Rechtbank Noord-Holland, 28-08-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:8559, AWB - 19 _ 4358
Rechtbank Noord-Holland, 28-08-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:8559, AWB - 19 _ 4358
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 28 augustus 2020
- Datum publicatie
- 30 oktober 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:8559
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2022:1038, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 19 _ 4358
Inhoudsindicatie
De rechtbank is van oordeel dat artikel 13, zeventiende lid, van de Wet op de Vennootschapsbelasting van toepassing is op dividenden ontvangen van een Zuid-Koreaanse vastgoeddeelneming. De deelnemingsvrijstelling is dus niet van toepassing.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/4358
(gemachtigden: mr. G.C.D. Grauss en prof. dr. D.M. Weber),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2016 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbare winst van $ 1.493.255 en een belastbaar bedrag van € 1.024.255. In de aanslag is rekening gehouden met een aftrek elders belast van € 148.394.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juli 2020 te Haarlem.
Namens eiseres is [A] verschenen, alsmede haar gemachtigden, bijgestaan door [B] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. [C] , [D] MSc en mr. [E] .
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres houdt in 2016 een belang van 98,8% in [F] LLC (hierna: [F] , en ook: de deelneming).
2. [F] is gevestigd in de Republiek Korea (hierna: Zuid-Korea) en daar onderworpen aan de Zuid-Koreaanse vennootschapsbelasting.
3. De deelneming was tot november 2016 in het bezit van verhuurd vastgoed gelegen in Zuid-Korea.
4. Eiseres heeft in 2016 $ 1.690.655 aan dividenden ontvangen van [F] .
5. [F] heeft het door haar uitgekeerde dividend ten laste van haar fiscale resultaat gebracht. Dit is haar toegestaan omdat zij als een zogenoemde Zuid-Koreaanse ‘Real Estate Investment Fund’ (hierna: REF) kwalificeert.
6. Op 2 juni 2017 heeft eiseres de aangifte vennootschapsbelasting 2016 ingediend met vermelding van de functionele valuta: USD dollars.
7. In de aangifte vennootschapsbelasting 2016 is op grond van artikel 13, zeventiende lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: de Wet Vpb) op een bedrag van USD 1.690.655 de deelnemingsvrijstelling niet toegepast.
8. Op 24 november 2018 is de in geschil zijnde aanslag vennootschapsbelasting 2016 conform de ingediende aangifte vennootschapsbelasting 2016 vastgesteld. Het belastbaar bedrag is vastgesteld op USD 1.133.748/EUR 1.024.255.
9. Eiseres heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt en alsnog verzocht de deelnemingsvrijstelling toe te passen op het dividend ontvangen van [F] . Met dagtekening 29 juli 2019 heeft verweerder het bezwaar afgewezen en de aanslag gehandhaafd.
Geschil
10. In geschil is of artikel 13, zeventiende lid, van de Wet Vpb van toepassing is op het door eiseres van [F] ontvangen Zuid-Koreaanse dividend.
11. Eiseres stelt dat artikel 13, zeventiende lid, van de Wet Vpb niet van toepassing is op het Zuid-Koreaanse dividend omdat:
- -
-
een richtlijnconforme interpretatie dit in de weg staat;
- -
-
de Zuid-Koreaanse deelneming geen dochteronderneming is in de zin van de Moeder-dochterrichtlijn (Richtlijn 2011/96/EU van de Raad van 30 november 2011 zoals gewijzigd door de Richtlijnen 2014/86/EU en (EU) 2015/12);
- -
-
dit in strijd is met het vrije kapitaalverkeer omdat de bepaling horizontaal discrimineert tussen vrijgestelde of tegen 0% belaste REIT regimes en REIT regimes waarbij de uitgekeerde winst aftrekbaar is;
- -
-
de Zuid-Koreaanse dividenden niet ‘naar hun aard’ aftrekbaar zijn;
- -
-
de ratio van voornoemd artikellid zich verzet tegen toepassing daarvan in deze situatie.
12. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag met USD 1.690.655 tot een belastbaar bedrag berekend naar een bedrag van € 0, vernietiging van de verliesbeschikking en vaststelling van het verlies op USD 197.400.
13. Verweerder stelt dat de letterlijke tekst van artikel 13, zeventiende lid, van de Wet Vpb toepassing van de deelnemingsvrijstelling in de weg staat. De door eiseres aangedragen grieven maken dit oordeel niet anders.
14. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
15. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
Wettelijk kader
16. Artikel 13 van de Wet Vpb bepaalt – voor zover in deze zaak van belang – het volgende.
“1. Bij het bepalen van de winst blijven buiten aanmerking de voordelen uit hoofde van een deelneming, alsmede de kosten ter zake van de verwerving of de vervreemding van die deelneming (deelnemingsvrijstelling).
(…)
a. vergoedingen van of betalingen door het lichaam waarin de deelneming wordt gehouden voor zover deze rechtens dan wel in feite direct of indirect in aftrek kunnen worden gebracht op de grondslag van een naar de winst geheven belasting;
b. hetgeen wordt ontvangen ter vervanging van gederfde of te derven vergoedingen of betalingen als bedoeld in onderdeel a.
17. Artikel 4 van de Moeder-dochterrichtlijn luidt, voor zover voor deze zaak van belang, als volgt:
a. a) ofwel zich onthouden van het belasten van deze winst voor zover die winst niet aftrekbaar is bij de dochteronderneming van de moedermaatschappij, en deze winst belasten voor zover die winst aftrekbaar is bij de dochteronderneming van de moedermaatschappij;”