Home

Rechtbank Noord-Holland, 09-07-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:5431, HAA 20/5431 en 20/5433

Rechtbank Noord-Holland, 09-07-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:5431, HAA 20/5431 en 20/5433

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
9 juli 2021
Datum publicatie
22 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2021:5431
Zaaknummer
HAA 20/5431 en 20/5433

Inhoudsindicatie

Beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Griffierecht (deels) niet betaald, na herhaalde bobog verzoeken. Slechts €3,54 voldaan. Dit zal worden teruggestort.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: HAA 20/5431 t/m 20/5433

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),

en

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 8 oktober 2020, ter griffie ingekomen op 12 oktober 2020, beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 28 augustus 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb, € 354,-. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.

3. De griffier heeft bij brief van 24 oktober 2020 eiseres in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiseres heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 22 november 2020 eiseres nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief.

4. Eiseres heeft in haar brief van 25 november 2020 een beroep gedaan op het bestaan van betalingsonmacht ten aanzien van de verplichting tot het betalen van griffierecht. De rechtbank heeft eiseres bij brief van 27 november 2020 verzocht om binnen drie weken na dagtekening van deze brief aanvullende informatie ter beoordeling van haar financiële situatie te overleggen. Eiseres heeft bij brief van 16 december 2020 gereageerd. Bij deze brief overlegt de gemachtigde een draagkrachtverklaring van de Raad voor Rechtsbijstand van 7 mei 2020 op naam van [# 1] en voegt de gemachtigde correspondentie toe met betrekking tot verzoeken betalingsonmacht bij andere gerechten.

5. Bij brief van 1 februari 2021 heeft de griffier van deze rechtbank eiseres verzocht, binnen twee weken, bewijsstukken van eiseres in te sturen waaruit blijkt dat eiseres niet in staat is het griffierecht te voldoen. In deze brief is vermeld dat indien de gevraagde gegevens niet of niet compleet binnen de gestelde termijn worden overgelegd, het beroep op betalingsonmacht wordt afgewezen. Eiseres heeft niet gereageerd. De rechtbank heeft daarom op 24 februari 2021 het beroep op betalingsonmacht afgewezen.

6. Vervolgens heeft de griffier bij brief van 25 februari 2021 eiseres wederom in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Bij brief van 26 februari 2021 stelt de gemachtigde dat nu hij de indiener van het beroepschrift is hij een beroep kan doen op betalingsonmacht, uitstel van betaling te vragen c.q. betaling in termijnen te verzoeken. De gemachtigde stelt dat hij uiteraard bereid is nadere (inkomens/sten) gegevens te overleggen (doch vooralsnog niet van belanghebbende zelf). Nu de rechtbank bij brief van 1 februari 2021 expliciet heeft verzocht om bewijsstukken met betrekking tot de betalingsonmacht van eiseres zelf en deze niet zijn ontvangen, is de rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aan de criteria voor betalingsonmacht voldoet en heeft de rechtbank daarom bij brief van 25 maart 2021 nogmaals het beroep op betalingsonmacht afgewezen.

7. Bij brief van 29 maart 2021 heeft de gemachtigde van eiseres nogmaals gesteld dat hij de indiener van het beroepschrift is en herhaald dat tijdig een beroep op betalingsonmacht is gedaan en dat hij opnieuw van hemzelf c.q. zijn vennootschap en beroep op betalingsonmacht doet. Tevens voegt de gemachtigde correspondentie toe met betrekking tot verzoeken betalingsonmacht bij andere gerechten.

8. Voorts heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 26 maart 2021 eiseres nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 31 maart 2021 is bezorgd.

9. Op 8 april 2021 en 26 april 2021 heeft de gemachtigde van eiseres opnieuw een beroep op betalingsonmacht gedaan. Tevens beklaagt de gemachtigde van eiseres zich er onder meer over dat de nota op zijn naam is gezet en dat op de nota bij “uw kenmerk” geen (volledig) adres is gebruikt. Ook merkt de gemachtigde op dat een splitsingsbrief ontbreekt in zijn dossier. Op 30 april 2021 heeft eiseres € 3,54 voldaan.

10. De rechtbank stelt vast dat de brief met de mededeling dat er griffierecht moet worden betaald en de herinneringsbrief dat er nog niet is betaald, zijn gericht aan “ [# 1] , t.a.v. [# 2] , Postbus [# 3] , [# 4] ”. Als “kenmerk van uw zaak” is op beide brieven vermeld:

“HAA 20/05431 [X] vs

Cocensus (gemeente Alkmaar, B Rechtbank Noord-Holland (Haarlem)”

11. De Awb schrijft niet voor op welke wijze de nota moet worden opgemaakt of welke gegevens daarop vermeld dienen te worden. In de brief van 29 oktober 2020 waarbij het beroepschrift in de onderhavige drie zaken is gesplitst, is vermeld dat voor deze zaken slechts eenmaal griffierecht verschuldigd is en dat wanneer de nota voor die ene zaak niet binnen de termijn betaald is, alle drie de beroepen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard. In de nota is gewezen op de verschuldigdheid van een bedrag aan griffierecht en daarbij is het unieke, aan de gemachtigde kenbaar gemaakte kenmerk (zaaknummer) behorend bij zijn beroepschrift vermeld, alsmede de naam van de betrokken partijen (eiseres en het bestuursorgaan). Verder vermeldt de griffierechtnota de hoogte van het verschuldigde griffierecht, op welke datum het griffierecht uiterlijk dient te zijn bijgeschreven, naar welk rekeningnummer het griffierecht overgemaakt dient te worden, wat de tenaamstelling van dit rekeningnummer is en welk betalingskenmerk bij de overboeking dient te worden vermeld. Ten slotte is gewezen op de mogelijke gevolgen van niet (tijdige) betaling van het griffierecht, te weten niet-ontvankelijkverklaring van het beroep. Met behulp van de hiervoor genoemde gegevens op de nota is het voor de gemachtigde mogelijk het griffierecht aan de juiste cliënt en aan de juiste zaak c.q. het juiste WOZ-object toe te rekenen. Uit de nota is dan ook duidelijk op te maken op welke zaken deze betrekking heeft. De griffierechtnota, alsmede overige correspondentie die betrekking heeft op deze zaken, zijn conform artikel 6:17, van de Awb verzonden naar de gemachtigde. Naar het oordeel van de rechtbank is op deze wijze op correcte wijze uitvoering gegeven aan artikel 8:41, vierde lid, van de Awb (vergelijk Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 23 juli 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:5979).

12. Eiseres heeft het griffierecht niet op tijd volledig betaald. Eiseres heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.

13. De beroepen zijn daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Het bedrag van €3,54 zal het bedrag worden teruggestort.

14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Ferrier, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2021.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel