Rechtbank Noord-Holland, 17-09-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:7592, AWB - 18 _ 2088
Rechtbank Noord-Holland, 17-09-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:7592, AWB - 18 _ 2088
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 17 september 2020
- Datum publicatie
- 2 oktober 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:7592
- Zaaknummer
- AWB - 18 _ 2088
Inhoudsindicatie
Douanerecht. Directe vertegenwoordiging?. Eiseres geeft verkeerde interpretatie van een passage uit de door haar en een derde gehanteerde Duitse versie van de door Evofenedex en Fenex ontwikkelde modelovereenkomst "machtiging directe vertegenwoordiging". Naar het oordeel van de rechtbank zijn er niet dire, maar twee soorten goederenzendingen die onder de reikwijdte van volmacht vallen. Naast de twee soorten goederenzendingen wordt de voorwaarde gegeven, waaraan toepassing moet worden gegeven om in een specifiek geval gebruik te kunnen maken van de volmacht om aangiften ten invoer op naam en voor rekening van de opdrachtgever te mogen indienen. Er is pas sprake van een toereikende en complete volmacht voor de invoer van een bepaalde zending als daartoe ook een specifieke inklaringsopdracht is gegeven. De benodigde specifieke inklaringsopdracht ontbreekt. Eiseres heeft niet opgetreden als direct vertegenwoordiger.
Berekening douanewaarde. Douane heeft voldoende aannemelijk gemaakt waarom de transactiewaardemethode in deze zaak niet kan worden gebruikt en heeft aangegeven hoe zij de douanewaarde anders heeft berekend. Onder deze omstandigheden is het aan eiseres om aan te tonen waarom van een andere douanewaarde moet worden uitgegaan. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd waarom van een andere douanewaarde moet worden uitgegaan.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/2088
uitspraak van de meervoudige douanekamer van 17 september 2020 in de zaak tussen
(gemachtigde: mr. R. Andringa),
en
Procesverloop
Verweerder heeft op 30 september 2016 aan eiseres een uitnodiging tot betaling met aanslagbeschikkingsnummer (...) [#] (hierna: utb) uitgereikt voor een bedrag van
€ 1.757.665,22 aan definitieve antidumpingrechten.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de utb gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2020 te Haarlem.
Namens eiseres is verschenen: [A] (coördinator declaratieafdeling) en haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [B] en
mr. [C] .
Overwegingen
Feiten
1. In de periode van 2 september 2013 tot en met 4 december 2013 heeft eiseres
22 aangiften ingediend voor het plaatsen van 56.296 zonnepanelen onder de regeling in het vrije verkeer brengen. De oorsprong van deze zonnepanelen is China. In de aangiften wordt [D] SRL te [E] , Roemenië (hierna: [D] ) vermeld als aangever en wordt een douanewaarde van de zonnepanelen vermeld van omgerekend € 0,22 per watt.
2. [D] heeft (de rechtsvoorgangster van) eiseres op 2 augustus 2013 een volmacht verleend om als haar direct vertegenwoordiger op te treden. Voor zover van belang luidt deze volmacht als volgt: “Diese Vollmacht und dieser Auftrag beziehen sich auf die vom Auftraggeber oder für ihn gestellte Warensendungen und für Sendung(en), für die der Auftraggeber die Unterlagen/informationen dem Speditionsunternehmen zur Verfügung gestellt hat.”
3. Op 22 mei 2014 is bij eiseres een controle na invoer op de voet van artikel 78, tweede lid, van het Communautair Douanewetboek (CDW) uitgevoerd. Naar aanleiding van deze controle heeft verweerder een verzoek om wederzijdse bijstand ingediend in Roemenië. Op 27 mei 2015 is bij eiseres wederom een controle na invoer uitgevoerd. Beide controles hadden betrekking op de onderhavige 22 aangiften, waarmee in totaal 56.296 zonnepanelen in het vrije verkeer zijn gebracht. Tijdens deze controle zijn in de administratie van eiseres twee facturen van 13 juli 2013 aangetroffen, allebei met hetzelfde kenmerk, allebei voor 1512 zonnepanelen, vervoerd van [F] naar [G] . Eén factuur was van [H] Co Ltd te China ( [H] ) aan [D] voor een prijs [I] van € 29,937,60 en één factuur was van [H] Co Ltd China aan [J] GmbH te Duitsland ( [J] ) voor een prijs [I] van € 81.648,00. Deze zonnepanelen zijn door eiseres op 4 december 2013 voor het vrije verkeer aangegeven, tegen de waarde uit de factuur aan [D] .
4. Op grond van stukken die zijn ontvangen van de Roemeense autoriteiten is vast komen te staan, dat op 11.622 van de 56.296 zonnepanelen een op 18 juli 2013 door [D] en [H] gesloten koopovereenkomst en een bij deze overeenkomst behorend addendum van 15 augustus 2013 zien. In het addendum is “the unit price” van de 11.622 zonnepanelen vastgesteld op € 0,58 per watt. De “unit price” is in het addendum opgesplitst in een CIF prijs van € 0,22 per watt, een vergoeding van € 0,11 per watt voor verwachte antidumpingheffingen, een vergoeding van € 0,12 per watt voor reeds verleende en in de EU uitgevoerde diensten, een bonus van € 0,05 per watt voor de hoge kwaliteit van de zonnepanelen, een vergoeding van € 0,02 per watt voor het vervoer van de zonnepanelen van Antwerpen naar Roemenië en een vergoeding van € 0,06 per watt voor snelle afhandeling van de aangiften bij de Nederlandse en Roemeense douane. Voor deze 11.622 zonnepanelen heeft verweerder een utb met een aanslagbeschikkingsnummer (...)9571 A aan eiseres uitgereikt, gebaseerd op een douanewaarde van € 0,58 per watt. In bezwaar heeft verweerder deze utb verminderd tot nihil, omdat eiseres als direct vertegenwoordiger ten onrechte was aangesproken voor de douaneschuld. Deze utb is tussen partijen niet meer in geschil.
5. Uit informatie van de Roemeense autoriteiten blijkt dat van de 44.674 overige zonnepanelen 19.167 zonnepanelen intracommunautair aan [D] zijn geleverd door [J] en dat met betrekking tot 25.507 zonnepanelen geen koopovereenkomst is aangetroffen. Eiseres heeft de inklaringsopdrachten voor de 44.674 zonnepanelen ontvangen van [K] GmbH te Duitsland (hierna: [K] ), waarbij [K] steeds inklaringsfacturen (commercial invoices) en packing lists heeft meegestuurd. [K] heeft op haar beurt de inklaringsopdrachten ontvangen van [J] . [J] is een dochtermaatschappij van [H] . Eiseres heeft de inklarings- en vervoerskosten alsmede de betaalde antidumpingrechten gefactureerd aan [K] . [K] heeft vervolgens de antidumpingrechten doorgefactureerd aan [D] , de inklaringskosten, de kosten voor het vervoer van Antwerpen naar [G] en de kosten van het vervoer van [G] naar Duitsland dan wel Roemenië aan [J] , [L] , KG (hierna: [L] ) respectievelijk [m] GmbH. De facturen zijn betaald door [L] .
6. Volgens de Roemeense douane blijkt uit de administratie van [D] niet dat zij de facturen heeft betaald. [D] ontkent opdracht voor de invoer van de 44.674 zonnepanelen te hebben gegeven. In de administratie van [D] zijn facturen ter zake van de levering van een aantal van de onderhavige zonnepanelen aangetroffen en afschriften van een aantal van de onderhavige aangiften voor het vrije verkeer. In de loop van de onderhavige beroepsprocedure heeft eiseres van een nieuwe medewerker van [D] afschriften ontvangen van zowel de facturen als de creditfacturen voor de onderhavige 44.674 zonnepanelen, waaruit blijkt dat [H] haar facturen aan [D] steeds een paar dagen nadat de zonnepanelen waren ingeklaard heeft gecrediteerd. Tevens heeft eiseres van [D] afschriften ontvangen van een aantal van de onderhavige aangiften voor het vrije verkeer.
Geschil en standpunten van partijen
7. Primair is in geschil of eiseres terecht is aangemerkt als schuldenaar. Meer specifiek is in geschil of verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres ten tijde van het indienen van de aangiften van de 44.674 zonnepanelen niet was gemachtigd deze aangiften op naam en voor rekening van [D] in te dienen.
Indien eiseres als schuldenaar kan worden aangemerkt dan is subsidiair de berekening van de douanewaarde in het geschil.
8. Eiseres stelt dat zij ten onrechte als schuldenaar is aangemerkt. Zij is opgetreden als direct vertegenwoordiger en was wel degelijk bevoegd om de in geschil zijnde aangiften in naam en voor rekening van [D] te doen. Eiseres heeft via [K] opdracht gekregen om zonnepanelen van [D] in ontvangst te nemen, in te klaren en door te voeren naar Duitsland. [K] is daarbij opgetreden als vertegenwoordiger van [D] . De door [D] getekende volmacht aan eiseres voor directe vertegenwoordiging heeft eiseres van [K] ontvangen. Zelfs wanneer [K] [D] onbevoegd zou hebben vertegenwoordigd, dan nog is [D] gebonden aan de (rechts)handelingen die [K] voor haar heeft verricht omdat [D] zelf, door alle correspondentie via [K] te laten verlopen, de indruk heeft gewekt dat zij [K] had aangesteld om haar te vertegenwoordigen. Ten tijde van de invoer waren de zonnepanelen overduidelijk bestemd voor [D] .
Bij het vaststellen van de douanewaarde van de zonnepanelen heeft verweerder zich – aldus eiseres – ten onrechte gebaseerd op de koopovereenkomst van 18 juli 2013 en het bij die overeenkomst behorende addendum. Voor de in geschil zijnde 44.674 zonnepanelen is geen overeenkomst voorhanden. Partijen beschikken alleen over de inklaringsfacturen. Verweerder heeft de bewijslast dat een te lage douanewaarde zou zijn aangegeven. Aangezien er geen bewijs is dat meer voor de zonnepanelen is betaald dan op de inklaringsfacturen is aangegeven, kan de door verweerder doorgevoerde correctie van de douanewaarde geen stand houden.
Subsidiair voert eiseres aan dat uit het dossier lijkt te volgen dat partijen zijn overeengekomen dat de prijs voor de zonnepanelen mede de invoerrechten omvatte. Op grond van artikel 33, eerste lid, sub f, van het CDW mogen rechten bij invoer geen onderdeel uit te maken van de douanewaarde. De douanewaarde zou in dit geval dus verminderd moeten worden met de rechten bij invoer.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de utb en veroordeling van verweerder in de kosten van het geding, alsmede de kosten van rechtsbijstand van eiseres in de bezwaar- en de beroepsfase.
9. Verweerder stelt dat hij op juiste gronden aanleiding heeft gezien om de douanewaarde van de 44.674 zonnepanelen te corrigeren met een bedrag van € 3.692.574,00 en vervolgens op dit bedrag een tarief van 47,6% aan antidumpingrechten toe te passen. Verweerder heeft voor de verschuldigde antidumpingrechten zowel [K] als eiseres als schuldenaar aangemerkt.
In de door [D] en eiseres getekende volmacht is geregeld wanneer van deze volmacht gebruik mag worden gemaakt. Een correcte en volledige machtiging dient te bestaan uit de volmacht en een toereikende opdracht om de inklaring uit te voeren. Dit kan middellijk of onmiddellijk gebeuren.
Ten aanzien van de thans in geschil zijnde zonnepanelen is geen koopovereenkomst aangetroffen en alle inklaringsopdrachten voor deze zonnepanelen zijn afkomstig van [K] en niet van [D] , zodat in ieder geval geen sprake is van directe (onmiddellijke) inklaringsopdrachten. Ook van indirecte (middellijke) inklaringsopdrachten waartoe [D] opdracht zou hebben gegeven is geen sprake. [D] ontkent opdracht te hebben gegeven voor het doen van de aangiften voor het vrije verkeer. Ook uit de stukken van het geding blijkt niet dat [D] inklaringsopdrachten heeft verstrekt aan [K] . De bescheiden ten behoeve van de invoer zijn aan [K] verstrekt door [J] en niet door [D] .
Gelet op deze omstandigheden dient eiseres, nu een juiste machtiging voor het optreden als direct vertegenwoordiger ontbreekt, te worden aangemerkt als aangever van de zonnepanelen en als schuldenaar van de verschuldigde antidumpingrechten.
Bij het bepalen van de douanewaarde heeft verweerder onderscheid gemaakt tussen twee goederenstromen:
- Goederenstroom 1: 19.167 intracommunautair aan [D] geleverde zonnepanelen. De werkelijk betaalde gemiddelde stuksprijs voor deze zonnepanelen bedraagt € 134,55. Deze prijs is vergelijkbaar met de gemiddelde stuksprijs van de zonnepanelen waarop de koopovereenkomst van 18 juli 2013 en het addendum van 15 augustus 2013 betrekking hebben. Van deze zonnepanelen was de gemiddelde stuksprijs € 133,94. De bij de koopovereenkomst en het addendum overeengekomen prijs van € 0,58 per watt kan ook hier als uitgangspunt worden genomen. Het is niet aannemelijk dat van deze prijs slechts € 0,11 per watt betrekking heeft op de zonnepanelen zelf en de rest betrekking zou hebben op overige kosten die buiten de douanewaarde zouden moeten blijven.
- Goederenstroom 2: 25.507 zonder koopovereenkomst geleverde zonnepanelen. Bij deze panelen kan de douanewaarde niet worden bepaald op basis van de transactiemethode van artikel 29 van het CDW of de transactiewaarde van identieke of soortgelijke goederen van artikel 30 van het CDW. Ook de terugrekenmethode en de berekende waarde methode zijn niet mogelijk. In deze situatie rest dan de methode van de redelijke middelen van artikel 31 van het CDW. Nu de onderhavige zonnepanelen van dezelfde producent afkomstig zijn, identiek dan wel soortgelijk zijn aan de op grond van genoemde koopovereenkomst en addendum geleverde zonnepanelen en aan de intracommunautair geleverde zonnepanelen en ongeveer in dezelfde hoeveelheid zijn ingevoerd, kan gesteld worden dat een prijs van € 0,58 per watt een redelijke prijs is.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
10. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
Vertegenwoordiging
11. Eiseres en [D] hebben bij het verlenen van de volmacht gebruik gemaakt van de Duitse versie van de door Evofenedex en Fenex (belangenvereniging van expediteurs) ontwikkelde modelovereenkomst “machtiging directe vertegenwoordiging”.
Partijen verschillen van mening over de uitleg van de hiervoor bij 2 weergegeven passage uit de overeenkomst. Naar de mening van eiseres worden in deze passage drie soorten goederenzendingen geschetst die onder de reikwijdte van de verleende volmacht vallen, te weten: 1) de door de opdrachtgever aangebrachte zendingen;
2) de ten behoeve van de opdrachtgever aangebrachte zendingen;
3) de zendingen waarvan de opdrachtgever direct of indirect de documentatie heeft
verstrekt, die nodig is voor inklaring.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat deze door de eiseres gegeven interpretatie van de passage uit de overeenkomst onjuist is. Er zijn niet drie, maar twee soorten goederenzendingen die onder de reikwijdte van de volmacht vallen en dat zijn de bij 1) en 2) genoemde. Bij 3) wordt de voorwaarde gegeven, waaraan toepassing moet worden gegeven om in een specifiek geval gebruik te kunnen maken van de volmacht om aangiften ten invoer op naam en voor rekening van de opdrachtgever te mogen indienen. Er is pas sprake van een toereikende en complete volmacht voor de invoer van een bepaalde zending als daartoe ook een specifieke inklaringsopdracht is gegeven. Bij dit oordeel heeft de rechtbank ook de Nederlandse tekst van de passage uit de modelovereenkomst in aanmerking genomen, die luidt: “Deze machtiging en de opdracht geldt voor de door/ten behoeve van de Opdrachtgever aangebrachte goederenzendingen en voor welke zending(en) de Opdrachtgever de bescheiden/informatie aan de Expeditieonderneming heeft verstrekt.”
12. Voor een bevoegde vertegenwoordiging door eiseres dienen dus specifieke inklaringsopdrachten en de daarbij behorende bescheiden door of namens [D] te zijn verstrekt.
Vaststaat dat de benodigde specifieke inklaringsopdrachten niet direct door [D] aan eiseres zijn verstrekt. Alle overgelegde specifieke inklaringsopdrachten aan eiseres zijn immers afkomstig van [K] . Dit wordt ook niet ontkend door eiseres. Eiseres heeft echter gesteld dat [K] als (direct) vertegenwoordiger van [D] zou hebben opgetreden, maar deze stelling is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. Zo heeft [K] de specifieke inklaringsopdrachten niet ontvangen van [D] , maar van [J] en blijkt uit de overgelegde stukken niet dat [D] [K] heeft gemachtigd om namens haar te mogen optreden. Dat [J] een inklaringsopdracht van [D] zou hebben ontvangen blijkt ook nergens uit. Tot slot heeft [D] ontkend dat zij eiseres indirect een inklaringsopdracht voor de in geschil zijnde zonnepanelen heeft gegeven.
13. Voor het geval dat [K] [D] onbevoegd zou hebben vertegenwoordigd heeft eiseres een beroep gedaan op het door [D] bij eiseres gewekte vertrouwen dat [K] bevoegd was [D] te vertegenwoordigen. Volgens eiseres is [D] daardoor gebonden aan de rechtshandelingen die [K] voor haar heeft verricht. [D] heeft immers zelf door alle correspondentie met eiseres via [K] te laten lopen de indruk gewekt dat zij [K] heeft aangesteld om haar te vertegenwoordigen. Daarbij waren ten tijde van de invoer de zonnepanelen overduidelijk bestemd voor [D] .
Naar het oordeel van de rechtbank kan dit beroep niet slagen. Niet verweerder maar [D] wordt verweten dat zij het vertrouwen van eiseres heeft gewekt. Dit betreft de (civiele) verhouding tussen [D] en eiseres. Nu [D] geen partij is bij de onderhavige procedure kan dit punt niet in deze procedure worden beslecht. Dit komt voor rekening en risico van eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank is overigens ook niet komen vast te staan dat alle in geschil zijnde zonnepanelen voor [D] bestemd waren.
14. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet heeft opgetreden als direct vertegenwoordiger van [D] . Hieruit volgt dat eiseres geacht wordt in eigen naam en voor eigen rekening te hebben gehandeld en dus aangever is in de zin van artikel 4, onder 18, van het CDW en schuldenaar is in de zin van artikel 201, derde lid, eerste volzin, van het CDW.
Douanewaarde
15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt waarom de transactiewaardemethode in de onderhavige zaak niet kan worden gebruikt en derhalve een andere methode moet worden gehanteerd. Verweerder heeft laten zien dat de in bezit van eiseres zijnde facturen niet betrouwbaar zijn, door te wijzen op de twee in overweging 3 genoemde facturen, waarin twee prijzen worden gerekend voor dezelfde zending zonnepanelen. Verweerder heeft daarnaast aangevoerd dat met de creditfacturen van [H] aan [D] nagenoeg alle facturen die zagen op de in geschil zijnde zendingen zonnepanelen zijn gecrediteerd en dat daardoor niet duidelijk is welk bedrag voor deze zonnepanelen is of moest worden betaald. Tevens heeft verweerder aangevoerd dat door de creditfacturen niet blijkt van een transactie tussen [D] en [H] en dat van andere transacties niet is gebleken.
16. Verweerder heeft aangegeven hoe volgens hem in deze situatie de douanewaarde moet worden berekend. Verweerder heeft aangehaakt bij de koopovereenkomst van 18 juli 2013 en het addendum van 15 augustus 2013 en heeft onderscheid gemaakt tussen twee goederenstromen. Verweerder heeft gemotiveerd hoe hij tot een douanewaarde van € 0,58 per watt is gekomen.
17. Onder deze omstandigheden is het aan eiseres om aan te tonen waarom van een andere douanewaarde zou moeten worden uitgegaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres onvoldoende onderbouwd waarom van een andere douanewaarde zou moeten worden uitgegaan dan die door verweerder is berekend. Het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Gaston Schul van 15 juli 2010 (C-354/09) is in de voorliggende zaak niet van toepassing. In tegenstelling tot die zaak is in de onderhavige zaak niet komen vast te staan of afspraken zijn gemaakt over de invoerrechten.
18. Gelet op het hiervoor overwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 17 september 2020 door mr. M.P.E. Oomens, voorzitter en mr. drs. C.M. van Wechem, en mr. W.M.C. Schipper, leden, in aanwezigheid van mr. W.G. van Gastelen, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: