Home

Rechtbank Noord-Holland, 29-09-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:8358, HAA 20/6041

Rechtbank Noord-Holland, 29-09-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:8358, HAA 20/6041

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
29 september 2021
Datum publicatie
4 oktober 2021
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2021:8358
Zaaknummer
HAA 20/6041

Inhoudsindicatie

pkv toegewezen. anders dan verweerder stelt overweegt de rechtbank dat er geen sprake is van samenhangende zaken ingevolge het Besluit. De rechtbank heeft de zaken niet nagenoeg gelijktijdig behandeld. Ook de onderwerpen van beroep zijn verschillend.

Uitspraak

zittingsplaats Haarlem

Sector bestuursrecht

zaaknummer: HAA 20/6041

en

Procesverloop

Bij besluit van 25 augustus 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres van 19 maart 2020, gericht tegen de voorschotbeschikking van de zorgtoeslag over 2019 met kenmerk [#] en dagtekening 7 februari 2020, niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft tegen het besluit beroep ingesteld.

Bij besluit van 23 december 2020 is verweerder tegemoetgekomen aan het bezwaar zorgtoeslag 2019 van 19 maart 2020. Omdat het bezwaar gegrond wordt verklaard kent verweerder een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase toe van € 525.

Eiseres heeft onderhavig beroep bij brief van 31 mei 2021 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep heeft eiseres verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.

Verweerder heeft bij brief van 15 juni 2021 gereageerd op het verzoek van eiseres.

Nadat partijen zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord en niet binnen de gestelde termijn hebben verklaard gebruik te willen maken van dat recht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. De rechtbank doet uitspraak met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.

2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiser is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.

3. Verweerder heeft in de brief van 15 juni 2021 aangegeven dat hij naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank van 4 december 2020 ( procedure HAA 20/4312) de proceskosten en het griffierecht aan eiseres heeft vergoed. Ten aanzien van het verzoek proceskostenvergoeding in onderhavige procedure stelt verweerder zich op het standpunt daar geen aanleiding toe te zien.

4. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van eiseres. Anders dan verweerder stelt overweegt de rechtbank dat er geen sprake is van samenhangende zaken ingevolge het Besluit. De rechtbank heeft de zaken van eiseres niet nagenoeg gelijktijdig behandeld. Ook de onderwerpen van beroep zijn verschillend. Procedure HAA 20/4312 is ingediend wegens het niet tijdig beslissen op een bezwaar en onderhavig beroep richt zich tegen de uitspraak op bezwaar van 19 maart 2020. Het verzoek wordt toegewezen.

5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 748 met een wegingsfactor 1).

6. Van eiseres is geen griffierecht geheven.

Beslissing-De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 748.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Ferrier, rechter, in aanwezigheid van
N. Joacim, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

griffier rechter

Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel