Home

Rechtbank Noord-Nederland, 24-09-2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:5676, AWB-11_1321

Rechtbank Noord-Nederland, 24-09-2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:5676, AWB-11_1321

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
24 september 2013
Datum publicatie
1 oktober 2013
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2013:5676
Zaaknummer
AWB-11_1321

Inhoudsindicatie

Vertrouwensbeginsel en exitheffing. Eiser mag vertrouwen ontlenen aan het eerdere standpunt van verweerder dat sprake is van verplaatsing van de agrarische onderneming naar Duitsland in plaats van staking. Verplaatsing van de onderneming leidt wel tot heffing inkomstenbelasting op grond van 3.60 en 3.61 Wet IB 2011.

Uitspraak

Afdeling bestuursrecht

locatie Leeuwarden

procedurenummer: AWB LEE 11/1321

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 24 september 2013 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

eiser,

gemachtigde [gemachtigde eiser],

en

verweerder, gemachtigde [gemachtigde verweerder]

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2006 een aanslag (aanslagnummer [nummer].H.66) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 471.557, bij beschikking vermeerderd met een bedrag van € 37.779 aan heffingsrente.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 april 2011 de aanslag gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 6 juni 2011, ontvangen bij de rechtbank op 7 juni 2011, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 december 2012 te Leeuwarden.

Eiser heeft zich daar laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand]. Verweerder is daar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde bijgestaan door [bijstand].

Eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting is geschorst. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is toegezonden.

De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.

Partijen hebben nadere stukken ingediend, waarvan een afschrift over en weer, door tussenkomst van de griffier, aan partijen is toegezonden.

Het onderzoek ter zitting is op 16 mei 2013 hervat. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen. Eiser heeft zich daar laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder is daar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand].

Verweerder heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de gemachtigde van eiser.

Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Motivering

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

1.1 Eiser is geboren op [datum] 1960 en is gehuwd met [echtgenote] die geboren is op [datum] 1965.

1.2 Eiser exploiteert in maatschapverband met zijn echtgenote een landbouwbedrijf, bestaande uit het houden van melkvee.

1.3 Buiten het maatschapsverband exploiteert eiser in zijn persoonlijke onderneming de onroerende zaken en het melkquotum, door deze aan de maatschap ter beschikking te stellen.

1.4 Eiser heeft in 2005 een deel van het melkquotum verkocht. Van de opbrengst van deze verkoop heeft eiser een lijfrente bedongen.

1.5 Voormeld landbouwbedrijf was gevestigd aan [adres] in Nederland. Op [datum] 2006 is eiser verhuisd naar Duitsland. Aan [adres] exploiteert eiser wederom in maatschapsverband een landbouwbedrijf, bestaande uit het houden van melkvee.

1.6 Eiser heeft in 2006 de bij 1.3 vermelde onroerende zaken, een deel van de machines en het resterende melkquotum verkocht. Van de boekwinst welke is behaald bij de verkoop hiervan heeft eiser een herinvesteringsreserve gevormd op de voet van artikel 3.54 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (de Wet).

1.7 Met dagtekening 2 juli 2010 heeft verweerder de onderhavige aanslag opgelegd. Deze aanslag is vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 471.557. Dit belastbaar inkomen is als volgt door verweerder vastgesteld:

aangegeven winst uit onderneming

€ 47.662 -/-

Bij:

meer stakingswinst

€ 518.178

fiscale oudedagsreserve

€ 6.823

€ 525.001

€ 477.339

Af:

meer verlies Duitsland

€ 12.555

vastgestelde winst uit onderneming

€ 464.784

Bij:

loon

€ 7.620

Af:

aftrekbare lijfrentepremies

- 847

€ 6.773

vastgesteld belastbaar inkomen box 1

€ 471.557

1.8 Naar aanleiding van eisers bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2005 en tegen de onderhavige aanslag IB/PVV 2006 heeft verweerder, in de persoon van [X], eiser bij brief van 7 januari 2011, onder meer als volgt geïnformeerd:

“U heeft namens [eiser], BSN/sofinummer [nummer] een bezwaarschrift ingediend tegen de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2005 en 2006, aanslagnummer [nummer].H56 en H66. Het bezwaar is gericht tegen:

2005

Het niet accepteren van de lijfrenteaftrek.

2006

Het belasten van de winst welke is gemaakt bij de verkoop van de Nederlandse onderneming.

Samenvatting van uw bezwaar

U bent van mening dat:

2005: er een lijfrente kan worden afgetrokken in verband met een gedeeltelijke staking.

2006: Er is geen sprake van staking van de onderneming maar van verplaatsing. Voor de stakingswinst kan een HIR worden gevormd welke wordt afgeboekt op de investering in Duitsland.

Er kan geen heffing plaatsvinden op basis van artikel 3.60/3.61 omdat de Europese Commissie dit onverenigbaar acht met het EU-verdrag.

Beoordeling van uw bezwaar

Rechtsmiddel