Home

Rechtbank Noord-Holland, 03-06-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:5167, AWB - 20 _ 6058

Rechtbank Noord-Holland, 03-06-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:5167, AWB - 20 _ 6058

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
3 juni 2022
Datum publicatie
12 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2022:5167
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6058

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting met 100% boete. Met een geschorste auto is gebruik gemaakt van de openbare weg. Naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag opgelegd. Eiseres is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat met de auto gebruik van de weg is gemaakt met het oog op een te verrichten APK-keuring. Boete verlaagd naar 10%.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 20/6058

(gemachtigde: [A]),

en

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking van 5 juni 2020 aan eiseres over het tijdvak 9 april 2019 tot en met 8 april 2020 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd ten bedrage van € 708, alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 708.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag en de boete gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2022 te Haarlem. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [B] en [C]. Namens eiseres is geen vertegenwoordiger verschenen. De gemachtigde van eiseres heeft de rechtbank op 28 april 2022 om 18:37 uur per e-mail bericht niet in staat te zijn om op de zitting te verschijnen omdat ‘er COVID werd geregistreerd’. Daarbij is geen verzoek om aanhouding gedaan. De rechtbank heeft daarop geantwoord dat de behandeling op 29 april 2022 doorgang zal vinden. Op dat bericht is geen reactie van (de gemachtigde van) eiseres gekomen.

Overwegingen

Feiten

1. Op grond van gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) is eiseres vanaf 28 februari 2018 houder van een [# 1] met kenteken [# 2] (de auto). De geldigheid van het kentekenbewijs van de auto is geschorst geweest van 26 november 2018 tot 26 november 2019 en van 30 november 2019 tot 30 november 2020.

2. Op 11 februari 2020 om 10:25:14 uur is via een foto van een camera boven de weg geconstateerd dat met de auto gebruik is gemaakt van de S106 Ookmeerweg.

3. Met dagtekening 18 april 2020 is aan eiseres een zogenoemde ‘Vooraankondiging naheffingsaanslag / boetebeschikking’ gestuurd. Eiseres heeft hierop niet gereageerd. De naheffingsaanslag en boete zijn opgelegd zoals aangekondigd.

4. Eiseres heeft een factuur overgelegd van onderhoudsbedrijf [D] van 11 februari 2020 waarop onder meer een bedrag van € 50 staat vermeld met de omschrijving “keuring”.

5. Eiseres heeft een factuur overgelegd van onderhoudsbedrijf [D] van 13 november 2020 waarop onder meer een bedrag van € 50 staat vermeld met de omschrijving “keuring”.

6. In het dossier bevindt zich een keuringsrapport van de RDW van 13 november 2020 en een document van de website kentekencheck.info getiteld ‘APK Status en Afkeurpunten’ met daarop gegevens van een keuring op 26 november 2018 en een keuring op 13 november 2020.

Geschil 7.In geschil is of verweerder de naheffingsaanslag en de boete terecht en op goede gronden heeft opgelegd.

8. Eiseres stelt dat zij inderdaad op 11 februari 2020 met de auto op de openbare weg heeft gereden maar dat was alleen omdat de stalling waarin de auto stond ophield te bestaan zodat zij haar auto daar weg moest halen. Eiseres is direct doorgereden naar onderhoudsbedrijf [D] (de garage) voor een APK-keuring. De auto kwam niet door de keuring en daarop is de afspraak met de garage gemaakt dat de herstelwerkzaamheden werden uitgesteld tot later in het jaar, wanneer eiseres de auto nodig zou hebben voor de evenementen waarvoor zij was geboekt, en dat de auto tot die tijd gestald zou worden bij de garage, aldus eiseres. Uiteindelijk is de auto, vanwege corona en de lockdown waardoor evenementen niet doorgingen, veel langer bij de garage in de stalling blijven staan, namelijk tot en met 12 november 2020. In de tussentijd zijn de herstelwerkzaamheden aan de auto uitgevoerd en is de auto op 13 november 2020 opnieuw gekeurd voor de APK en tegen het einde van de schorsingstermijn (30 november 2020) uit de schorsing gehaald, aldus nog steeds eiseres. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en, naar de rechtbank begrijpt, vernietiging van de naheffingsaanslag en de boete. Eiseres heeft tevens verzocht om toekenning van een proceskostenvergoeding.

9. Verweerder stelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd omdat tijdens de schorsing met de auto gebruik is gemaakt van de openbare weg. Er bestaat weliswaar een vrijstelling om op de weg te rijden voor een te verrichten APK-keuring, maar eiseres heeft niet aan de wettelijke vereisten daarvoor voldaan. Zo is er geen keuringsrapport in het format van de RDW van de datum (11 februari 2020) waarop eiseres met de auto op de openbare weg reed. Er is door eiseres alleen een factuur van de garage met die datum overgelegd maar dat is onvoldoende, aldus verweerder. Ten aanzien van de boete heeft verweerder zich op het nadere standpunt gesteld dat deze verlaagd moet worden naar € 70 (zijnde 10% van het nageheven bedrag) gezien de financiële omstandigheden van eiseres in combinatie met het maatschappelijk doel zonder winstoogmerk dat eiseres nastreeft. Verweerder concludeert dan ook tot gegrondverklaring van het beroep, vanwege de verlaagde boete. Ten aanzien van het verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van door een derde beroepsmatig verrichte rechtsbijstand.

Beoordeling van het geschil

Naheffingsaanslag

10. Aan het schorsen van de tenaamstelling van een kenteken zijn voorwaarden verbonden. Eén van de voorwaarden is dat geen gebruik van de auto wordt gemaakt op de openbare weg (§ 6, Hoofdstuk IV, van de Wegenverkeerswet 1994). Op grond van artikel 72, eerste lid, aanhef en onder m, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MRB) en artikel 22 van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 geldt echter wel een vrijstelling voor gevallen waarin tijdens een schorsing gebruik van de weg wordt gemaakt met het oog op een te verrichten APK-keuring. Deze vrijstelling geldt “op de dag waarop dat motorrijtuig naar aanleiding van de aanvraag van een keuringsbewijs aan een keuring wordt onderworpen” en deze wordt verleend “indien bescheiden worden overgelegd waaruit blijkt dat het motorrijtuig op de desbetreffende dag aan een keuring zal worden onderworpen”.

11. Het is niet in geschil dat eiseres op de weg heeft gereden tijdens de schorsing. De vraag is of haar een geslaagd beroep op de vrijstelling voor APK-keuring toekomt. Omdat het een vrijstelling betreft, is het aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij op 11 februari 2020 gebruik van de weg heeft gemaakt met het oog op een te verrichten APK-keuring. Naar het oordeel van de rechtbank is zij hierin niet geslaagd. Er zijn geen bescheiden overgelegd van een APK-keuring op 11 februari 2020. Er is namelijk geen APK-rapport van de RDW van een keuring op 11 februari 2020 en er is ook geen melding in het document ‘APK Status en Afkeurpunten’ van een keuring op die datum; er is alleen een APK-keuring bekend van de datum 13 november 2020. Ook van een eerdere afmelding met afkeurpunten of een afkeuringsrapport is in het dossier niets te vinden. Op de door eiseres overgelegde factuur van 11 februari 2020 staat alleen de omschrijving “keuring” en dat houdt de mogelijkheid open voor een andersoortige keuring dan een APK-keuring, zoals een voorkeuring waarover eiseres in haar beroepschrift zelf ook spreekt (blz. 2, derde alinea). De vrijstelling geldt echter uitsluitend voor APK-keuringen.

Boete

12. Verweerder heeft zich op het nadere standpunt gesteld dat de boete verminderd dient te worden naar € 70. De rechtbank zal hierna beoordelen of de boete terecht is opgelegd en zo ja, of de hoogte van de (verlaagde) boete passend en geboden is.

13. Op grond van de artikelen 35 en 37 van de Wet MRB en artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vormt het onderhavige gebruik van de weg tijdens schorsing een schending van de schorsingsvoorwaarden en dus een naheffingsgrond. Deze schending is voor boetedoeleinden gelijkgesteld met een betalingsverzuim ter zake waarvan de inspecteur de belastingplichtige een bestuurlijke boete van ten hoogste € 5.514 kan opleggen. Paragraaf 34, tweede lid van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB) maximeert het boetebedrag voorts tot 100% van de niet betaalde belasting. Artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat, tenzij de hoogte van de boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, het bestuursorgaan de boete afstemt op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Paragraaf 6 en 7 van het BBBB bevatten bepalingen van dezelfde strekking.

14. Geen boete kan worden opgelegd indien eiseres ter zake van het verzuim geen verwijt kan worden gemaakt, bijvoorbeeld wanneer sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas) of van een pleitbaar standpunt. Verweerder draagt de bewijslast voor het opleggen van de boete. Eiseres heeft toegegeven dat zij op de weg reed en in zoverre kan haar een verwijt worden gemaakt ter zake van het schenden van de schorsingsvoorwaarden en het daaruit volgende betalingsverzuim. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van avas of een pleitbaar standpunt. Eiseres heeft geen omstandigheden of feiten aangedragen waaruit de conclusie zou kunnen worden getrokken dat haar geen enkele schuld treft. Voor zover eiseres met de opmerking dat de stalling waarin de auto stond ophield te bestaan en zij de auto daar weg moest halen, heeft willen stellen dat sprake was van een noodsituatie waarin haar geen enkel verwijt kan worden gemaakt dat zij op de weg reed, is de rechtbank van oordeel dat een beroep daarop wegens het gebrek aan onderbouwing niet kan slagen. Daarbij komt dat verweerder daartegenover erop heeft gewezen dat de auto met een ‘auto-ambulance’ verplaatst had kunnen worden. Verder kon en mocht eiseres naar objectieve maatstaven gemeten redelijkerwijs niet menen dat in de situatie dat geen APK-keuringsbewijs is aangevraagd, zoals bij een voorkeuring, een vrijstelling zou gelden voor het gebruik van de openbare weg tijdens schorsing (vergelijk Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 28 mei 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4544). De verzuimboete is naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht opgelegd.

15. Vervolgens moet worden beoordeeld of de hoogte van de aan eiseres opgelegde boete (van € 70) voldoende is afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan eiseres kan worden verweten, rekening houdend met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank is een boete van € 70 in dit geval passend en geboden en dus niet te hoog. Voor een verdere matiging van de boete ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding. De rechtbank heeft geconstateerd dat de redelijke termijn is overschreden maar omdat de boete minder bedraagt dan € 200 geeft dit geen reden om de boete op die grond verder te matigen.

Slotsom

16. De naheffingsaanslag blijft in stand. Omdat de boete is verlaagd van € 708 naar € 70 is het beroep gegrond.

Proceskosten

17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten gesteld of gebleken. Voor een vergoeding van de kosten van beroepsmatige rechtsbijstand ziet de rechtbank geen aanleiding, omdat de heer [A] geen beroepsmatige rechtsbijstandverlener is maar medewerker van eiseres dan wel de berijder van de auto.

Beslissing

Rechtsmiddel