Rechtbank Noord-Holland, 02-11-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:9521, HAA 20/4993
Rechtbank Noord-Holland, 02-11-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:9521, HAA 20/4993
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 2 november 2021
- Datum publicatie
- 4 november 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2021:9521
- Zaaknummer
- HAA 20/4993
Inhoudsindicatie
PKV toewijzen. Punt voor beroepschrift, zitting en vergoeding van reiskosten.
Uitspraak
zittingsplaats Haarlem
Sector bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/4993
(gemachtigde: mr. A.W. van Dalen),
en
Procesverloop
Bij besluit van 28 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres van 6 juli 2020 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2021. Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen mr. [naam 1] en [naam 2] . De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst omdat zij nog niet over alle informatie beschikt die nodig is om het onderzoek ter zitting te kunnen afronden.
Verweerder is bij brief van 11 augustus 2021 alsnog aan het beroep van eiseres tegemoet gekomen. Voorts heeft verweerder aan de rechtbank medegedeeld bereid te zijn het door eiseres betaalde griffierecht, alsmede een forfaitaire vergoeding te willen vergoeden (2 punten voor het indienen van het (aanvullende) beroepschrift en het verschijnen ter zitting).
Eiseres heeft het beroep bij brief van 3 september 2021 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep heeft eiseres verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
Nadat partijen zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord en niet binnen de gestelde termijn hebben verklaard gebruik te willen maken van dat recht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. De rechtbank doet uitspraak met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Awb.
Overwegingen
1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiseres is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiseres en dat eiseres tegelijk met de intrekking van het beroep heeft verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
4. Nu verweerder heeft toegezegd de proceskosten te vergoeden zal de rechtbank verweerder hierin volgen.
5. De kosten hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn ingevolge het Besluit € 1496 (1 punt voor het indienen van het (aanvullende) beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748 en wegingsfactor 1).
6. Voorts heeft eiseres verzocht om vergoeding van reis- en verblijfkosten ten bedrage van € 10,60. De rechtbank ziet aanleiding ook deze kosten te vergoeden. Deze kosten komen ingevolge het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Verweerder heeft het verzoek niet betwist. Nu de gevraagde kosten bovendien redelijk zijn, zal de rechtbank het verzoek om verweerder te veroordelen op dit onderdeel eveneens toewijzen.
7. Ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dient het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 48 te worden vergoed door verweerder.
BeslissingDe rechtbank:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.506,60;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H. de Soeten, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 november 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden op: