Home

Rechtbank Noord-Holland, 16-09-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:9684, AWB - 19 _ 5443

Rechtbank Noord-Holland, 16-09-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:9684, AWB - 19 _ 5443

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
16 september 2020
Datum publicatie
23 november 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2020:9684
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5443

Inhoudsindicatie

Wijzigen verdeling aftrekbare kosten eigen woning kan alleen indien sprake is van een gezamenlijk verzoek.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 19/5443

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2016 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.419. Tevens is bij beschikking een bedrag van € 14 aan belastingrente in rekening gebracht.

Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2020 te Haarlem. Namens verweerder is verschenen mr. [A] . Eiser is, zonder bericht, niet verschenen. De rechtbank heeft ter zitting onderzocht of eiser behoorlijk is uitgenodigd voor de zitting, zodat het onderzoek kan worden voltooid. De griffier heeft eiser bij aangetekende brief, verzonden op 9 juli 2020 en gericht aan het in het beroepschrift vermelde adres, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. De brief is niet retour gekomen. Nu uit informatie van de website van PostNL is gebleken dat de brief op 10 juli 2020 is uitgereikt, is eiser behoorlijk uitgenodigd om op de zitting te verschijnen en kan het onderzoek worden voltooid.

Overwegingen

Feiten

1. Eiser is van 17 februari 2014 tot 12 april 2017 gehuwd geweest met/geregistreerd partner van mevrouw [B] (hierna: [B] ).

2. Eiser was geheel 2016 woonachtig op het adres [C] . [B] woonde tot 1 november 2016 ook op dit adres.

3. Verweerder heeft met dagtekening 15 februari 2016 een voorlopige aanslag opgelegd aan eiser conform het door eiser ingediende verzoek. Deze is gebaseerd op de aanname dat het saldo eigen woning ad -/- € 9.344 voor 50% bij eiser in aanmerking komt.

4. Op 21 april 2017 is door dan wel namens eiser de aangifte ib/pvv 2016 ingediend. In de aangifte is bij de rubriek ‘inkomsten uit loondienst’ onder ‘loon’ het volgende opgenomen:

Loon [D] (loonheffing € 2.731) € 16.390

Vrijgesteld inkomen [E] BV € 8.195

Voorts is in de aangifte een eigen woning vermeld. Het saldo eigen woning bedraagt

-/- € 9.578, waarvan 0% aan eiser is toegerekend en 100% aan [B] is toegerekend.

5. Verweerder heeft eiser bij brief van 3 oktober 2017 verzocht de door hem ingediende aangifte te controleren op het onderdeel inkomsten uit loondienst, meer specifiek of het juist is dat sprake is van vrijgesteld loon van een internationale organisatie ten aanzien van het ontvangen loon van [E] B.V. Volgens verweerder blijkt niet dat [E] B.V. een internationale organisatie is en dat daarom geen sprake is van vrijgestelde inkomsten.

6. Eiser heeft daar niet op gereageerd waarna verweerder de definitieve aanslag heeft opgelegd. Daarbij is verweerder uitgegaan van de volgende (niet vrijgestelde) looninkomsten: € 16.390 ( [D] B.V.) en € 7.029 ( [E] B.V.). Voorts is het saldo eigen woning voor 0% bij eiser in aanmerking genomen.

7. Eiser heeft in het bezwaarschrift aangegeven dat hij nooit een brief heeft ontvangen van verweerder dat (en waarom) verweerder is afgeweken van de ingediende aangifte.

8. Bij de uitspraak op bezwaar heeft verweerder de definitieve aanslag gehandhaafd.

9. Eiser heeft op 12 oktober 2016 een nieuwe aangifte ib/pvv 2016 ingediend. Verweerder heeft deze nieuwe aangifte aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering. Op dit verzoek heeft verweerder nog niet beslist.

Geschil

10. In geschil is of verweerder de aanslag ib/pvv 2016 terecht en tot de juiste hoogte heeft opgelegd. Meer specifiek is in geschil of het saldo eigen woning terecht niet aan eiser is toegerekend.

11. Eiser stelt zich op het standpunt dat het belastbaar inkomen uit werk en woning te hoog is. Eiser heeft recht op aftrek van de kosten van de eigen woning en daar is ten onrechte geen rekening mee gehouden door verweerder. Voorts heeft [B] zonder toestemming van eiser de aangifte ingediend en eiser heeft niet ingestemd met de verdeling van de aftrekbare kosten van de eigen woning. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vermindering van het belastbaar inkomen uit werk en woning.

12. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanslag terecht en tot de juiste hoogte is opgelegd. Het inkomen van [E] B.V. is geen vrijgesteld inkomen van een internationale organisatie en is terecht gecorrigeerd in de aanslagregelende fase. In de op 21 april 2017 ingediende aangifte is het saldo eigen woning voor 0% aan eiser toegerekend. De aanslag is voor wat betreft de verdeling van het saldo eigen woning conform de aangifte opgelegd. Indien de aangifte door [B] zonder medeweten van eiser is ingediend dan kan dat hem worden toegerekend, omdat eiser zijn DigiD heeft verstrekt aan [B] . Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

13. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geschil

14. Eiser stelt dat [B] zonder zijn medeweten de aangifte heeft ingevuld en ingediend. De rechtbank kan op basis van de stukken niet anders dan concluderen dat de aangifte mede namens eiser is ingediend omdat gebruik is gemaakt van zijn persoonlijke DigiD. De rechtbank houdt het er daarom voor dat eiser op enig moment zijn persoonlijke DigiD aan [B] heeft verstrekt. Als [B] , zoals eiser stelt, zonder zijn medeweten de aangifte heeft ingediend, dan komt dat voor zijn rekening en risico.

14. Voor zover eiser stelt dat hij wil afwijken van de in de aangifte aangegeven verdeling van de aftrekbare kosten van de eigen woning overweegt de rechtbank als volgt. De verdeling van een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel kan door de belastingplichtige en zijn partner gezamenlijk worden gewijzigd zolang de aanslagen van beiden nog niet onherroepelijk vast staan (artikel 2.17, vierde lid, van de Wet IB 2001). Van een gezamenlijk verzoek van eiser en [B] is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank kan om die reden de in de aangifte gekozen verdeling niet wijzigen. Indien eiser de verdeling alsnog wenst te wijzigingen, dient hij daartoe een gezamenlijk verzoek in te dienen bij verweerder.

16. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het inkomen van [E] B.V. aangegeven had moeten worden als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Verweerder heeft dat terecht gecorrigeerd.

17. Eiser stelt dat hij de brief waarin verweerder eiser informeert over het afwijken van de aangifte niet heeft ontvangen. Hoewel het kan zijn dat eiser die brief niet heeft ontvangen, heeft dat verder geen consequenties. Eiser is tijdens de bezwaar- en beroepsprocedure alsnog geïnformeerd over de reden van het afwijken van de aangifte.

18. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Koenis, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Marinus, griffier, op 16 september 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel