Rechtbank Noord-Holland, 13-11-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:9211, HAA 20/1946
Rechtbank Noord-Holland, 13-11-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:9211, HAA 20/1946
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 13 november 2020
- Datum publicatie
- 24 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:9211
- Zaaknummer
- HAA 20/1946
Inhoudsindicatie
beroep kennelijk niet-ontvankelijk
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/1946
[X] , te [Z] , eiser
(gestelde gemachtigde: [A] ),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Rotterdam, verweerder.
Procesverloop
Het bezwaar van eiseres gericht tegen de aanslag successierecht met nummer [#] is door verweerder op 5 september 2017 niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft op 10 maart 2020 tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
Overwegingen
1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
3. Vast staat dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 5 september 2017 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 17 oktober 2017.
4. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
5. Bij aangetekende brief van 29 juni 2020 heeft de rechtbank eiser in de gelegenheid gesteld schriftelijk te laten weten waarom zij het beroepschrift na afloop van de termijn heeft ingediend. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 30 juni 2020 is bezorgd op het post adres van de gestelde gemachtigde en dat voor ontvangst is getekend. Eiser heeft niet gereageerd.
6. Verder merkt de rechtbank op dat eiser, gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, en gelet op het bepaalde in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb in samenhang met artikel 6:6 van de Awb, ook in verzuim is geweest binnen de gestelde termijn de gevraagde machtiging over te leggen, de gronden die betrekking hebben op het niet ontvankelijk verklaren van het bezwaar in te dienen en het volledige adres van eiser kenbaar te maken. Bij eveneens op 29 juni 2020 aangetekend verzonden brief is eiser gewezen op dit verzuim en is hij verzocht om deze uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eiser niet aan dit verzoek voldoet, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Eiser heeft hierop niet gereageerd.
7. Het is de rechtbank dan ook niet gebleken dat eiser een goede verontschuldiging heeft voor de te late indiening van het beroepschrift. Ook heeft eiser geen reden gegeven voor het niet herstellen van de overige verzuimen. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor deze verzuimen.
8. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: