Rechtbank Noord-Holland, 26-10-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:9190, AWB - 19 _ 2083
Rechtbank Noord-Holland, 26-10-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:9190, AWB - 19 _ 2083
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 26 oktober 2020
- Datum publicatie
- 10 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:9190
- Zaaknummer
- AWB - 19 _ 2083
Inhoudsindicatie
Aan eiseres is een naheffingsaanslag omzetbelasting ter behoud van rechten opgelegd in verband met een andere aanhangige zaak. In die zaak is geoordeeld dat niet eiseres, maar een ander belastingplichtig was voor de omzetbelasting. De naheffingsaanslag wordt overeenkomstig verminderd.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/2083
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2010 een naheffingsaanslag omzetbelasting (hierna ook: ob) opgelegd, ten bedrage van € 9.502, en daarbij bij beschikking € 1.518 rente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag ob 2010 en de rentebeschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2020 te Haarlem. De rechtbank heeft daarbij gebruik gemaakt een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel (Skype). Namens eiseres heeft [A] ( [A] ) via Skype deelgenomen aan de zitting. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [B] MSc LL.M, [C] , [D] en mr. [E] , welke ter zitting aanwezig waren. De zaken zijn tegelijkertijd behandeld met de zaken ten name van [A] met de zaaknummers HAA 18/712 tot en met 18/717, HAA 18/602, 18/603 en 18/604.
Overwegingen
Feiten
1. [A] dreef in de periode 1 oktober 2006 tot en met 10 februari 2010 een eenmanszaak. Volgens informatie van de Kamer van Koophandel is de eenmanszaak op 10 februari 2010 omgezet in een commanditaire vennootschap (cv) genaamd [F] C.V. De naam is op 9 augustus 2010 gewijzigd in [G] C.V. Ook is op die datum bij de Kamer van Koophandel eiseres ingeschreven, toen nog onder de naam [F] C.V. Op 17 januari 2011 is de naam van eiseres gewijzigd in de huidige naam.
2. Eiseres heeft in 2010 aangifte omzetbelasting gedaan. Per saldo heeft eiseres over het jaar 2010 € 689 aan omzetbelasting terugontvangen van verweerder.
3. Tussen verweerder enerzijds en onder meer eiseres en [A] anderzijds is een geschil ontstaan over de fiscale gevolgen van de door [A] al dan niet via de cv’s ontplooide activiteiten. Deze bestaan uit het in- en verkopen van tickets via internet voor concerten, (sport-)evenementen en theater. Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat [A] belastingplichtig is ter zake van de activiteiten en heeft daarom aan hem over de jaren 2010 tot en met 2012 naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd. Deze naheffingsaanslagen zijn in geschil in de beroepsprocedures met zaaknummers HAA 18/602, HAA 18/603 en HAA 18/604. Daarnaast heeft verweerder aan eiseres ter behoud van rechten de in geschil zijnde naheffingsaanslag opgelegd.
4. De aan eiseres opgelegde aanslag heeft betrekking op de over 2010 verschuldigde omzetbelasting ter zake van de activiteiten. Verweerder heeft dit bedrag berekend op € 9.503. De aan [A] opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting over 2010 dient, zo heeft verweerder in de beroepsprocedure die betrekking heeft op die naheffingsaanslag, te worden verminderd tot dat bedrag.
Geschil 5. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en naar de juiste hoogte is opgelegd.
6. Eiseres stelt dat de basis waarop de naheffingsaanslag is opgelegd onjuist is. Ook stelt eiseres dat dubbele aanslagen omzetbelasting zijn opgelegd. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en van de naheffingsaanslag.
7. Verweerder stelt dat, indien in de procedure betreffende de aan [A] opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting over 2010 komt vast te staan dat die terecht aan [A] is opgelegd, de naheffingsaanslag dient te worden verminderd naar € 689. Bij de oplegging van de naheffingsaanslag is ten onrechte geen rekening gehouden met dit over 2010 ten onrechte terugontvangen bedrag. Volgens verweerder dient geen proceskostenvergoeding te worden toegekend, aangezien eiseres niet akkoord is gegaan met het voorstel om vanwege proceseconomische redenen nog geen uitspraak op het bezwaar tegen de onderhavige naheffingsaanslag te doen. Deze procedure is dus aan eiseres zelf te wijten, aldus verweerder.
Beoordeling van het geschil
8. De rechtbank oordeelt in de procedure met zaaknummer HAA 18/602, waarin zij tevens vandaag uitspraak doet, dat de aan [A] opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting over 2010 terecht aan hem is opgelegd en dat deze dient te worden verminderd tot € 9.503. Gelet op het standpunt van verweerder in de onderhavige procedure dient de onderhavige naheffingsaanslag te worden verminderd tot € 689. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. De naheffingsaanslag dient ter correctie van aan eiseres teruggegeven bedragen aan omzetbelasting. Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat deze ten onrechte aan eiseres zijn teruggegeven.
9. Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Er zijn geen kosten gesteld of aannemelijk gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht in aanmerking komen voor vergoeding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot € 689 en bepaalt dat de rentebeschikking overeenkomstig wordt verminderd;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit; en
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.N. van Rijn, voorzitter, en mr. B. van Walderveen en mr. M. Ferrier, leden, in aanwezigheid van mr. B. Schaafsma, griffier. De beslissing is gedaan op 26 oktober 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: