Rechtbank Noord-Holland, 30-10-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:8577, AWB - 20 _ 2864
Rechtbank Noord-Holland, 30-10-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:8577, AWB - 20 _ 2864
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 30 oktober 2020
- Datum publicatie
- 10 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:8577
- Zaaknummer
- AWB - 20 _ 2864
Inhoudsindicatie
Beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/2864
[X] , te [Z] , eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, verweerder.
Procesverloop
Eiser heeft op 14 mei 2020 tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 29 april 2020 een tweede bezwaarschrift ingediend bij verweerder.
Verweerder heeft dit aangemerkt als beroepschrift en bij brief van 14 mei 2020 op grond van
artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ter verdere behandeling aan deze
rechtbank doorgezonden.
Overwegingen
1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting. Het beroep ziet mede op de opgelegde boete. De rechtbank is van oordeel dat de vereisten van een behoorlijk proces niet nopen tot een behandeling ter zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb, gelezen in samenhang met de bij de Awb behorende Regeling verlaagd griffierecht € 48. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft bij brief van 2 juni 2020 eiser in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiser heeft op 5 juni 2020 telefonisch contact opgenomen met de griffie van de rechtbank, eiser heeft daarbij aangegeven dat hij waarschijnlijk het griffierecht niet gaat voldoen. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 1 juli 2020 eiser nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 6 juli 2020 is afgehaald van een PostNL punt en dat voor ontvangst is getekend. Eiser heeft niet gereageerd.
4. Eiser heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
5. Gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, is eiser in verzuim geweest het beroepschrift persoonlijk te ondertekenen. Verder merkt de rechtbank op dat eisers ook in verzuim zijn geweest binnen de gestelde termijn een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft over te leggen. Bij aangetekend verzonden brief van 22 juni 2020 is hij gewezen op deze verzuimen en is hij verzocht om het uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek heeft uitgewezen dat deze brief op 23 juni 2020 is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Eiser heeft niet gereageerd.
6 Eiser heeft geen reden gegeven voor het verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim.
7. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 30 oktober 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: