Rechtbank Noord-Holland, 09-06-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:5017, HAA 20/5966
Rechtbank Noord-Holland, 09-06-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:5017, HAA 20/5966
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 9 juni 2022
- Datum publicatie
- 7 juli 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2022:5017
- Zaaknummer
- HAA 20/5966
Inhoudsindicatie
MRB: naheffingsaanslag en boete wegens rijden tijdens schorsing berekend over juiste periode. Financiele omstandigheden geen reden tot matiging boete.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/5966
en
Procesverloop
Met dagtekening 11 mei 2020 heeft verweerder aan eiseres over het tijdvak 24 september 2019 tot en met 9 februari 2020 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd, ten bedrage van € 402, alsmede bij beschikking van gelijke datum een boete van € 402.
Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2022 te Haarlem. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] en [naam 2] . Eiseres is niet verschenen. Eiseres is bij aangetekende brief van 19 april 2022 uitgenodigd om op deze zitting te verschijnen en deze brief is volgens het track & trace-systeem van PostNL op 20 april 2022 om 16:51 uur bezorgd aan het adres van eiseres, waar voor de ontvangst is getekend. Eiseres is correct en tijdig uitgenodigd voor de zitting van 17 mei 2022.Aangezien eiseres voor de aanvankelijk geplande zittingsdatum van 31 maart 2022 desgevraagd door de griffier had ingestemd om per digitale beeldverbinding aan de zitting deel te nemen, heeft de griffier voor de nieuwe zittingsdatum van 17 mei 2022 geprobeerd om eiseres wederom te bereiken op het eerder gebruikte mobiele telefoonnummer, maar dat nummer was niet meer in gebruik. Een ander telefoonnummer of e-mailadres heeft eiseres niet opgegeven. Zij heeft zelf geen contact opgenomen met de rechtbank. De rechtbank heeft daarom geconcludeerd dat eiseres aan de zitting van 17 mei 2022 niet wenste deel te nemen.
Overwegingen
Feiten
1. Op grond van gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) is eiseres van 8 april 2019 tot en met 21 juni 2020 houder geweest van een [auto] (een personenauto) met kenteken [#] . De geldigheid van het kentekenbewijs van het motorrijtuig is geschorst geweest van 24 september 2019 tot 5 februari 2020.
2. Op 26 januari 2020 omstreeks 9:17 uur is door verbalisanten van de politie geconstateerd en gefotografeerd dat de auto geparkeerd was op de [locatie] .
3. Op 5 februari 2020 is de zoon van eiseres, die in de auto op weg naar school was, door de politie aangehouden omdat hij in een auto met geschorst kenteken reed. Naar aanleiding daarvan heeft eiseres de schorsing beëindigd.
4. Met dagtekening 23 maart 2020 is aan eiseres een zogenaamde ‘vooraankondiging naheffingsaanslag / boetebeschikking’ gestuurd vanwege het op 26 januari 2020 geconstateerde weggebruik.
5. De naheffingsaanslag en boete zijn opgelegd zoals aangekondigd.
6. Tot het dossier behoren twee APK-keuringsrapporten. Een rapport van afkeuring van 14 januari 2020 en een rapport van 17 januari 2020 waarop vermeld is dat de auto is goedgekeurd na reparatie.
7. Tot het dossier behoort een kopie van een handgeschreven verklaring met datum 4 mei 2020 van de ex-partner van eiseres waarin onder meer staat:
“Hierbij verklaar ik […] dat mijn zoon zijn auto een [auto] met kenteken [#] bij mij had staan op eigen terrein in de periode van 24 september (2019) t/m 13 januari 2020. Omdat hij er samen met mij aan heeft gewerkt, om hem weer rijklaar te maken.”
Geschil
8. In geschil zijn de naheffingsaanslag en de boete. Meer specifiek is in geschil of het terecht is dat de belasting is berekend over de periode van 24 september 2019 tot en met 9 januari 2020 en of de boete te hoog is.
9. Eiseres betoogt dat zij door een menselijke fout en persoonlijke omstandigheden, het overlijden van de kat, de auto is vergeten te ontschorsen, nadat deze op 17 januari 2020 gerepareerd en APK-goedgekeurd was. De auto heeft sinds de kabel van de versnellingsbak afbrak in september 2019 tot 13 januari 2020 op het terrein van haar ex gestaan, terwijl gezocht werd naar een tweedehands onderdeel. Zij heeft vaker auto’s geschorst en ontschorst en heeft dit altijd netjes gedaan, behalve deze keer. Eiseres stelt dat de naheffingsaanslag en boete gelet op haar financiële omstandigheden veel te hoog zijn.
10. Verweerder wijst erop dat de schorsingsvoorwaarden zijn geschonden, dat daarom kan worden nageheven en dat er voor situaties als de onderhavige geen coulancebeleid voor de motorrijtuigenbelasting geldt. En een 100%-boete wordt standaard opgelegd. Verweerder heeft gekeken naar de financiële omstandigheden van eiseres en die vormen geen aanleiding tot matiging van de boete.
Beoordeling van het geschil
De naheffingsaanslag
11. Aan het schorsen van de tenaamstelling van een kenteken zijn voorwaarden verbonden. Eén van de voorwaarden is dat geen gebruik van de weg wordt gemaakt met de auto (§ 6, Hoofdstuk IV, van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 19 Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, Wet MRB). Als een schorsing eindigt omdat met de auto gebruik van de weg wordt gemaakt, kan de vanwege de schorsing niet geheven belasting worden nageheven. De na te heffen belasting wordt berekend over een tijdsduur van in principe – kortgezegd – een jaar. Periodes waarover de motorrijtuigenbelasting wel was betaald of waarin de auto niet op naam van betrokkene stond, worden niet meegenomen in de berekening (artikel 35 Wet MRB).
12. Het is niet in geschil dat de auto van eiseres op de weg heeft gestaan en heeft gereden tijdens de schorsing. Daarom is verweerder op grond van artikel 35 van de Wet MRB bevoegd tot het opleggen van de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting zoals is gedaan. Ter zitting is door verweerder toegelicht dat de naheffingsaanslag conform de wet berekend is over de periode van 24 september 2019 (de datum van schorsing) tot en met 9 februari 2020 (einde tijdvak van drie maanden vanwege de eerste toelating op 10 augustus 1999), onder aftrek van de sinds 5 februari 2020 betaalde motorrijtuigenbelasting. Eiseres heeft gevraagd om er rekening mee te houden dat de auto tot 13 januari 2020 niet op de weg is geweest. De wet biedt daar geen mogelijkheid toe. Omdat sprake is van een ‘kan-bepaling’, is verweerder tot het opleggen van de naheffingsaanslag weliswaar niet verplicht, maar dat verweerder ter voorkoming van willekeur in voorkomende gevallen niet afziet van het opleggen van naheffingsaanslagen, is niet onrechtmatig. De naheffingsaanslag is terecht aan eiseres opgelegd en is niet te hoog.
De boete
13. Op grond van artikel 37 Wet MRB en artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is de onderhavige schending van de schorsingsvoorwaarden (het gebruik maken van de weg) voor boetedoeleinden gelijkgesteld met een betalingsverzuim ter zake waarvan de inspecteur de belastingplichtige een bestuurlijke boete van ten hoogste € 5.514 kan opleggen. Paragraaf 34, tweede lid van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB) maximeert het boetebedrag voorts tot 100% van de niet betaalde belasting. Artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat, tenzij de hoogte van de boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, het bestuursorgaan de boete afstemt op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Paragraaf 6 en 7 van het BBBB bevatten bepalingen van dezelfde strekking.
14. Geen boete kan worden opgelegd indien eiseres ter zake van het verzuim geen verwijt kan worden gemaakt, bijvoorbeeld wanneer sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas) of van een pleitbaar standpunt. Verweerder draagt de bewijslast voor het opleggen van de boete. Eiseres heeft toegegeven dat de auto op de weg geweest is tijdens de schorsing en zij heeft daarbij bevestigd dat zij door eerder gebruik van de schorsingsregeling goed op de hoogte is van de schorsingsvoorwaarden. In zoverre kan haar een verwijt worden gemaakt ter zake van het schenden van de schorsingsvoorwaarden en het daaruit volgende betalingsverzuim. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van avas of een pleitbaar standpunt. Eiseres heeft aangevoerd dat het een menselijke fout was en dat zij geëmotioneerd was door het overlijden van haar kat op 17 januari 2020. Hoewel voorstelbaar is dat op die dag van 17 januari eiseres niet aan de schorsing heeft gedacht, had zij toch wel aanstonds daarna, toen de auto steeds weer gebruikt werd, tot de beëindiging van de schorsing moeten overgaan. Bovendien had de ontschorsing eigenlijk in elk geval al op 13 januari 2020 moeten plaatsvinden, omdat de auto toen ook op de weg was en er die dag geen APK-keuring heeft plaatsgevonden (artikel 72, eerste lid, aanhef en onder m, van de Wet MRB). Eiseres heeft met haar betoog dus geen omstandigheden of feiten aangedragen waaruit de conclusie zou kunnen worden getrokken dat haar geen enkel verwijt treft. De verzuimboete is naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht opgelegd.
15. De rechtbank zal nu beoordelen of de boete van € 402 voldoende is afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan eiseres kan worden verweten, rekening houdend met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Eiseres heeft aangevoerd dat haar financiële omstandigheden tot matiging zouden moeten leiden. Zij schrijft dat zij alleenstaande moeder van twee pubers is en het haar net lukt om het huishouden te laten draaien en dat zij spaart voor een voordelige kampeervakantie na corona. Verweerder heeft in het systeem van de Belastingdienst haar gegevens opgezocht en heeft gevonden dat eiseres in 2021 over een eigen woning en twee auto’s beschikt, dat zij een inkomen geniet van € 50.000 en een bedrag van € 92.000 op haar bankrekening heeft. Ook heeft verweerder in het systeem van de Belastingdienst gevonden dat haar kinderen, die thuis wonen respectievelijk € 35.000 en € 42.000 op hun rekening hebben staan en dat de cijfers voor omliggende jaren vergelijkbaar zijn. Verweerder is daarom van mening dat er – wegens gebrek aan een verklaring van eiseres hierover – geen enkele reden voor matiging van de boete is wegens financiële omstandigheden. De rechtbank is dat met verweerder eens. De rechtbank neemt voor de hoogte van de boete ook in aanmerking dat de berekende naheffingsperiode niet een heel jaar betreft, hetgeen doorwerkt in de berekende boete en dat eiseres beter wist ten aanzien van de voorwaarden van de schorsing. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank de boete van € 402 passend en geboden.
16. Het beroep is ongegrond. De rechtbank heeft ambtshalve geconstateerd zij niet binnen twee jaar na de kennisgeving van de boete van ofwel 23 maart 2020 dan wel 24 april 2020 (de brief van 23 maart 2020 heeft eiseres niet gehad zegt zij) uitspraak doet en dat daardoor de duur van de redelijke termijn voor berechting met een periode van tussen de 0 en 6 maanden is overschreden. Dit dient tot een vermindering van de boete met 5% (€ 21) te leiden. Het bedrag van de boete wordt daarom vastgesteld op € 381.
Proceskosten
17. Er is geen aanleiding om proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep ongegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar voor wat betreft de opgelegde verzuimboete;
- -
-
vermindert de boete tot € 381 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Ferrier, rechter, in aanwezigheid van mr. E.P. van der Zalm, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: