Home

Rechtbank Noord-Holland, 20-10-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:8646, AWB - 19 _ 3982

Rechtbank Noord-Holland, 20-10-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:8646, AWB - 19 _ 3982

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
20 oktober 2020
Datum publicatie
30 oktober 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:8646
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3982

Inhoudsindicatie

Gegrond PKV wegingsfactor 1

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 19/3982

(gemachtigde: M. Collij),

en

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking het verzamelinkomen van eiseres over het jaar 2012 opnieuw vastgesteld op een bedrag van € 8.359. Het op de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) 2012 te betalen bedrag is door de beschikking niet veranderd.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Tot de gedingstukken behoort een brief van verweerder waarin hij een verzoek tot geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht doet voor gelakte passages in een als bijlage bij het verweerschrift ingediend algemeen hoorverslag en correspondentie uit 2018. De rechtbank verwijst naar de ter zitting van 2 juni 2020 met verweerder en gemachtigde van eiseres gemaakte afspraken in de zaken met nr. HAA 19/4944 en HAA 19/4946 dat een beslissing op het verzoek van verweerder achterwege kan blijven nu dit stuk beide partijen bekend is en de belangenafweging geen andere zal zijn dan in andere zaken waarin dit stuk is ingebracht en geoordeeld is dat geheimhouding van de gelakte passages gerechtvaardigd is. De rechtbank zal dan ook geen kennis nemen van het niet geanonimiseerde stuk en uitspraak doen op basis van het geanonimiseerde stuk.

Partijen hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn over en weer in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2020 te Haarlem.

Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [A] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is getrouwd met [B] (beroep geregistreerd onder zaaknummer HAA 19/3983).

2. Eiseres heeft aangifte ib/pvv gedaan voor het jaar 2012. Hierin heeft zij een persoonsgebonden aftrek geclaimd, bestaande uit specifieke zorgkosten. Verweerder heeft de aanslag opgelegd overeenkomstig de door eiseres ingediende aangifte.

3. Op 14 maart 2017 heeft verweerder eiseres verzocht om informatie over de ingediende aangifte. Eiseres heeft hierop niet gereageerd waarna verweerder kennisgevingen tot navordering aan eiseres heeft verzonden. Hierop heeft de gemachtigde van eiseres stukken ingediend.

4. Verweerder heeft met dagtekening 30 oktober 2017 de beschikking aan eiseres opgelegd.

5. Eiseres heeft bezwaar tegen de beschikking gemaakt. In navolging hiervan hebben partijen met elkaar gecorrespondeerd. Op 7 juni 2018 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden. Het hoorverslag behoort tot de gedingstukken.

6. Verweerder heeft met dagtekening 5 juli 2019 uitspraak op bezwaar gedaan en de beschikking gehandhaafd.

7. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de beschikking alsnog is vernietigd.

Geschil

8. In geschil is slechts nog de hoogte van de proceskosten waarin verweerder moet worden veroordeeld. Voorts heeft eiseres verzocht om een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, waarbij zij stelt recht te hebben op een volledige schadevergoeding, evenals haar echtgenoot.

Beoordeling van het geschil

Immateriële schadevergoeding

9. Het bezwaarschrift is ingediend op 12 december 2017, de uitspraak op bezwaar is gedaan op 5 juli 2019 en de rechtbank doet uitspraak op 20 oktober 2020, zodat in deze zaken de redelijke termijn, met inachtneming van de uitgangspunten zoals geformuleerd door de Hoge Raad in zijn arrest van 19 februari 2016, nr.14/03907, ECLI:NL:HR:2016:252, is overschreden met afgerond tien maanden welke periode geheel is toe te rekenen aan de bezwaarfase. Bijzondere omstandigheden op grond waarvan de redelijke termijn verlengd zou moeten worden zijn door verweerder niet gesteld. De omstandigheid dat ook aan de fiscale partner een beschikking over een eerder jaar is opgelegd heeft geen matigende invloed, zoals verweerder heeft betoogd. Eiseres en haar partner zijn afzonderlijke belastingplichtigen. Zij zijn beiden afzonderlijk in een belastinggeschil betrokken en moeten dus geacht worden ieder afzonderlijk spanning en frustratie te hebben ondervonden, en hebben op die grond beiden zelfstandig recht op immateriële schadevergoeding. Niet valt in te zien waarom het feit dat de fiscale partner ook in een belastinggeschil betrokken is, de (veronderstelde) spanning en frustratie bij eiseres zou verminderen. Gelet hierop bedraagt de immateriële schadevergoeding in deze zaak € 1.000 welke geheel door verweerder vergoed dient te worden.

Proceskosten

10. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt de kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.572 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 261, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor met een waarde per punt van € 525).

11. Eiseres heeft verzocht om toepassing van wegingsfactor 1,5 onder verwijzing naar een uitspraak van Hof Den Haag van 19 juni 2020 (ECLI:NL:GHDHA:2020:1204) en het feit dat zijn cliënten het stempel 1043 hebben gekregen, zeer kwalijk is. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten aangetroffen in het dossier die in redelijkheid aanleiding geven tot het oordeel dat er sprake is van een zaak met bovengemiddeld gewicht en heeft daarom wegingsfactor 1,0 toegepast.Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

veroordeelt verweerder tot vergoeding van de immateriële schade van eiseres tot een bedrag van € 1.000;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.572;

-

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47 aan eiseres te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H. de Soeten, rechter, in aanwezigheid van

mr. B. Bruijnzeel, griffier. De beslissing is gedaan op 20 oktober 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,

1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.