Home

Rechtbank Noord-Holland, 09-06-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:5014, HAA 20/5607

Rechtbank Noord-Holland, 09-06-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:5014, HAA 20/5607

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
9 juni 2022
Datum publicatie
7 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2022:5014
Zaaknummer
HAA 20/5607

Inhoudsindicatie

MRB: tijdens schorsing alleen vrijstelling voor echte APK-keuring. Naheffingsaanslag en boete houden stand.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 20/5607

en

Procesverloop

Met dagtekening 7 juli 2020 heeft verweerder aan eiser over het tijdvak 27 augustus 2019 tot en met 13 mei 2020 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd, ten bedrage van € 949, alsmede bij beschikking van gelijke datum een boete van € 949.

Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt.

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2022 te Haarlem. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] en [naam 2] . Eiser is niet verschenen. Eiser is bij aangetekende brief van 19 april 2022 uitgenodigd om op deze zitting te verschijnen en deze brief is volgens het track & trace-systeem van PostNL op 20 april 2022 om 14:51 uur bezorgd aan het adres van eiser. Eiser is correct en tijdig uitgenodigd voor de zitting van 17 mei 2022.

Op maandag 9 mei 2022 om 16:58u. heeft eiser zonder vermelding van reden per e-mail om uitstel van de zitting gevraagd. De griffier heeft geantwoord dat zonder geldige reden geen uitstel wordt verleend.

Op vrijdag 13 mei 2022 om 15:12 uur. heeft eiser teruggemaild dat hij een vliegticket heeft voor de dag van deze zitting, dat dit ticket al geboekt was toen de zitting aanvankelijk op 31 maart 2022 was ingepland en dat eiser niet had verwacht dat die zitting verplaatst zou worden. Op maandag 16 mei 2022 heeft de griffier als volgt geantwoord:

“U vraagt om uitstel van de zitting van 17 mei vanwege een geboekt vliegticket. Dit verzoek wijs ik af om de volgende reden:

Het verzoek is te laat na de ontvangst van de uitnodiging voor de zitting gedaan terwijl een verzoek vanwege de door u gegeven reden zo snel mogelijk na ontvangst van de uitnodiging gedaan moet worden. De uitnodiging is al op 19 april verzonden en u heeft op 9 mei pas een (ongemotiveerd) verzoek gedaan en op 13 mei een gemotiveerd verzoek. De zitting zal dus doorgaan zoals gepland. U kunt wel iemand schriftelijk machtigen om namens u aanwezig te zijn.”

Eiser heeft niet gereageerd.

Overwegingen

Feiten

1. Op grond van gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) is eiser van 27 juni 2019 tot en met 12 juli 2020 houder geweest van een [auto] (een personenauto) met kenteken [#] . De geldigheid van het kentekenbewijs van de auto is geschorst geweest van 27 augustus 2019 tot 13 juli 2020.

2. Tot het dossier behoort een foto van een camera boven de A10 ter hoogte van de Coentunnel rechts (richting Amsterdam uit), gemaakt om 21 februari 2020 om 15:23 uur waarop de auto te zien is.

3. Met dagtekening 23 mei 2020 is aan eiser een zogenaamde ‘vooraankondiging naheffingsaanslag / boetebeschikking’ gestuurd.

4. Eiser heeft gereageerd. Als bijlage bij deze brief heeft eiser onder meer een APK-keuringsrapport overgelegd met als tijdstip afmelding 12:04 uur op 11 maart 2020 met vermelding ‘goedgekeurd na reparatie’ In het kader van de APK zijn de volgende gebreken hersteld: ‘1x Remvertraging / remwerking parkeerrem onvoldoende’. Voorts heeft eiser een schriftelijk stuk overgelegd met de volgende inhoud:

“info@garagenieuwwest.nl________________________________________________________________

Beste [eiser] ,

U heeft uw auto [auto] met kenteken [#] naar onze garage gebracht voor de APK keuring.

Uw auto kwam bij ons op 21-02 en is op 11-03-20 vertrokken.

De reden dat de auto zo lang bij ons heeft gestaan, was een storing in de elektronica.

Met vriendelijke groet,

[naam 3] ”

5. De naheffingsaanslag en boete zijn opgelegd zoals aangekondigd.

Geschil

6. In geschil zijn de naheffingsaanslag en de boete. Meer specifiek is in geschil of de vrijstelling voor een APK-keuring van toepassing is.

7. Eiser vraagt om af te zien van de naheffing en boete en het te houden bij een waarschuwing. Eiser stelt dat hij de auto een heel jaar in de garage had staan en dat hij op 21 februari 2020 de auto voor een APK-keuring naar de Garage [garage] heeft gebracht. Omdat de auto veel mankeerde heeft de auto een paar dagen bij die garage doorgebracht voor reparaties. De auto is APK-goedgekeurd op 11 maart 2020.

8. Volgens verweerder zijn de naheffingsaanslag en de boeteschikking terecht opgelegd. Het is niet aannemelijk dat eiser op 21 februari 2020 op weg was naar de garage voor de APK-keuring, omdat de locatie waar eiser is gecontroleerd (Coentunnel Amsterdam uit), niet op de route ligt van zijn woonadres naar de garage en zo laat in de middag had de auto waarschijnlijk niet nog die dag gekeurd kunnen worden; de camerafoto geeft zomertijd weer, dus het was 16:23 uur. Bovendien stelt verweerder dat de auto van eiser op 21 februari 2020 nog niet opnieuw APK-gekeurd hoefde te worden, aangezien de APK-goedkeuring nog geldig was tot 28 juni 2020 en de schorsing na de goedkeuring niet is opgeheven. Verder merkt verweerder op dat op het stuk dat als e-mail van de garage gepresenteerd lijkt te worden geen datum of geadresseerde staat. Er is geen bewijs dat de auto op 11 maart 2020 is gekeurd en de vrijstelling geldt uitsluitend voor de dag waarop een APK-keuring plaatsvindt. Voor situaties als de onderhavige geldt geen coulancebeleid voor de motorrijtuigenbelasting. En een 100%-boete wordt standaard opgelegd. Daarbij komt dat eiser in de naheffing is betrokken voor een te laag bedrag, omdat per abuis geen rekening is gehouden met de fijnstoftoeslag voor diesel, waardoor de aanslag en boete tezamen in totaal € 800 tot € 900 te laag zijn; er zou dus circa 50% bij komen.

Beoordeling van het geschil

De naheffingsaanslag

9. Aan het schorsen van de tenaamstelling van een kenteken zijn voorwaarden verbonden. Eén van de voorwaarden is dat geen gebruik van de openbare weg wordt gemaakt met de auto (§ 6, Hoofdstuk IV, van de Wegenverkeerswet 1994). Op grond van artikel 72, eerste lid, aanhef en onder m, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MRB) en artikel 22 van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994, geldt echter wel een vrijstelling voor gevallen waarin tijdens een schorsing gebruik van de weg wordt gemaakt met het oog op een te verrichten APK-keuring. Deze vrijstelling geldt “op de dag waarop dat motorrijtuig naar aanleiding van de aanvraag van een keuringsbewijs aan een keuring wordt onderworpen” en deze wordt verleend “indien bescheiden worden overgelegd waaruit blijkt dat het motorrijtuig op de desbetreffende dag aan een keuring zal worden onderworpen”.

10. Het is niet in geschil dat eiser op de weg heeft gereden tijdens de schorsing. De vraag is of hem een geslaagd beroep op de vrijstelling voor APK-keuring toekomt. Omdat het om een vrijstelling gaat, is het aan eiser om aannemelijk te maken dat hij op 21 februari 2020 gebruik van de weg heeft gemaakt met het oog op een te verrichten APK-keuring. Naar het oordeel van de rechtbank is hij hierin niet geslaagd. Er zijn geen bescheiden overgelegd van een APK-keuring op 21 februari 2020. Er is namelijk geen APK-rapport van de RDW van een keuring op 21 februari 2020; er is alleen een APK-keuring bekend van de datum 11 maart 2020. Ook van een eerdere afmelding met afkeurpunten of een afkeuringsrapport is in het dossier niets te vinden. Ook uit het onder 4 opgenomen citaat volgt niet dat er op 21 februari 2020 een APK-keuring zou plaatsvinden. Daar komt nog bij dat verweerder heeft gewezen op een aantal omstandigheden die vraagtekens oproepen over de door eiser ingenomen stellingen, zoals onder meer dat de controlelocatie en rijrichting niet sporen met de stelling dat eiser naar de garage reed, dat er nog een voor langere tijd geldige APK-keuring was en dat de auto na de keuring in maart ook niet van de schorsing is afgemeld.

11. Aangezien er op de weg is gereden tijdens de schorsing en aan eiser geen geslaagd beroep op de vrijstelling voor APK-keuringen toekomt, is verweerder op grond van artikel 35 van de Wet MRB bevoegd tot het opleggen van de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting zoals is gedaan. Omdat sprake is van een ‘kan-bepaling’, is verweerder daartoe weliswaar niet verplicht, maar dat verweerder ter voorkoming van willekeur in voorkomende gevallen niet afziet van het opleggen van naheffingsaanslagen, is niet onrechtmatig. Daarbij komt dat de naheffingsaanslag door een fout circa € 450 te laag was. De naheffingsaanslag is terecht aan eiser opgelegd en is niet te hoog.

De boete

12. Op grond van artikel 37 Wet MRB en artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is de onderhavige schending van de schorsingsvoorwaarden (het rijden op de weg) voor boetedoeleinden gelijkgesteld met een betalingsverzuim ter zake waarvan de inspecteur de belastingplichtige een bestuurlijke boete van ten hoogste € 5.514 kan opleggen. Paragraaf 34, tweede lid van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB) maximeert het boetebedrag voorts tot 100% van de niet betaalde belasting. Artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat, tenzij de hoogte van de boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, het bestuursorgaan de boete afstemt op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Paragraaf 6 en 7 van het BBBB bevatten bepalingen van dezelfde strekking.

13. Geen boete kan worden opgelegd indien eiser ter zake van het verzuim geen verwijt kan worden gemaakt, bijvoorbeeld wanneer sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas) of van een pleitbaar standpunt. Verweerder draagt de bewijslast voor het opleggen van de boete.

Eiser heeft toegegeven dat hij op de weg reed en in zoverre kan hem een verwijt worden gemaakt ter zake van het schenden van de schorsingsvoorwaarden en het daaruit volgende betalingsverzuim. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van avas of een pleitbaar standpunt. Eiser heeft geen omstandigheden of feiten aangedragen waaruit de conclusie zou kunnen worden getrokken dat hem geen enkel verwijt treft. De verzuimboete is naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht opgelegd.

14. De rechtbank zal nu beoordelen of de boete van € 949 voldoende is afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan eiser kan worden verweten, rekening houdend met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Uit het hierboven overwogene volgt dat er tegen het licht van de feiten van het dossier zodanige twijfels zijn over de geloofwaardigheid van het standpunt van eiser dat zeker niet uitgesloten is dat eiser voor en na de controle vaker met de auto op de weg heeft gereden. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat weliswaar op snelwegen en N-wegen camera’s foto’s maken van passerende auto’s, maar omdat bijvoorbeeld de nummerborden niet goed leesbaar zijn wordt slechts 8% van alle foto’s goedgekeurd om te gebruiken. De rechtbank neemt voor de hoogte van de boete ook in aanmerking dat de berekende naheffingsperiode niet een heel jaar betreft en dat het naheffingsbedrag voor die periode circa € 450 te laag is, hetgeen heeft doorgewerkt in de berekening van de boete. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank de boete van € 949 passend en geboden.

15. Het beroep is ongegrond. De rechtbank heeft ambtshalve geconstateerd dat zij niet binnen twee jaar na de kennisgeving van de boete van 23 mei 2020 uitspraak doet en dat daardoor de duur van de redelijke termijn voor berechting met (afgerond) 1 maand is overschreden. Dit dient tot een vermindering van de boete met 5% (€ 47) te leiden. Het bedrag van de boete wordt daarom vastgesteld op € 902.

Proceskosten

16. Er is geen aanleiding om proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Rechtsmiddel