Rechtbank Noord-Holland, 04-02-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:910, AWB - 18 _ 3085
Rechtbank Noord-Holland, 04-02-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:910, AWB - 18 _ 3085
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 4 februari 2020
- Datum publicatie
- 21 maart 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:910
- Zaaknummer
- AWB - 18 _ 3085
Inhoudsindicatie
De door eiser verstrekte leningen behoren niet tot zijn (verplicht) ondernemingsvermogen omdat ze niet zijn verstrekt binnen het kader van de normale uitoefening van de onderneming. De geldverstrekkingen zijn ook niet te beschouwen als de eerste handelingen in het kader van een nieuwe onderneming.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 18/3085 en HAA 18/3086
(gemachtigde: mr. C.CH. van der Kolk),
en
Procesverloop
HAA 18/3085
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2014 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 101.886. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is belastingrente in rekening gebracht ten bedrage van € 1.864.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd.
HAA 18/3086
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2011 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 109.751 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.051. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is heffingsrente in rekening gebracht ten bedrage van € 5.666.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de navorderingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2019 te Haarlem. Ter zitting zijn beiden zaken, evenals de zaak van mevrouw [A] (HAA 18/3087) betreffende de aan haar opgelegde navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2011, gelijktijdig behandeld.
Namens eiser zijn verschenen zijn gemachtigde en mr. J.Y. van der Krieke, kantoorgenoot van de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.C. van der Lee en mr. F.E.T. Nijssen.
Overwegingen
Feiten
1. Eiser en zijn echtgenote, mevrouw [A] (hierna: de echtgenote), zijn vennoten in de vennootschap onder firma [B] (hierna: de Vof). Het belang van eiser in de Vof bedraagt 65% en het belang van de echtgenote in de Vof bedraagt 35%.
2. De Vof hield zich bezig met grondverzet en (agrarische) loonwerkzaamheden. Vanaf omstreeks 2009/2010 bestaan de werkzaamheden van de Vof vooral uit de bestrijding van stof die ontstaat door het storten van losse steenkolen in het havengebied van Amsterdam. De Vof gebruikte hiervoor tractors met een daaraan gekoppelde sproeiwagen.
3. In 2010 raakte eiser in gesprek met de heren [C] en [D] van [E] V.O.F. (hierna: [E] ). [E] had in het verleden een zakelijke relatie met de vader van eiser waarbij over en weer goederen en/of diensten werden geleverd. [E] was op zoek naar financiële middelen om haar activiteiten voort te zetten die vanwege de bankencrisis in 2008 zijn ingezakt danwel om haar activiteiten om te vormen naar andersoortige werkzaamheden. [E] zag nieuwe mogelijkheden op het gebied van LED-verlichting.
4. Tot de gedingstukken behoort een verslag van een tussen eiser, namens de Vof, en de heren [C & D] , namens [E] , op 27 april 2010 gehouden bespreking. In het verslag is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“Om elkaar beter te leren kennen vertelt [eiser] over zijn bedrijf [de Vof], zijn activiteiten nu (stofbestrijding bij de kolenoverslag terminals in de haven van Amsterdam), en in het verleden en over zijn toekomstverwachtingen.
(…)
Gezien hun beider ervaring op het gebied van metaalbewerking (zij onderhouden hun trekkers en ander materiaal zelf) verwacht [eiser] dat hij bij [E] zeer nuttig kan zijn.
(…)
[C] ( [C] ) vertelt over de geschiedenis van [E] (…).
(…)
Tegenwoordig levert [E] aan vooraanstaande verlichtingsbedrijven, (…).
(…)
Als gevolg van de bankencrisis in 2008 is de bouwmarkt ingestort. [E] ondervindt daarvan de gevolgen en heeft, ondanks alle inspanningen, haar omzet zien halveren.
Echter de algemene verwachting is, dat de weg omhoog is ingezet en de groei zal doorzetten.
[E] zal echter niet enkel op eigen kracht de technische ontwikkelingen, met name van Led, en de daarmee samenhangende aanpassingen in de productie, kunnen financieren.
(…)
[Eiser] merkt op, dat hij over expertise beschikt om machines te moderniseren en te optimaliseren.
[Eiser] ziet goede mogelijkheden. Er zal een intentieverklaring tot samenwerking worden opgesteld. Experts zullen zich gaan buigen over de nadere uitwerking van de plannen, zodat, zodra [E] weer winstgevend is, de samenwerking geformaliseerd wordt en de lening(en) omgezet kunnen worden in bedrijfskapitaal. In ieder geval wordt afgesproken, dat zodra mogelijk, [eiser] zal meedelen in het resultaat.
Tenslotte spreken we af om elkaar te tutoyeren.”
5. Op 4 mei 2010 sluiten eiser, namens de Vof, en de heren [C & D] , namens [E] , een leningsovereenkomst. In de leningsovereenkomst is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“De ondergetekenden
1) [ [E] ]
Hierna te noemen de schuldenaar,
en
2) [de Vof]
Hierna te noemen de schuldeiser,
verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
Artikel 1
De schuldeiser heeft op 4 mei 2010 ter leen verstrekt aan de schuldenaar gelijk de schuldenaar ter leen heeft ontvangen van de schuldeiser de som van € 150.000,- (…).