Rechtbank Noord-Holland, 29-09-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:8357, HAA 20/3255. 20/3256, 20/3257, 20/3258, 20/3259 en 20/3260
Rechtbank Noord-Holland, 29-09-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:8357, HAA 20/3255. 20/3256, 20/3257, 20/3258, 20/3259 en 20/3260
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 29 september 2021
- Datum publicatie
- 4 oktober 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2021:8357
- Zaaknummer
- HAA 20/3255. 20/3256, 20/3257, 20/3258, 20/3259 en 20/3260
Inhoudsindicatie
PKV toegewezen. samenhangende zaken. in bezwaar niet om pkv verzocht. reis-en verblijfskosten afgewezen.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Sector bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/3255 tot en met HAA 20/3260
en
Procesverloop
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op de bezwaarschriften tegen de (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet 2013, 2014 en 2015.
Verweerder heeft bij brief van 6 mei 2021 medegedeeld dat hij na ontvangst van de motivering van beroep een heroverweging heeft gemaakt op basis van de relevante feiten en omstandigheden. Verweerder is voornemens de aanslagen te verminderen conform de ingediende aangiften. Verweerder verzoekt eiser de ingestelde beroepen in te trekken, eiser heeft dan recht op vergoeding van de kosten van het indienen van de beroepschriften en vergoeding van het griffierecht.
Eiser heeft de beroepen bij brief van 17 mei 2021 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van de beroepen heeft eiser verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedures bij de rechtbank.
Nadat partijen zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord en niet binnen de gestelde termijn hebben verklaard gebruik te willen maken van dat recht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. De rechtbank doet uitspraak met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Awb.
Overwegingen
1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiser is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. Eiser heeft tijdens de bezwaarfase niet verzocht om vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
4. De rechtbank stelt vast dat de beroepen zijn ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiser en dat eiser tegelijk met de intrekking van de beroepen heeft verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
5 Nu verweerder heeft toegezegd de proceskosten te vergoeden zal de rechtbank verweerder hierin volgen en daarbij de vanaf 1 juli 2021 van toepassing zijnde tarieven toepassen nu verweerder beoogd heeft de kosten te vergoeden conform het Besluit. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de zaken samenhangende zaken zijn in de zin van het Besluit.
6. De kosten hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn ingevolge het Besluit € 1122 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 1 voor de zwaarte van de zaken en wegingsfactor 1,5 vanwege meer dan drie samenhangende zaken). De overige door eiser genoemde kosten, te weten reis- en verblijfskosten van € 100 komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat bij de rechtbank geen zitting is geweest en eiser niet heeft gesteld dat in de beroepsfase anderszins reis- of verblijfskosten door hem zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Eiser heeft het gevraagde bedrag van € 100 niet onderbouwd. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat er kosten zijn gemaakt die op grond van het daarover bepaalde in het Besluit voor vergoeding in aanmerking komen.
7. Op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dient het door eiser betaalde griffierecht van € 48 te worden vergoed door verweerder.
BeslissingDe rechtbank:
- -
-
veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1122;
- -
-
draagt verweerder op het griffierecht van € 48 te vergoeden aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Ferrier, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden op: