Rechtbank Noord-Holland, 18-11-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:9619, AWB - 20_997
Rechtbank Noord-Holland, 18-11-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:9619, AWB - 20_997
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 18 november 2020
- Datum publicatie
- 27 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:9619
- Zaaknummer
- AWB - 20_997
Inhoudsindicatie
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank is van oordeel dat het enkel stellen dat telefonisch contact met de gemeente Zaanstad heeft plaatsgevonden een onvoldoende onderbouwing is om aannemelijk te achten dat het niet aan eiser te wijten is dat de gehandicaptenparkeervergunning niet op het correcte kenteken geregistreerd stond. Derhalve is de naheffingsaanslag terecht aan eiser opgelegd.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/997
en
Procesverloop
Bij beschikking van 18 februari 2019 heeft verweerder aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 61,75 (€ 2,75 aan parkeerbelasting en € 59,00 aan naheffingskosten).
Bij uitspraak op bezwaar van 9 december 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2020 te Haarlem.
Eiser is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 23 juli 2020 aan [X] op het adres
[adres 1] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 25 juli 2020 om 15:33 uur is bezorgd op genoemd adres, is de rechtbank van oordeel dat eiser op de juiste wijze is uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. [a] .
Overwegingen
Feiten
1. Eiser heeft een gehandicaptenparkeerkaart B(estuurder) en een digitale gehandicaptenparkeervergunning.
2. Op 18 februari 2019 om 16:23 uur stond de auto van eiser met kenteken [kenteken 1] geparkeerd op een parkeerplaats aan de [adres 2] . Deze locatie is door burgermeester en wethouders van deze gemeente aangewezen als een parkeerplaats voor betaald parkeren. Houders van een gehandicaptenparkeerkaart kunnen gratis hun voertuig in parkeervakken plaatsen waarvoor niet-gehandicapten parkeerbelastingplichtig zijn.
3. Tijdens een controle op voormelde datum en voormeld tijdstip is geconstateerd dat eiser met de auto met kenteken [kenteken 1] geparkeerd stond. De digitale gehandicaptenparkeervergunning van eiser stond op dat moment geregistreerd op de auto met kenteken [kenteken 2] . Naar aanleiding daarvan is aan eiser een naheffingsaanslag ten bedrage van € 61,75 opgelegd, vanwege het niet hebben van een digitale gehandicaptenparkeerkaart voor de auto met kenteken [kenteken 1] .
Geschil
4. Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
5. Eiser stelt dat hij met een gehandicaptenparkeerkaart ontheven is van parkeerbelasting. Tevens stelt eiser dat hij contact met de gemeente heeft gehad om de kentekenwijziging door te geven voor zijn digitale gehandicaptenparkeervergunning.
6. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de naheffingsaanslag terecht aan eiser is opgelegd, omdat eiser op 18 februari 2019 voor de auto met kenteken [kenteken 1] niet in het bezit was van een digitale gehandicaptenparkeervergunning en ook de parkeerbelasting niet heeft betaald.
7. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
8. In de Verordening op de heffing en de invordering van Parkeerbelastingen Zaanstad 2019 (hierna: de Verordening), zoals geldig per 1 januari 2019, is in artikel 3, vijfde lid, de volgende vrijstellingsbepaling opgenomen:
“Gehandicapten in het bezit van een Gehandicaptenparkeervergunning, mogen zonder daarvoor parkeerbelasting te betalen hun voertuig in parkeervakken plaatsen waarvoor niet-gehandicapten parkeerbelastingplichtig zijn”.
9. Niet in geschil is dat eiser heeft geparkeerd op een parkeerlocatie waar ten plaatse een betaald parkeren regime geldt. Ingevolge artikel 3, vijfde lid, van de Verordening had eiser dan ook in het bezit dienen te zijn van een gehandicaptenparkeervergunning voor de auto met kenteken [kenteken 1] . Nu hij niet heeft voldaan aan deze voorwaarde was verweerder gerechtigd de verschuldigde belasting na te heffen. In zoverre is aan eiser terecht en overigens ook naar een juist bedrag een naheffingsaanslag opgelegd.
10. Eiser heeft betoogd dat het niet aan hem te wijten is dat de gehandicaptenparkeervergunning niet op het correcte kenteken geregistreerd stond, omdat hij het correcte kenteken voor de digitale gehandicaptenparkeervergunning telefonisch heeft doorgegeven aan de gemeente Zaanstad. Verweerder heeft dit betwist. Nu dit zo is, ligt het op de weg van eiser om dit aannemelijk te maken. De rechtbank is van oordeel dat het enkel stellen dat telefonisch contact met de gemeente Zaanstad heeft plaatsgevonden een onvoldoende onderbouwing is om aannemelijk te achten dat het niet aan eiser te wijten is dat de gehandicaptenparkeervergunning niet op het correcte kenteken geregistreerd stond.
11. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 18 november 2020 door mr. F. Kleefmann, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Doesburg, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: