Rechtbank Noord-Holland, 25-09-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:7398, AWB - 19 _ 5128
Rechtbank Noord-Holland, 25-09-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:7398, AWB - 19 _ 5128
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 25 september 2020
- Datum publicatie
- 20 oktober 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:7398
- Zaaknummer
- AWB - 19 _ 5128
Inhoudsindicatie
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de betrokkenheid van de gemachtigde bij het indienen van het bezwaarschrift van dien aard is geweest dat dit toekenning van een kostenvergoeding rechtvaardigt.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/5128
(gemachtigde: drs. P.A.W. Blom ),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2016 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.192.
Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Tevens heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar het verzoek om een kostenvergoeding afgewezen.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 augustus 2020 te Haarlem.
Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde P.A.W. Blom . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden [A] en mr. [B] .
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft eiseres stukken toegezonden. De rechtbank heeft hierin geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres is geboren op [#] .
2. Eiseres heeft, naar hiertoe te zijn uitgenodigd, op 24 april 2018 de aangifte ib/pvv 2016 ingediend. Het aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning bedraagt € 19.997.
3. Bij brief met dagtekening 7 februari 2019 heeft verweerder eiseres bericht voornemens te zijn het inkomen uit werk en woning te corrigeren met € 1.028, in verband met loon uit tegenwoordige dienstbetrekking ontvangen van het UWV.
4. Bij brief van 7 februari 2019, ontvangen door verweerder op 12 februari 2019, heeft eiseres op het voornemen van verweerder gereageerd. Eiseres gaat akkoord met de correctie. Tevens heeft eiseres verweerder verzocht € 1.195 toe te voegen aan de fiscale oudedagsreserve (hierna: FOR). Diezelfde dag heeft eiseres een herziene aangifte ingediend, waarbij een bedrag van € 1.195 aan de FOR is toegevoegd.
5. Met dagtekening 29 maart 2019 heeft verweerder een aanslag ib/pvv 2016 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.192. Bij het opleggen van de aanslag is geen rekening gehouden met de gevraagde toevoeging aan de FOR.
6. Verweerder heeft op 28 maart 2019 bezwaarschriften van eiseres ontvangen. Eiseres heeft verzocht alsnog het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking ontvangen van het UWV toe te voegen aan de FOR. In de bezwaarschriften is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“Indien u persisteert in het foutieve verzamelinkomen zie ik mij genoodzaakt externe hulp in te schakelen indien ik moet procederen voor het verhalen van juiste toeslagen. De hiermee gepaard gaande kosten zal ik alsdan op u trachten te verhalen.
[…]
Contrapersoon naam: [C]
Contactpersoon telefoonnummer: [#]
Contactpersoon E-mailadres: [@] ”
7. Eiseres heeft bij brief van 3 juni 2019, ontvangen door verweerder op 5 juni 2019, in aanvulling op haar bezwaarschrift verzocht om een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand.
8. Bij brief van 16 augustus 2019, ontvangen door verweerder op 23 augustus 2019, heeft eiseres verzocht om een dwangsom in verband met het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift.
9. Met dagtekening 29 augustus 2019 heeft verweerder uitspraak op bezwaar gedaan, waarbij het bezwaar gegrond is verklaard. Tevens heeft verweerder bepaald dat hij niet overgaat tot vergoeding van de kosten, vanwege het ontbreken van beroepsmatig verleende rechtsbijstand door een derde. Eiseres heeft hier bij brief van 5 september 2019 op gereageerd. Zij heeft daarbij verzocht alsnog een kostenvergoeding toe te kennen en aangekondigd in beroep te zullen gaan indien verweerder niet op 7 oktober 2019 schriftelijk heeft bevestigd dit verzoek te honoreren. Als bijlage van de brief is, onder andere, een factuur van [D] B.V. toegevoegd.
Geschil
10. In geschil is uitsluitend de vraag of eiseres recht heeft op vergoeding van de kosten die zij in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken.
11. Eiseres stelt dat ten onrechte geen kostenvergoeding is verleend. Eiseres heeft voor de bezwaarfase [C] , werkzaam voor [D] B.V., ingeschakeld ter zake van de afhandeling van het bezwaar tegen de aanslag ib/pvv 2016. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en toekenning van een vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte kosten in zowel de bezwaar- als beroepsprocedure.
12. Verweerder stelt dat terecht geen kostenvergoeding is verleend, omdat niet gebleken is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in bezwaar. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
13. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
Prematuur bezwaar
14. Ambtshalve overweegt de rechtbank als volgt. Het bezwaar tegen de aan eiseres met dagtekening 29 maart 2019 opgelegde aanslag ib/pvv 2016, is vóór de dagtekening van de aanslag bij verweerder binnengekomen. Hiermee heeft eiseres prematuur bezwaar gemaakt. De rechtbank gaat er vanuit dat in het algemeen de dagtekening van de aanslag op een later tijdstip wordt gezet dan het moment waarop de aanslag wordt verzonden. De rechtbank acht het dan ook aannemelijk dat de onderhavige aanslag reeds vóór de dagtekening daarvan tot stand was gekomen (artikel 6:10, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Awb). Uit het voorgaande volgt derhalve dat verweerder het bezwaar terecht ontvankelijk heeft geacht.
Kostenvergoeding
15. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Ingevolgende artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb), voor zover hier van belang, kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb uitsluitend betrekking hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
16. Niet in geschil is dat eiseres tijdig heeft verzocht om vergoeding van de door haar in de bezwaarprocedure gemaakte kosten, dat sprake is van de voor toekenning vereiste aan verweerder te wijten onrechtmatigheid en dat de gemachtigde moet worden aangemerkt als rechtsbijstandverlener als bedoeld in het Bpb. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de gemachtigde in bezwaar werkzaamheden heeft verricht die voor vergoeding in aanmerking komen. De bewijslast ter zake rust op eiseres.
17. Ter onderbouwing is namens eiseres ter zitting toegelicht dat de gemachtigde in de bezwaarprocedure heeft geadviseerd en dat de bescheiden mede door hem zijn opgesteld, waarna eiseres, vanwege haar Spaanse trots, deze zelf heeft ondertekend en heeft ingediend. Tevens is de gemachtigde van eiseres bij de ingediende bezwaarschriften genoemd als contactpersoon. Ook blijkt uit de overgelegde factuur dat de gemachtigde van eiseres werkzaamheden ten aanzien van het bezwaar voor eiseres heeft uitgevoerd, aldus eiseres.
18. Verweerder heeft ter zitting hierop gereageerd. Dat de gemachtigde is genoemd als contactpersoon is onvoldoende om te kunnen spreken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Immers is geen machtiging overgelegd en heeft de correspondentie altijd rechtstreeks plaatsgevonden met eiseres. Tevens heeft eiseres in haar bezwaarschriften zelf aangegeven pas externe hulp in te schakelen, indien de aanslag niet wordt herzien. Enkel het overleggen van de factuur is onvoldoende om dan toch aannemelijk te achten dat sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
19. De rechtbank overweegt dat op grond van het bepaalde in de Bijlage bij het Bpb een kostenvergoeding wordt toegekend voor specifiek omschreven (proces)handelingen. Het bezwaarschrift is op eigen naam ingediend door eiseres. Daarin wordt het inschakelen van externe hulp aangekondigd in het geval verweerder eiseres niet tegemoet komt. Hieruit kan niet, noch uit het noemen van [C] als contactpersoon, worden afgeleid dat de gemachtigde bij het indienen van het bezwaarschrift bijstand heeft verleend die voor vergoeding in aanmerking komt. Ter zitting is over de aard van de werkzaamheden in bezwaar niet meer opgemerkt dan dat de bescheiden ‘mede’ door de gemachtigde zijn opgesteld. De omschrijving van de werkzaamheden op de overgelegde factuur biedt ter zake geen nadere aanknopingspunten. De rechtbank tekent hierbij aan dat zij geen acht kan slaan op de na sluiting van het onderzoek ter zitting van eiseres ontvangen stukken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de betrokkenheid van de gemachtigde bij het indienen van het bezwaarschrift van dien aard is geweest dat dit toekenning van een kostenvergoeding rechtvaardigt.
20. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
21. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 25 september 2020 door mr. M.W. Koenis, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Doesburg, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: