Rechtbank Noord-Holland, 30-10-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:8583, AWB - 20_1295
Rechtbank Noord-Holland, 30-10-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:8583, AWB - 20_1295
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 30 oktober 2020
- Datum publicatie
- 10 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:8583
- Zaaknummer
- AWB - 20_1295
Inhoudsindicatie
Proceskostenvergoeding na intrekking beroep.
Uitspraak
zittingsplaats Haarlem
Sector bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/1295
en
Procesverloop
Bij uitspraak van 16 december 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiseres, gericht tegen de informatiebeschikking met kenmerk [#] ten behoeve van het opleggen van de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2015 en 2016, gedeeltelijk afgewezen en de informatiebeschikking gedeeltelijk vernietigd.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief van 23 juni 2020 aan eiseres verzocht haar beroep in te trekken. De onderhavige informatiebeschikkingen zijn van rechtswege vervallen.
Eiseres heeft het beroep bij brief van 3 juli 2020 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep heeft eiseres verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedures bij de rechtbank.
Verweerder heeft bij brief van 14 augustus 2020 gereageerd op het verzoek van eiseres.
Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiser is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. De rechtbank stelt vast dat de beroepen zijn ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiseres en dat eiseres tegelijk met de intrekking van het beroep heeft verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat dit beroep samenhangt met de beroepschriften met procedures HAA 20/1265 en 20/1266 van de heer [A] (de echtgenoot van eiseres). De werkzaamheden van gemachtigde zijn of konden nagenoeg identiek zijn, omdat het voldoende was om aan te geven dat de informatiebeschikkingen zouden moeten komen te vervallen op grond van artikel 52a, lid 3, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Dezelfde gemachtigde heeft dezelfde werkzaamheden uitgevoerd.
4. De rechtbank ziet aanleiding het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toe te wijzen.
5. De kosten hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn ingevolge het Besluit € 525 in verband met het beroep (1 punt voor de beroepschriften, wegingsfactor 1). De rechtbank is daarbij van oordeel dat sprake is van samenhangende zaken met procedures HAA 20/1265 en 20/1266, als bedoeld in artikel 3 van het Besluit. De aan eiseres toegekende proceskostenvergoeding bedraagt daarom de helft van dit bedrag, derhalve € 262,50.
6. Op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dient het door eiseres betaalde griffierecht van € 48 te worden vergoed door verweerder.
BeslissingDe rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 262,50
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 30 oktober 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden op: