Home

Rechtbank Noord-Holland, 27-08-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:7324, AWB - 19 _ 3184

Rechtbank Noord-Holland, 27-08-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:7324, AWB - 19 _ 3184

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
27 augustus 2020
Datum publicatie
25 september 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:7324
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3184

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiseres mocht niet enkel op een e-mail van het kinderdagverblijf erop vertrouwen dat sprake was van een gedoogbeleid dat ouders geen parkeerbelasting hoeven te betalen tijdens de haal- en brengmomenten. Eiseres heeft een onderzoeksplicht. Het beroep is ongegrond.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 19/3184

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres op 20 februari 2019 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, ten bedrage van € 66 (bestaande uit € 3,30 aan parkeerbelasting en € 62,70 aan naheffingskosten.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 25 juni 2019 de naheffingsaanslag gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen zijn op 4 maart 2020 uitgenodigd voor de zitting van 24 april 2020.

In verband met de uitbraak van het coronavirus heeft de Rechtspraak besloten vanaf dinsdag 17 maart 2020 de rechtbanken, gerechtshoven en bijzondere colleges te sluiten en alleen zittingen voor urgente zaken door te laten gaan. Gelet daarop heeft de zitting geen doorgang kunnen vinden.

De rechtbank heeft partijen bij brief van 16 april 2020 meegedeeld dat de rechtbank vooralsnog van oordeel is dat het niet nodig is om in deze zaak een zitting te houden omdat de rechtbank voldoende informatie heeft om een uitspraak te doen, tenzij een van de partijen zou aangeven dat zij mondeling op een zitting wenst te worden gehoord. In de brief is aan partijen verzocht om binnen vier weken na de datum van verzending van de brief aan de rechtbank mee te delen of een behandeling ter zitting is gewenst. Voorts is in de brief meegedeeld dat, indien geen reactie wordt ontvangen, de rechtbank over zal gaan tot sluiting van het onderzoek en zij binnen zes weken uitspraak zal doen.

Omdat geen van de partijen binnen deze termijn heeft gereageerd heeft de rechtbank bij brief van 28 juli 2020 aan partijen meegedeeld dat zij het onderzoek sluit en binnen zes weken uitspraak zal doen.

Overwegingen

Feiten

1. Op 20 februari 2019, om 13:32 uur stond de auto met kenteken [#] (hierna: de auto) op een parkeerplaats aan de [B] . Ter zake van parkeren op deze parkeerplaats wordt parkeerbelasting geheven.

2. Bij controle op genoemde datum en genoemd tijdstip heeft de parkeercontroleur geconstateerd dat geen geldig betaalbewijs in de auto aanwezig lag en er ook niet op een andere wijze aan de parkeerbelastingverplichting was voldaan. Vervolgens is de naheffingsaanslag opgelegd.

Geschil

3. In geschil is of de opgelegde naheffingsaanslag terecht aan eiseres is opgelegd.

4. Eiseres stelt dat de naheffingsaanslag onterecht is opgelegd. Eiseres haalde op die dag haar dochter op van het kinderdagverblijf [A] , gevestigd aan de [B] . Dit duurde ongeveer 10 minuten. De gemeente Haarlem heeft een gedoogbeleid afgesproken met scholen en opvangcentra dat ouders geen parkeerbelasting hoeven te betalen tijdens de haal- en brengmomenten, mede omdat er geen mogelijkheid is om te betalen voor het parkeren. Dat sprake is van een gedoogbeleid volgt uit een e-mail van de directeur van de kinderopvang [A] .

5. Verweerder stelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd omdat geen sprake is van een algemeen gedoogbeleid bij scholen en opvangcentra. Voorts waren er wel degelijk mogelijkheden om te betalen voor het parkeren. De dichtstbijzijnde parkeerautomaat bevond zich om de hoek [C] . Door middel van borden in de buurt staat aangegeven waar de dichtstbijzijnde parkeerautomaat is. Eiseres kon ook betalen via belparkeren. Er was geen sprake van het onmiddellijk in- en uit laten stappen van personen, omdat het ophalen van haar dochter 10 minuten heeft geduurd.

6. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geschil

7. Eiseres heeft haar stelling dat sprake is van een gedoogbeleid onderbouwd met een e-mail van de directeur van de kinderopvang [A] waarin – voor zover van belang – staat vermeld dat er in Haarlem in principe een gedoogbeleid is bij het halen en brengen van kinderen bij opvang en scholen, mits de auto niet hinderlijk staat geparkeerd of een onveilige situatie oplevert en dat dit wordt bevestigd door parkeerbeheer. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet enkel op grond van deze mededeling erop mocht vertrouwen dat sprake was van een gedoogbeleid. Een dergelijk vertrouwen kan immers volgens vaste rechtspraak alleen worden gewekt als er een concrete, ondubbelzinnige toezegging is gedaan door een daartoe bevoegd persoon waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend. Daarvan is in dit geval geen sprake, omdat verweerder ontkent dat sprake is van een gedoogbeleid en de e-mail niet afkomstig is van een persoon die bevoegd is om een toezegging over het gedoogbeleid te doen. Enkel de heffingsambtenaar kan een dergelijke toezegging doen.

8. De rechtbank acht voorts van belang dat eiseres zelf een onderzoeksplicht heeft en zich voordat zij gaat parkeren op de hoogte dient te stellen van de ter plekke geldende regeling. De stelling van eiseres dat er ter plaatse geen mogelijkheid is om te betalen voor het parkeren, kan niet slagen. Uit stukken die verweerder heeft overgelegd volgt dat zich niet ver van de plaats waar eiseres de auto heeft geparkeerd, namelijk op de hoek van de [C] een parkeerautomaat bevond en dat een bord op de hoek van de [B] en de [C] de richting aangeeft naar deze parkeerautomaat. Ter plaatse bestond ook de mogelijkheid om te betalen via belparkeren. Eiseres was bekend met belparkeren omdat uit de stukken blijkt dat de parkeercontroleur bij zijn controle heeft geconstateerd dat de auto om 13:13 uur was afgemeld in zone [#] .

9. Voor zover eiseres zich op het standpunt stelt dat sprake was van het onmiddellijk in- en uitladen van personen en niet van parkeren, kan dit standpunt niet slagen. Eiseres heeft zelf aangegeven dat het ophalen van haar dochter 10 minuten heeft geduurd. Deze tijd is dusdanig lang dat niet meer gesproken kan worden van “onmiddellijk” in- en uitstappen, zodat sprake is geweest van parkeren.

10. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H. de Soeten, rechter, in aanwezigheid van

mr. E.P. van der Zalm, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 27 augustus 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel