Home

Rechtbank Noord-Holland, 26-01-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:508, HAA- 18 _ 4760 tot en met 18/4762

Rechtbank Noord-Holland, 26-01-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:508, HAA- 18 _ 4760 tot en met 18/4762

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
26 januari 2022
Datum publicatie
2 februari 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2022:508
Zaaknummer
HAA- 18 _ 4760 tot en met 18/4762

Inhoudsindicatie

Eiser ontving salaris (er werd loonheffing ingehouden) en verrichtte werkzaamheden. Eiser, fiscalist, gaf deze inkomsten aan als winst uit onderneming en claimde ondernemersaftrek, S&O aftrek en MKB-vrijstelling. Verweerder vordert inkomstenbelasting na over de jaren 2012 tot en met 2014 en legt vergrijpboetes op. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van loon uit dienstbetrekking en dat er geen redenen zijn om daar anders over te oordelen. De rechtbank matigt de vergrijpboetes in verband met samenhang van de zaken en overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: HAA 18/4760 tot en met HAA 18/4762

(gemachtigde: mr. I. de Roos),

en

Procesverloop

HAA 18/4760

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2012 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.230. Gelijktijdig is aan eiser bij beschikking een vergrijpboete opgelegd ten bedrage van € 4.592 en is aan eiser bij beschikking een bedrag van € 1.265 aan belastingrente in rekening gebracht.

HAA 18/4761

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2013 een aanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 41.000. Gelijktijdig is aan eiser bij beschikking een vergrijpboete opgelegd ten bedrage van € 6.271 en is aan eiser bij beschikking een bedrag van € 109 aan belastingrente in rekening gebracht.

HAA 18/4762

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2014 een aanslag ib/pvv opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 44.652. Gelijktijdig is aan eiser bij beschikking een vergrijpboete opgelegd ten bedrage van € 4.767 en is aan eiser bij beschikking een bedrag van € 636 aan belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar de aanslagen, de boeten en de rentebeschikkingen gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen beroepen ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2020 te Haarlem.

Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. I. de Roos. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. [naam 1] , mr. [naam 2] en mr. [naam 3] .

Na de sluiting van het onderzoek is op 15 december 2020 een stuk van eiser ingekomen. De rechtbank heeft hierin aanleiding gezien het onderzoek te heropenen. Een afschrift van dit stuk is aan verweerder verstrekt.

Desgevraagd heeft verweerder bij brief van 14 januari 2021 op het nadere stuk gereageerd.

Eiser heeft desgevraagd verzocht om een nadere zitting.

Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiser.

Op 19 april 2021 heeft een nader onderzoek ter zitting plaatsgevonden, waarbij eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 4] en mr. [naam 5] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft een kind dat is geboren op [geboortedatum] .

2. Eiser heeft fiscaal recht aan de [naam 6] gestudeerd.

3. Eiser heeft in de onderhavige jaren werkzaamheden verricht voor [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] BV). Aandeelhouders van [bedrijf 1] BV waren [bedrijf 2] Ltd. (99,5%) en [bedrijf 3] (0,5%).

4. [bedrijf 1] BV is op 23 maart 2010 opgericht door [bedrijf 3] . Met ingang van 16 april 2012 is [naam 7] benoemd tot directeur van [bedrijf 1] BV.

5. De activiteiten van [bedrijf 1] BV bestaan uit het verlenen van diensten op het gebied van software en consultancy. In het bijzonder bestaan de activiteiten uit het in eigen beheer ontwikkelen van software op het gebied van interne verrekenprijzen en het verkopen van licenties van deze software.

6. Voor de werkzaamheden die eiser voor [bedrijf 1] BV verrichtte, ontving eiser blijkens de tot de gedingstukken behorende salarisspecificaties van [bedrijf 1] BV een vast bedrag per maand onder de noemer salaris, waarbij loonheffingen werden ingehouden en afgedragen aan de Belastingdienst. De functie van eiser wordt op die salarisstroken als ‘Marketing-director’ aangeduid en als aantal gewerkte uren per maand worden 160 – 184 uren vermeld. De betalingen van deze bedragen geschiedden op onregelmatige tijdstippen.

7. In de onderhavige jaren heeft eiser vrijwel uitsluitend werkzaamheden verricht voor opdrachtgevers van [bedrijf 1] BV. De contracten met opdrachtgevers stonden op naam van [bedrijf 1] BV.

8. Eiser stond in de onderhavige jaren niet als ondernemer ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

9. Eiser heeft voor de jaren 2012, 2013 en 2014 aangiften ib/pvv gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.842, € 13.980 respectievelijk € 21.956. Eiser heeft hierbij de van [bedrijf 1] BV ontvangen bedragen in aanmerking genomen als winst uit onderneming, waarop eiser de ondernemersaftrek in aftrek heeft gebracht, een aanvullende aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk (hierna: S&O), alsmede de MKB-winstvrijstelling.

10. De primitieve aanslag ib/pvv voor het jaar 2012 met dagtekening 19 mei 2015 is overeenkomstig de door eiser ingediende aangifte vastgesteld.

11. Op 16 juni 2015 heeft verweerder aangekondigd een boekenonderzoek te beginnen naar de aanvaardbaarheid van de door eiser gedane aangiften ib/pvv over de jaren 2012 tot en met 2014.

12. Met dagtekening 21 januari 2016 heeft verweerder een informatiebeschikking aan eiser opgelegd. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking, zodat deze onherroepelijk vast is komen te staan.

13. Van het boekenonderzoek is op 17 januari 2017 rapport opgemaakt. In het rapport van het boekenonderzoek is geconcludeerd dat eiser de voordelen die hij genoot uit de werkzaamheden die hij voor [bedrijf 1] BV verrichtte ten onrechte heeft aangegeven als winst uit onderneming, dat deze dienen te worden verantwoord als loon uit dienstbetrekking, en dat eiser ten onrechte aanspraak heeft gemaakt op ondernemersaftrekken nu hij geen onderneming dreef. In het rapport van het boekenonderzoek is tevens aangekondigd dat aan eiser vergrijpboeten zullen worden opgelegd.

14. Naar aanleiding van de bevindingen van het boekenonderzoek zijn de onderhavige (navorderings)aanslagen opgelegd. Hierbij zijn de door eiser van [bedrijf 1] BV ontvangen bedragen in aanmerking genomen als loon uit dienstbetrekking en zijn de geclaimde ondernemersaftrek, MKB-winstvrijstelling en aanvullende aftrek voor S&O voor de onderhavige jaren geweigerd.

15. Tot de stukken van het geding behoort een ‘Liability Sharing Agreement’. Hierin is voor zover van belang het volgende opgenomen:

“This liability sharing agreement dated 4 April 2012 is made between the below mentioned partners in [bedrijf 1] B.V. (hereinafter, “the company”)

[naam 7] (...)

And

[naam 8] (...)

And

[eiser] (...)

WHEREAS the liabilities of the company are increasing due to (longer term) agreements for renting of office space (...), associated costs for phone and internet, electricity, third party IT cost and other overhead costs;

WHEREAS the partners desire to equally spread the potential risk resulting from cashflow issues in the company where as a result the above-mentioned costs could potentially not be paid on time;

THE PARTNERS AGREED as follows:

In case of the company is not being able to pay for the above-mentioned business costs, the partners will be equally liable for the related outstanding liabilities and associated costs;

In case of neither of the partners pays more than his equal share he has the right to request to be compensated for the excess above his share. This request must be made without delay and compensation must take place within three months unless the partners agree otherwise.”

16. Met ingang van 3 juli 2014 is [naam 9] toegetreden tot de Liability Sharing Agreement en zijn de kosten waarop de Liability Sharing Agreement ziet uitgebreid met de kosten van het personeel van [bedrijf 1] BV.

17. Eiser was in de onderhavige jaren niet in het bezit van een S&O-verklaring als bedoeld in artikel 3.77 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001).

18. [bedrijf 1] BV was voor de jaren 2012 tot en met 2014 in het bezit van een S&O-verklaring als bedoeld in artikel 27 Wet vermindering afdracht loonheffingen. In de aanvragen van deze S&O-verklaringen heeft [bedrijf 1] BV vermeld dat zij geen gebruik maakt van diensten van derden.

19. Tot de stukken van het geding behoort een ‘Verklaring arbeidsrelatie’ met dagtekening 30 maart 2015 gericht aan eiser. In deze verklaring staat voor zover van belang het volgende:

“Op 25 maart 2015 heeft de Belastingdienst uw aanvraagformulier voor een Verklaring arbeidsrelatie ontvangen. Hiermee verzoekt u zekerheid over de vraag hoe de voordelen die u geniet of zult gaan genieten uit een arbeidsrelatie voor de heffing van de van inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen worden aangemerkt. Uw verzoek betreft werkzaamheden die door u worden omschreven als: werkzaamheden op het gebied van transfer pricing en software ontwikkeling. Hieronder treft u de door u gevraagde verklaring aan.

Verklaring

Op basis van de feiten of omstandigheden die u op het aanvraagformulier heeft ingevuld, worden op grond van artikel 3:156 Wet inkomstenbelasting 2001 de voordelen die u geniet of zult gaan genieten uit genoemde werkzaamheden uit genoemde werkzaamheden aangemerkt als winst uit onderneming.

Let op!

Geldigheidsduur verklaring

Beslissing

Rechtsmiddel