Rechtbank Noord-Holland, 17-09-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:7598, AWB - 18 _ 2055
Rechtbank Noord-Holland, 17-09-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:7598, AWB - 18 _ 2055
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 17 september 2020
- Datum publicatie
- 1 oktober 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:7598
- Zaaknummer
- AWB - 18 _ 2055
Inhoudsindicatie
Douanerecht. Indeling van steenpapier in de GN. Het steenpapier bestaat uit steenpoeder, kunststof en een coating en is dus samengesteld uit verschillende stoffen, welke samenstelling als zodanig niet in een van de GS-posten is genoemd. De vervolgens in aanmerking komende GS-posten hebben elk afzonderlijk slechts betrekking op een gedeelte van de stoffen waaruit het steenpapier is samengesteld, zodat indelingsregel 3a toepassing mist. Het steenpapier moet dan op grond van indelingsregel 3b worden ingedeeld naar de stof of het bestanddeel waaraan het zijn wezenlijk karakter ontleent, indien dit kan worden bepaald. Gelet op de belangrijkheid van de samenstellende stoffen ten opzichte van het gebruik dat van het steenpapier wordt gemaakt, verleent de kunststof het wezenlijk karaker aan het steenpapier. Het steenpapier moet worden ingedeeld in GS-post 3921, als 'andere vellen van kunststof', in GN-code 3921 90 90.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/2055
uitspraak van de meervoudige douanekamer van 17 september 2020 in de zaak tussen
(gemachtigde: mr. R. Andringa),
en
Procesverloop
Verweerder heeft met dagtekening 24 oktober 2017 aan eiseres een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) uitgereikt voor een bedrag van € 1.371,40 aan douanerechten op industriële producten.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de bezwaren van eiseres tegen bovenstaande utb ongegrond verklaard en de utb gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 mei 2020 te Haarlem.
Eiseres is vertegenwoordigd door [A] , [B] en haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [C] , mr. [D] en [E] .
Ter zitting heeft eiseres monsters van kalksteen en kalksteenpoeder en een aantal producten van steenpapier getoond en heeft zij een product van steenpapier overgelegd.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres drijft een groothandel in papier- en kartonwaren, waaronder ook begrepen zogenoemd steenpapier. Op 24 oktober 2017 heeft [F] B.V. in naam en voor rekening van eiseres aangifte gedaan voor het brengen in het vrije verkeer van een partij steenpapier. In de aangifte is het product omschreven als “foliën van kunststof” met vermelding van GN-code 3920 10 28. Dit heeft geleid tot de utb.
2. Op 2 november 2017 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de utb, omdat zij van mening is dat het steenpapier moet worden ingedeeld onder hetzij GN-code 6815 99 00 (als “werken van steen”), hetzij GN-code 4823 90 40 (als “werken van papier”). Voor beide GN-codes geldt een tarief aan douanerechten van 0%. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het steenpapier moet worden ingedeeld onder GN-code 3920 10 28 en het bezwaar ongegrond verklaard.
3. Op basis van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting gaat de rechtbank van het volgende uit. Het steenpapier bestaat voor ongeveer 80% uit calciumcarbonaat in de vorm van kalksteenpoeder, voor 18% HDPE (High Density Polyethyleen, hierna ook: de kunststof) en voor 2% uit een coating met een bij partijen onbekende samenstelling. In de productiefase wordt een mengsel van kalksteenpoeder en HDPE verhit en gevormd tot korrels. Deze korrels worden door extrusie gevormd tot dunne vellen. De vellen worden vervolgens voorzien van een coating en op de gewenste maat gesneden. Wanneer het steenpapier wordt beschreven of bedrukt, trekt de inkt alleen in de coating, het onderliggende calciumcarbonaat/HDPE mengsel is waterafstotend. Verder heeft steenpapier een hogere treksterkte dan papier dat van houtpulp is gemaakt.
4. Aan de hand van het ter zitting overgelegde steenpapier heeft de rechtbank vastgesteld dat het steenpapier eenvoudig kan worden gevouwen, verkreukeld en verscheurd. Anders dan bij het scheuren van gewoon papier zijn bij het steenpapier gescheurde randen even scherp als gesneden randen. Wanneer aan het steenpapier wordt getrokken rekt het enigszins uit waardoor het in enige mate vervormt. Het boek van steenpapier dat eiseres heeft getoond, laat zich gebruiken als ware het van gewoon papier gemaakt, zij het dat de bladzijden steviger aanvoelen. Van het kalksteenpoeder dat eiseres heeft getoond heeft de rechtbank vastgesteld dat het een zeer fijn poeder betreft dat zacht aanvoelt.
Geschil 5. In geschil is de indeling van het steenpapier in de Gecombineerde Nomenclatuur (GN).
6. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat het steenpapier met indelingsregel 3b moet worden ingedeeld in GN-code 6815 99 00, als werken van steen of andere minerale stoffen omdat het wezenlijk karakter van het steenpapier wordt bepaald door het kalksteen.
Het steenpoeder geeft het product zijn massa, het HDPE zorgt voor de hechting van het steenpoeder en de coating absorbeert de inkt waarmee het product wordt beschreven of bedrukt. Geen van de grondstoffen kan worden weggelaten zonder verlies van de kenmerkende eigenschappen van het product (HvJ 6 oktober 2006 (Turbon International), C-250/05, r.o. 21). Aan de hand van de onderlinge verhouding tussen de bestanddelen wat betreft de soort en de aard ervan, hun omvang, hoeveelheid, gewicht, waarde en hun belang in verband met het gebruik ervan, moet de kalksteen worden aangemerkt als belangrijkste stof in het product. Het product bestaat immers voor 80% uit kalksteen. Ook de benaming, steenpapier, wijst op het kalksteen als belangrijkste component. Om het product te kunnen beschrijven moet het massa hebben, en de massa ontleent het product aan de kalksteen. Als het wezenlijke karakter van het steenpapier niet kan worden vastgesteld, moet het subsidiair met toepassing van indelingsregel 3c worden ingedeeld in GN-code 6815 99 00.
De GN-toelichting op GS-post 3920 wijst sinds 19 november 2016 weliswaar steenpapier aan als een product dat in GS-post 3920 moet worden ingedeeld, omdat de kalksteen slechts een vulstof zou zijn, maar toelichtingen zijn niet rechtens bindend en bovendien is de kalksteen, ook al is het een vulstof, zo dominant aanwezig dat het daardoor karakterbepalend wordt. Anders dan in de toelichting wordt gesteld, kenmerkt steenpapier zich niet doordat het flexibel is, maar doordat het zich gedraagt als papier. Wat betreft de samenstelling kan geen onderscheid worden gemaakt tussen de pallets en de daaruit geëxtrudeerde vellen. Nu de pallets niet flexibel zijn, kan niet worden gezegd dat flexibiliteit een onderscheidend criterium is voor indeling in GS-post 3920.
Meer subsidiair moet het steenpapier met toepassing van indelingsregel 4 worden ingedeeld in de GS-post waarmee het de meeste overeenkomsten vertoont. Dat zou dan leiden tot indeling als ‘andere werken van papier’ van GS-post 4823.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de utb en veroordeling van verweerder in de kosten van de procedure.
7. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het steenpapier moet worden ingedeeld in GN-code 3920 10 28 als folie van kunststof. Hij baseert zich daarbij op de GN-toelichtingen op GN-posten 3920 en 6815. De verhouding in hoeveelheid tussen de samenstellende bestanddelen is niet doorslaggevend. Steenpapier is waterdicht en kan eenvoudig worden drooggeveegd, het heeft een hogere scheurweerstand dan papier dat van houtpulp is gemaakt, het is recyclebaar op dezelfde manier als plastic, en het is flexibel en rol- en vouwbaar. Deze eigenschappen ontleent het steenpapier aan de kunststof. Het kalksteenpoeder heeft slechts de functie van vulstof: het is goedkoop, het geeft het steenpapier zijn gewicht en zijn witte kleur. Het bedrukken of beschrijven wordt mogelijk gemaakt door de coating, niet door de kalksteen. Zonder kunststof blijft slechts krijtpoeder over, dat als massief, hard, tabletachtig materiaal niet flexibel, rol- of buigbaar is en snel breekt. De benaming van het product als steenpapier is een marketingstrategie en zegt niets over het wezenlijk karakter ervan. Nu het wezenlijk karakter met toepassing van indelingsregel 3b kan worden vastgesteld, wordt niet meer toegekomen aan indelingsregels 3c en 4. De verschillen met papier zijn, gelet op de waterdichtheid en wijze van recyclebaarheid, bovendien te groot voor toepassing van indelingsregel 4.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
8. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Relevante regelgeving
9. GS-post 3920 luidt – voor zover van belang – als volgt:
“3920 Andere platen, vellen, foliën, stroken en strippen, van kunststof zonder celstructuur, niet versterkt, gelaagd of op dergelijke wijze gecombineerd met andere stoffen, niet op een drager:
3920 10 - van polymeren van ethyleen
(…)
3920 1040 - - - andere”
10. GN-toelichting op GS-post 3920 luidt (sinds november 2016) als volgt:
“Deze post omvat “steenpapier” bestaande uit steenpoeder (ongeveer 80 gewichtspercenten calciumcarbonaat) en kunststof (ongeveer 20 gewichtspercenten kunsthars) waarbij de kunststof het product zijn wezenlijk karakter verleent vanwege de flexibiliteit, terwijl het steenpoeder slechts als vulmateriaal dient. Steenpapier is een papierachtig materiaal dat kan worden bewerkt zoals papier (d.w.z. bedrukt, gevouwen, versneden en verkleefd), omdat de dichtheid ervan vergelijkbaar is met de dichtheid van uit cellulose vervaardigd papier. Het is onder meer geschikt voor briefpapier, zakken, verpakkingen, kleefmiddelen, vetvrij papier, pakpapier en houders”
11. GS-post 3921 luidt – voor zover van belang – als volgt:
3921 Andere platen, vellen, foliën en strippen, van kunststof:
- met celstructuur
(…)
3921 90 - andere
3921 9090 - - andere
12. GN-toelichting op GS-post 3921 luidt:
“Zie de toelichting op post 3920”
13. GS-post 4823 luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“4823 Ander papier en karton, alsmede cellulosewatten en vliezen van cellulosevezels, op maat gesneden; andere werken van papierstof, van papier, van karton, van cellulosewatten of van vliezen van celluloseweefsels:
(…)
4823 90 - andere
(…)
4823 9085 - - andere”
14. GS-post 6815 luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“6815 Werken van steen of van andere minerale stoffen (koolstofvezels, werken van koolstofvezels en werken van turf daaronder begrepen), elders genoemd noch elders onder begrepen:
(…)
- andere werken
(…)
6815 9900 - - andere”
Beoordeling van het geschil
15. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het HvJ, dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie onder meer HvJ 26 april 2017, C-51/16 (Stryker EMEA Supply Chain Services BV), r.o. 39 en 45). De inhoud van GS- en GN- toelichtingen moet in overeenstemming zijn met de GN-bepalingen en mag de strekking daarvan niet wijzigen. Toelichtingen moeten, indien zij in strijd blijken met de tekst van de GN-posten en de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken, terzijde worden geschoven (zie onder meer HvJ 26 november 2015, C-44/15 (Duval GmbH & Co, KG.), r.o. 24).
16. Het steenpapier bestaat uit steenpoeder, kunststof en een coating en is dus samengesteld uit verschillende stoffen, welke samenstelling als zodanig niet in een van de GS-posten is genoemd. De vervolgens in aanmerking komende GS-posten hebben elk afzonderlijk slechts betrekking op een gedeelte van de stoffen waaruit het steenpapier is samengesteld, zodat indelingsregel 3a toepassing mist. Het steenpapier moet dan op grond van indelingsregel 3b worden ingedeeld naar de stof of het bestanddeel waaraan het zijn wezenlijk karakter ontleent, indien dit kan worden bepaald.
17. Dat het steenpapier voor 80% uit steenpoeder bestaat, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat het al hierdoor zijn wezenlijk karakter ontleent aan het steenpoeder. Het steenpapier, bestaande uit dunne, vouwbare en soepele vellen, ontleent zijn verschijningsvorm naar het oordeel van de rechtbank aan de kunststof. Dat dit bestanddeel slechts 18% van het totaal van het steenpapier uitmaakt, maakt dit niet anders.
De mogelijkheid om het steenpapier op een functioneel nuttige manier te kunnen bedrukken of beschrijven ontleent het aan de coating. Het steenpoeder verleent het steenpapier weliswaar massa, maar dat is in vergelijking met de eigenschappen die het aan de kunststof en de coating ontleent onvoldoende om het wezenlijk karakter aan het steenpoeder toe te kennen. Het steenpoeder dient in deze samenstelling slechts als vulmiddel. De coating is weliswaar essentieel voor het bedrukken van het steenpapier, maar zonder de coating kan het steenpapier nog steeds worden gebruikt als bijvoorbeeld verpakkingsmateriaal. Gelet op de belangrijkheid van de samenstellende stoffen ten opzichte van het gebruik dat van het steenpapier wordt gemaakt, verleent de kunststof het wezenlijk karakter aan het steenpapier.
18. Nu het steenpapier zijn wezenlijk karakter ontleent aan de kunststof, vindt indeling plaats met toepassing van indelingsregel 3b. Anders dan verweerder stelt, is indeling in GS-post 3920 niet mogelijk, omdat daar slechts worden ingedeeld vellen van kunststof die niet zijn versterkt, gelaagd of op dergelijke wijze gecombineerd met andere stoffen. Het steenpapier moet worden ingedeeld in GS-post 3921, als ‘andere vellen van kunststof’, in GN-code 3921 90 90.
19. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard, en dient de uitspraak op bezwaar te worden vernietigd, omdat verweerder daarin het steenpapier ten onrechte heeft ingedeeld in GN-code 3920 10 28. Dit heeft evenwel geen gevolgen voor het bedrag aan verschuldigde douanerechten dat in de utb is opgenomen, omdat het tarief behorende bij GN-code 3921 90 90 ook 6,5% bedraagt. De rechtbank zal op grond van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar.
Proceskosten
20. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.311 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 261, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor 1).
De rechtbank ziet voorts aanleiding verweerder op te dragen het door eiseres betaalde griffierecht van € 338 te vergoeden.