Rechtbank Noord-Holland, 17-06-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:4853, HAA 20/ 6473
Rechtbank Noord-Holland, 17-06-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:4853, HAA 20/ 6473
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 17 juni 2021
- Datum publicatie
- 4 november 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2021:9869
- Zaaknummer
- HAA 20/ 6473
Inhoudsindicatie
Leges verschuldigd voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Op de gemeente rust niet de verplichting om te toetsen of sprake is van een vergunningsplicht voordat de aanvraag in behandeling wordt genomen.
De belastingrechter is niet bevoegd te oordelen of een omgevingsvergunning aangevraagd had moeten worden en toetst slechts beperkt of bouwactiviteiten in strijd met het bestemmingsplan zijn.
De leges zijn niet buitensporig hoog in vergelijking met de bouwkosten. Bij legesheffing is geen rechtstreeks verband vereist tussen de hoogte van de geheven leges en de omvang van de verstrekte diensten, dan wel de door de gemeente gemaakte kosten.
De gemeente heeft niet in strijd gehandeld met de algemene beginselen van bestuur.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/6473
(gemachtigde: mr. M.B. Chylinska),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 20 juli 2019 (aanslagnummer [aanslagnummer]) een aanslag leges opgelegd voor een bedrag van € 1.008,11.
Eiseres heeft tegen deze aanslag bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 30 oktober 2020 het bezwaar ongegrond verklaard en de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2021 te Haarlem.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. M.B. Chylinska. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. [naam 1] en
mr. [naam 2].
Overwegingen
Feiten
1. Op 29 maart 2019 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een vlonder en beschoeiing (hierna: de aanvraag).
2. De welstandscommissie heeft op 11 juni 2019 een advies uitgebracht over de aanvraag.
3. Op 12 juni 2019 heeft eiseres de aanvraag ingetrokken, hetgeen door verweerder bij brief met dagtekening 17 juni 2019 is bevestigd.
4. Verweerder heeft voor het in behandeling nemen van de aanvraag van eiseres bij beschikking van 20 juli 2019 leges geheven ten bedrage van € 1.008,11. Dit bedrag is opgebouwd uit een bedrag van € 128,25 voor het advies van de Adviescommissie Welstand en Monumenten Zaanstad, € 532,90 voor het beoordelen van een vergunningsaanvraag voor bouwactiviteiten en € 683 voor een aanvraag die in strijd is met het bestemmingsplan. Het legesbedrag is verminderd tot 75% omdat de aanvraag na een termijn van drie weken is ingetrokken.
Geschil 5. In geschil is of de aanslag leges terecht is opgelegd en het juiste legesbedrag in rekening is gebracht.
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de aanslag ten onrechte is opgelegd, omdat het besluit tot het opleggen van het legesbedrag in strijd komt met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het zorgvuldigheidsbeginsel, vertrouwensbeginsel, gelijkheidsbeginsel en motiveringsbeginsel. Daarnaast stelt eiseres dat de bouwwerkzaamheden waarvoor een aanvraag ingediend is niet in strijd zijn met het bestemmingsplan, terwijl verweerder bij het in rekening brengen van de leges hier wel van uit is gegaan. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van het legesbedrag tot nihil.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de beslissing op bezwaar niet in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en dat terecht en tot een juiste hoogte leges in rekening is gebracht bij eiseres. Daarnaast merkt verweerder op dat het minimum legesbedrag in rekening is gebracht en dat daarom een vermindering van de bouwkosten niet leidt tot een aanpassing van het in rekening gebrachte bedrag aan leges. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
8. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
9. Op grond van artikel 229 van de Gemeentewet kunnen rechten (leges) worden geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
10. Verweerder heeft bij de vaststelling van de leges toepassing gegeven aan de Verordening op de heffing en invordering van Leges Zaanstad 2019, vastgesteld door de gemeenteraad Zaanstad op 13 november 2018 (hierna: de Verordening) en de Tarieventabel behorende bij de verordening op de heffing en invordering van leges 2019 (hierna: de Tarieventabel). De Verordening en de daarbij behorende Tarieventabel zijn bekendgemaakt door plaatsing in het Gemeenteblad 2018, nummer 267497 en zijn een invulling van artikel 229 Gemeentewet.
11. Op grond van artikel 2, aanhef en onder a, van de Verordening worden onder de naam ‘leges’ rechten geheven voor het genot van, door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Op grond van artikel 4 van de Verordening worden de leges geheven naar de maatstaven en tarieven die zijn opgenomen in de Tarieventabel. In hoofdstuk 2 (Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning), paragraaf 21 (Omgevingsvergunning) zijn de tarieven opgenomen voor de activiteiten en handelingen waarop een aanvraag omgevingsvergunning betrekking heeft.
12. In hoofdstuk 2, paragraaf 21, artikel 8 onder letter b Tarieventabel staat wat betreft bouwactiviteiten het volgende vermeld:
“In afwijking van de hierboven bij sub a genoemde tarieven, geldt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder a van de Wabo, voor: (…) bouwwerken geen gebouw zijnde; (…) 1. voor bouwkosten tot en met € 900.000 een tarief van 2,6% van de bouwkosten, waarbij een minimum geldt van € 532,90; (…).”
13. In hoofdstuk 2, paragraaf 21, artikel 10 onder letter a Tarieventabel staat wat betreft het welstandsadvies vermeld:
“ Het tarief voor elke ambtelijke toetsing aan de criteria voor redelijke eisen van welstand € 128,25”
14. In hoofdstuk 2, paragraaf 21, artikel 14 aanhef en onder letter a staat wat betreft gebruik in strijd met het bestemmingsplan vermeld:
“Een aanvraag voor gebruik in strijd met het bestemmingsplan of de beheersverordening die onlosmakelijk verbonden is met een bouw en/of aanlegactiviteit.
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor gebruik in strijd met het bestemmingsplan of de beheersverordening als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid,
onder c van de Wabo die onlosmakelijk verbonden is met een bouwactiviteit en/of
aanlegactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder a en b van de Wabo is het
tarief, afhankelijk van de voor het strijdige gebruik te voeren procedure, zoals
hieronder vermeld. Het van toepassing zijnde tarief geldt ongeacht of de aanvraag
voor strijdig gebruik voorafgaand aan - of tegelijkertijd met de overige onlosmakelijke
activiteiten wordt aangevraagd en geldt tevens ongeacht de beslissing op die
aanvraag voor strijdig gebruik.
Afwijkingsprocedure voor strijdig gebruik: Indien (…), art. 2.12 lid 1 sub a, onder 2 Wabo (buitenplanse afwijking met een reguliere procedure) (…) wordt toegepast, bedraagt het tarief € 683,00.”
15. Uit het voorgaande vloeit voort dat het legesbedrag wordt geheven voor het in behandeling nemen van de aanvraag. Nu verweerder de aanvraag in behandeling heeft genomen is het bedrag in beginsel verschuldigd.
16. De rechtbank overweegt dat, anders dan eiseres heeft gesteld, op verweerder niet de plicht rust om te toetsen of sprake is van een vergunningsplicht voordat de aanvraag in behandeling wordt genomen. In zoverre heeft verweerder niet onzorgvuldig gehandeld.
Voor de rechtbank is in deze procedure enkel de vraag aan de orde of de aanslag leges terecht is opgelegd. De rechtbank is niet bevoegd om te oordelen of eiseres al dan niet een omgevingsvergunning aan heeft moeten vragen. Dat oordeel is voorbehouden aan de bestuursrechter. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres ervoor had kunnen kiezen om geen aanvraag in te dienen en haar stelling dat geen sprake is van vergunningsplichtige activiteiten in te brengen in een eventuele handhavingsprocedure. Voor die route heeft eiseres echter niet gekozen.
17. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in zijn uitspraak op bezwaar voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij tot de hoogte van het legesbedrag is gekomen en dat de berekening van verweerder juist is. Zodoende is geen sprake van een motiveringsgebrek. Eiseres stelt dat geen sprake is van bouwwerkzaamheden in strijd met het bestemmingsplan en dat daarom het legesbedrag te hoog is vastgesteld. De rechtbank sluit aan bij het gemotiveerde standpunt van verweerder dat de aanvraag betrekking had op bouwwerkzaamheden in strijd met het bestemmingsplan. In deze zaak ligt de aanslag leges voor. De rechtbank toetst niet uitgebreid of sprake is van in strijd handelen met het bestemmingsplan, daar is de bestuursrechter de bevoegde rechter voor.
18. Voor zover eiseres stelt dat de leges buitensporig hoog zijn vergeleken met de bouwkosten oordeelt de rechtbank als volgt.
Bij legesheffing is geen rechtstreeks verband vereist tussen de hoogte van de geheven leges enerzijds en de omvang van de ter zake van gemeentewege verstrekte diensten dan wel de door de gemeente gemaakte kosten anderzijds (vgl. ECLI:NL:HR:2009:BI1943). Ook behoort het tot de vrijheid van de gemeente om de heffing te baseren op een andere maatstaf dan de werkelijke kosten. Die vrijheid wordt slechts begrensd in die zin dat geen sprake mag zijn van willekeur. Daarvan is hier niet gebleken. Bovendien heeft verweerder telkens de minimumbedragen die opgenomen zijn in de Tarieventabel in rekening gebracht en is vanwege de intrekking van de aanvraag het te betalen bedrag verlaagd tot 75% van de leges. De Verordening biedt geen ruimte tot het verder verminderen van het legesbedrag. Daarom is geen sprake van onzorgvuldig handelen zijdens verweerder. De rechtbank is van oordeel dat de aanslag leges voor een juist bedrag opgelegd is.
19. Het ligt op de weg van eiseres om zich te (laten) informeren over de aan de aanvraag van een omgevingsvergunning verbonden kosten, voordat zij de aanvraag indient. Er is geen rechtsregel die verweerder verplicht om eiseres vooraf te informeren over het heffen van leges en over de hoogte van de leges.
Dat verweerder eiseres niet heeft gewezen op de legesplicht maakt het handelen van verweerder niet onzorgvuldig. De legesplicht vloeit immers rechtstreeks voort uit de
eerder genoemde Verordening welke zijn grondslag heeft in de Gemeentewet en bij eiseres als bekend mag worden verondersteld.
20. Eiseres stelt dat buren bouwwerkzaamheden uitgevoerd hebben in strijd met de omgevingsvergunning zonder daarvoor een bouwvergunning aan te vragen. Het beroep van eiseres op het gelijkheids-, vertrouwens- en zorgvuldigheidsbeginsel is onvoldoende geconcretiseerd en eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerder niet handhaaft op bouwwerkzaamheden in strijd met de omgevingsvergunning. De enkele stelling dat buren van eiseres in strijd met de omgevingsvergunning bouwen is onvoldoende voor een geslaagd beroep op deze beginselen. Bovendien is ter zitting naar voren gekomen dat de afdeling handhaving van de gemeente op de hoogte is van de situatie in de buurt en handhaaft, dan wel voornemens is te handhaven. Dit heeft verweerder ook in correspondentie medegedeeld aan de echtgenoot van eiseres. Eiseres kan een handhavingsverzoek indienen bij de gemeente in het geval dat zij denkt dat buren werkzaamheden uitvoeren zonder de benodigde vergunningen.
21. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
22. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.