toen alleen te horen heeft gekregen dat [G] niet langer actief was. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd te kennen gegeven dat hij geen contact heeft gezocht met [G] om de identiteit van eiseres te verifiëren. Naar het oordeel van de rechtbank vindt de stelling van verweerder in zijn brief van 6 augustus 2019 dat de kopie van de identiteitskaart van eiseres door verweerder is ontvangen van [G] onvoldoende steun in de stukken. Deze stelling is bovendien niet te verenigen met de (uiteindelijke) verklaring ter zitting van verweerder dat de kopie van de identiteitskaart is aangetroffen in het papieren dossier van eiseres dat zodanig slecht geordend was dat niet meer te achterhalen is hoe deze daarin terechtgekomen is. Voor zover verweerder bedoelt terug te komen op deze verklaring en thans opnieuw het standpunt te verdedigen dat de ontvangst van de kopie van [G] aannemelijk maakt dat eiseres de facturatieovereenkomst is aangegaan, overweegt de rechtbank dat het haar ontgaat hoe een identiteitsbewijs uit november 2015 kan zijn overgelegd bij de totstandkoming van de facturatieovereenkomst in juli 2011. Het betoog van verweerder dat in het geval van identiteitsfraude juist te verwachten zou zijn geweest dat een kopie van een oudere identiteitskaart zou worden overgelegd gaat er ten onrechte aan voorbij dat de facturatieovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd en dat niet valt in te zien waarom de opdrachtgever zich na de totstandkoming daarvan nogmaals bij [G] zou identificeren. De rechtbank acht al met al veeleer aannemelijk dat de kopie van de identiteitskaart is gemaakt tijdens een bezoek van eiseres aan het kantoor van verweerder, zoals eiseres in het bezwaarschrift, ter zitting en later in haar schriftelijke reacties steeds heeft verklaard. De omstandigheid dat in de facturatieovereenkomst naam, adres (overigens niet geheel correct; zie overweging 21 hierna), woonplaats, BSN-nummer en telefoonnummer van eiseres staan vermeld acht de rechtbank in het onderhavige geval, waarin juist een beroep is gedaan op identiteitsfraude, op zichzelf niet voldoende om te concluderen dat eiseres deze overeenkomst is aangegaan. Aangezien niet aannemelijk is geworden dat de kopie van de identiteitskaart van eiseres van [G] afkomstig is en verweerder geen onderzoek heeft gedaan naar de totstandkoming van de facturatieovereenkomst, valt niet uit te sluiten dat bij het invullen van de gegevens geen adequate controle van de identiteit van de opdrachtgever heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het geval een blanco facturatieovereenkomst door [G] per post is opgestuurd en ingevuld en ondertekend per post retour is ontvangen.
19. Met betrekking tot het betoog van verweerder dat uit de stukken moet worden afgeleid dat eiseres zorgovereenkomsten is aangegaan en dat namens de budgethouders (de wederpartijen bij de zorgovereenkomsten) is verklaard dat eiseres degene is die in de onderhavige jaren werkzaamheden als zorgverlener heeft verricht, overweegt de rechtbank als volgt. Het is juist dat de overgelegde zorgovereenkomsten met [K] en [J] gegevens van eiseres bevatten. Het is ook juist dat de overgelegde verklaringen ertoe strekken dat mevrouw [X 1] zorg/hulp heeft verleend in de onderscheiden belastingjaren. De verklaringen bestaan echter uit één pagina voorgedrukte tekst waarop geen andere identificerende gegevens dan de initialen en de achternaam van eiseres zijn vermeld. Nergens valt uit af te leiden dat bijvoorbeeld een foto van eiseres ter identificatie als bijlage is meegezonden. Verweerder heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat degenen die de verklaringen hebben afgegeven daarbij ook daadwerkelijk de persoon van eiseres voor ogen hebben gehad. De rechtbank tekent hierbij aan dat niet duidelijk is geworden waarom verweerder geen navraag heeft gedaan bij [G] of bij [M] , die als betrokken bij de organisatie van de werkzaamheden contact moeten hebben gehad met de zorgverlener en daarom wellicht meer hadden kunnen verklaren over de identiteit van de zorgverlener. De rechtbank concludeert dat de zorgovereenkomsten noch de verklaringen namens de budgethouders voldoende steun bieden aan de stelling van verweerder dat eiseres bij de budgethouders als zorgverlener heeft gewerkt.
20. Ook de door mevrouw [I] overgelegde stukken zijn onvoldoende te herleiden tot eiseres. Het enkele gebruik van de naam [X 1] in deze correspondentie acht de rechtbank daarvoor niet genoeg, en een nadere onderbouwing dat het e-mailadres [@] door eiseres is gebruikt ontbreekt. Dit e-mailadres komt in ieder geval niet overeen met het e-mailadres [@@] vermeld op de facturatieovereenkomst of met het e-mailadres [@@@] dat eiseres in haar correspondentie met de rechtbank heeft gebruikt. De door [I] overgelegde VAR-wuo’s 2013 en 2014 bevatten weliswaar de naam- en adresgegevens van eiseres, maar ook een kenmerk waarin niet het BSN-nummer van eiseres is verwerkt. Uit de door verweerder overgelegde stukken leidt de rechtbank af dat het gaat om het BSN-nummer van [P] te [F] . De rechtbank gaat daarom voorbij aan het betoog van verweerder dat het niet mogelijk is een VAR te vervalsen omdat deze uitsluitend op aanvraag van de belastingplichtige zelf wordt verstrekt. Verweerder heeft zelf geen afschriften van op naam en BSN-nummer van eiseres afgegeven VAR-wuo’s 2013 en 2014 overgelegd. De rechtbank houdt het er daarom voor dat de overgelegde VAR-wuo’s 2013 en 2014 zijn vervalst en dat aan eiseres geen VAR-wuo’s 2013 en 2014 zijn verstrekt. Daarvan uitgaande is er voor eiseres geen aanleiding geweest stappen te ondernemen tegen identiteitsfraude vanwege de ontvangst van (vervalste) VAR-wuo’s 2013 en 2014 op haar adres.
21. Eiseres heeft ter zitting betwist dat zij de jaaroverzichten van de gemaakte omzet en kosten van [L] heeft ontvangen. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat deze stukken waarschijnlijk door een medewerker bij de SVB zijn opgevraagd en zo in het dossier van eiseres terechtgekomen zijn. De rechtbank begrijpt echter dat verweerder ook stelt dat te verwachten zou zijn geweest dat eiseres identiteitsfraude eerder zou hebben aangekaart omdat zij van deze stukken kennis moet hebben genomen door de ontvangst op haar huisadres. De omstandigheid dat op de overzichten als adres van eiseres [Q] ’ staat vermeld acht de rechtbank onvoldoende om te kunnen concluderen dat eiseres daarvan kennis heeft genomen. Een huisnummeraanduiding als ‘-1’ of ‘-I’ ontbreekt, terwijl vast staat dat eiseres op de eerste verdieping woont. Voorts heeft verweerder niet nader onderzocht en daarmee onvoldoende onderbouwd dat de overzichten aan eiseres zijn toegezonden. Aangezien daarmee niet aannemelijk is geworden dat eiseres eerder kennis heeft genomen van de overzichten van [L] dan nadat verweerder vragen is gaan stellen over werkzaamheden als zorgverlener, kan haar op grond daarvan niet worden tegengeworpen dat zij niet eerder actie heeft ondernomen tegen identiteitsfraude.
22. Verweerder heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat eiseres het beroep van zorgverlener heeft uitgeoefend gewezen op een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, waaruit blijkt dat eiseres op 2 maart 2015 per 1 januari 2015 onder de naam [R] als eenmanszaak is ingeschreven. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat zij een bijstandsuitkering genoot en dat zij zich op advies van haar klantmanager heeft laten inschrijven in het handelsregister om werkzaamheden te kunnen verrichten in een verpleeghuis zoals het rondbrengen van koffie en thee en begeleiding naar het toilet. Dat zij een achtergrond heeft in de sociale dienstverlening en geen opleiding heeft gedaan als zorgverlener was volgens de klantmanager voor werkzaamheden als deze geen probleem, aldus eiseres. Eiseres heeft voorts toegelicht dat het ook alleen bij dit soort werkzaamheden is gebleven. Verweerder heeft een en ander niet weersproken. De rechtbank is van oordeel dat de enkele inschrijving van eiseres in het handelsregister per 1 maart 2015 onder de naam [R] onvoldoende steun biedt aan het standpunt van verweerder dat eiseres in de jaren 2011, 2012, 2014 en 2015 het beroep van zorgverlener heeft uitgeoefend. De inschrijving heeft immers geen betrekking op de jaren vóór 2015, bevat geen omschrijving van de aard van de werkzaamheden en vermeldt dat de eenmanszaak economisch niet actief is.
23. De rechtbank acht aannemelijk dat de verstrekte reiskostenvergoeding overeenkomt met een reis per openbaar vervoer vanuit [Z] . Dat is een aanwijzing dat degene die de werkzaamheden als zorgverlener heeft verricht in [Z] woont. Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat de bankrekening waarnaar het loon is overgemaakt op naam staat van [H] , woonachtig in [F] . Zonder nadere aanwijzingen acht de rechtbank daarmee echter niet aannemelijk gemaakt dat eiseres degene is die de werkzaamheden heeft uitgevoerd. Als het juist zou zijn dat [H] op verzoek van eiseres loon voor werkzaamheden als zorgverlener heeft ontvangen, ligt het in de rede te veronderstellen dat dit loon op enig moment zijn weg naar de portemonnee van eiseres zou hebben vervolgd. Uit niets is echter gebleken dat verweerder onderzoek heeft gedaan naar enige relatie tussen eiseres en [H] of naar wat er na ontvangst op de bankrekening van [H] met de gelden is gebeurd. Het betoog van verweerder dat de zorgverlener heeft gewerkt tot en met mei 2012 en daarna weer sinds januari 2014 en dat dit aansluit bij de zwangerschap en bevalling van eiseres van dochter [E] op [#] kan niet als zodanige aanwijzing gelden, aangezien deze periode daarvoor veel te ruim is. De rechtbank gaat aan de overige argumenten van verweerder voorbij, aangezien deze slechts voortbouwen op het hiervoor reeds verworpen betoog dat eiseres degene is die de facturatieovereenkomst en de zorgovereenkomsten heeft gesloten.
24. Het dossier bevat vele aanwijzingen die zowel passen bij een scenario waarin eiseres als zorgverlener werkzaam is geweest als bij een scenario waarin sprake is van identiteitsfraude. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat bij de aanwijzingen waarop verweerder zich beroept zoveel kanttekeningen kunnen worden geplaatst, dat deze de conclusie dat eiseres als zorgverlener heeft gewerkt niet voldoende kunnen dragen. Dat betekent dat verweerder niet in zijn bewijslast is geslaagd, dat de beroepen van eiseres gegrond zullen worden verklaard en dat de uitspraken op bezwaar zullen worden vernietigd.
Proceskosten
25. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding nu niet aannemelijk is dat eiseres kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.