Home

Rechtbank Noord-Holland, 16-09-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:8278, HAA 20/5792 en 20/5793

Rechtbank Noord-Holland, 16-09-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:8278, HAA 20/5792 en 20/5793

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
16 september 2021
Datum publicatie
24 september 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2021:8278
Zaaknummer
HAA 20/5792 en 20/5793
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 8:75a

Inhoudsindicatie

PKV toewijzen, samenhang.

Uitspraak

zittingsplaats Haarlem

Sector bestuursrecht

zaaknummers: HAA 20/5792 en 20/5793

en

Procesverloop

Bij besluiten van 17 september 2020 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eiser betreffende de aanvragen huurtoeslag over de jaren 2017 en 2018 met kenmerk BOB KO40 ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.

Verweerder heeft bij herziene beslissing van 3 juni 2021 de bezwaren van eiser alsnog gegrond verklaard. Op 4 augustus 2021 heeft verweerder de herziene beslissing op bezwaar aangevuld.

Eiser heeft de beroepen bij brief van 6 augustus 2021 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van de beroepen heeft eiser verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.

Nadat partijen zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord en niet binnen de gestelde termijn hebben verklaard gebruik te willen maken van dat recht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. De rechtbank doet uitspraak met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Awb.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.

2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiser is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.

3. De rechtbank stelt vast dat de beroepen zijn ingetrokken omdat verweerder volledig tegemoet is gekomen aan eiser en dat eiser tegelijk met de intrekking van de beroepen heeft verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.

4. De rechtbank zal het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toewijzen.

5. De kosten hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedures bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn ingevolge het Besluit € 748 in verband met de beroepen (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1). Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de zaken samenhangende zaken zijn in de zin van het Besluit.

6. Ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dient het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 48 te worden vergoed door verweerder.

BeslissingDe rechtbank:

- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 748;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48 te vergoeden aan eiser.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H. de Soeten, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 september 2021.

griffier rechter

Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel