Home

Rechtbank Noord-Nederland, 07-11-2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:6946, LEE AWB-13_1645

Rechtbank Noord-Nederland, 07-11-2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:6946, LEE AWB-13_1645

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
7 november 2013
Datum publicatie
13 december 2013
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2013:7393
Zaaknummer
LEE AWB-13_1645

Inhoudsindicatie

Aan eiser is een verzuimboete opgelegd omdat hij voor het tweede achtereenvolgende jaar geen (tijdige) aangifte IB/PVV heeft gedaan. In de omstandigheid dat - op verzoek van eiser - een bewindvoerder is benoemd omdat hij niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, ziet de rechtbank aanleiding de verzuimboete te verminderen.

Uitspraak

Afdeling bestuursrecht

locatie Leeuwarden

zaaknummer: Awb 13/1645

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 7 november 2013 in de zaak tussen

(gemachtigde:[gemachtigde eiser]),

en

(gemachtigden: [gemachtigden verweerder]).

Procesverloop

Verweerder heeft voor het jaar 2011 aan eiser een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV).

Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 91 aan heffingsrente in rekening gebracht en een verzuimboete opgelegd van € 984.

Bij uitspraak op bezwaar van 7 mei 2013 heeft verweerder de aanslag en de beschikking heffingsrente verminderd. Verweerder heeft de verzuimboete gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld bij brief van 29 mei 2013 (tweede bezwaarschrift), ontvangen door verweerder op 30 mei 2013 en op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan de rechtbank doorgestuurd.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2013. Bij een schrijven dat op 23 augustus 2013 aangetekend is verzonden naar het in het tweede bezwaarschrift genoemde adres [adres], is de gemachtigde van eiser uitgenodigd om bij de zitting aanwezig te zijn. Blijkens de gegevens van PostNL ('track and trace') heeft de uitnodiging gemachtigde van eiser tijdig bereikt. De gemachtigde van eiser is evenwel – zonder berichtgeving aan de rechtbank – niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Feiten

1.

De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1

Eiser is geboren op [datum] 1976. Eiser was geheel 2011 werkzaam bij [werkgever]. Zijn fiscaal loon voor dat jaar bedroeg € 38.113.

1.2

Bij beschikking van 12 september 2012 van de rechtbank [rechtbank] is eiser (op zijn verzoek van 15 mei 2012) onder bewind gesteld omdat hij als gevolg van zijn lichamelijke en/of geestelijke toestand niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Daarbij is [bewindvoerder] benoemd tot bewindvoerder.

1.3

Verweerder heeft eiser bij brief van 28 juni 2012 een herinnering gestuurd voor het doen van de aangifte IB/PVV 2011. Verweerder heeft eiser vervolgens, bij brief van 30 juli 2012, aangemaand om uiterlijk 13 augustus 2012 voornoemde aangifte in te dienen.

1.4

Met dagtekening 6 maart 2013 heeft verweerder de onderhavige aanslag opgelegd, waarbij hij het inkomen uit werk en woning ambtshalve heeft vastgesteld. Daarbij is aan eiser een verzuimboete van € 984 opgelegd op grond van artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR), juncto paragraaf 21, zesde lid, onderdeel a, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (hierna: BBBB). Voor het beloop van de boete heeft verweerder in aanmerking genomen dat eiser voor het tweede achtereenvolgende jaar geen aangifte IB/PVV heeft gedaan, zodat sprake was van een tweede verzuim.

1.5

Verweerder heeft op 16 maart 2013 een aangifte IB/PVV 2011 ontvangen. Naar aanleiding van deze aangifte heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd.

Geschil en beoordeling

2.

In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder terecht en tot het juiste bedrag een verzuimboete heeft opgelegd.

3.1

Ingevolge artikel 67a van de AWR kan verweerder alleen een verzuimboete opleggen indien eiser de aangifte niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn heeft gedaan. Paragraaf 21, vierde lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB) bepaalt dat bij het niet binnen de termijn doen van aangifte alleen sprake is van een verzuim, indien de belastingplichtige de aangifte niet binnen een door de inspecteur gestelde termijn heeft gedaan en hij geen gevolg heeft gegeven aan een aanmaning van verweerder. Uit de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 2008-2009, 32 128, nr. 3 blz. 34-35) volgt dat de Belastingdienst aan de aanmaning een herinnering laat voorafgaan. Pas wanneer de belastingplichtige de aanvankelijke uitnodiging tot het doen van aangifte, de herinnering en de aanmaning heeft genegeerd, legt de inspecteur hem de boete van artikel 67a AWR op.

3.2

Eiser stelt zich op het standpunt dat hij driemaal op elektronische wijze een aangifte heeft ingediend, namelijk op 30 maart 2012 (door de toenmalige belastingadviseur), op 15 augustus 2012 en op 16 maart 2013.

3.3

Uit de geautomatiseerde gegevens van de Belastingdienst blijkt dat vóórdat de aanslag is vastgesteld, er op geen enkele wijze een aangifte is ontvangen. Met hetgeen eiser heeft overgelegd, namelijk een afdruk van de eerste pagina van een aangifteprint waarop een datum van 30 maart 2012 is vermeld, maar waarop niet staat vermeld dat de aangifte is verzonden, is niet vast te stellen of uiterlijk 13 augustus 2012 (de in de aanmaning genoemde uiterste termijn) een aangifte, al dan niet elektronisch, is ingediend. Verweerder heeft ter zitting geloofwaardig verklaard dat de indiener van een succesvol ingestuurde aangifte hiervan een bevestiging krijgt met datum en tijd. Deze bevestiging heeft eiser echter niet overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande het vermoeden rechtvaardigt dat eiser niet uiterlijk 13 augustus 2012 de vereiste aangifte heeft ingediend. Dit vermoeden is door eiser, met hetgeen hij heeft verklaard en overgelegd, niet ontzenuwd.

3.4

Indien er sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas) legt verweerder geen verzuimboete op. Het gaat er daarbij om of de belastingplichtige alle in de gegeven omstandigheden in redelijkheid van hem of haar te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat de aangifte tijdig wordt ingediend (zorgplicht). Het is aan eiser om avas te stellen en te bewijzen. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat er sprake is van avas.

3.5

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook terecht een verzuimboete opgelegd. De rechtbank ziet echter wel redenen om de hoogte van de boete te verminderen. Gelet op het feit dat op een verzoek van 15 mei 2012 van eiser een bewindvoerder over zijn goederen is benoemd omdat hij als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen (zie 1.2) en de ernst van het feit dat hij voor de tweede maal heeft verzuimd aangifte IB/PVV te doen, is de rechtbank van oordeel dat een boete van € 450 passend en geboden is.

3.6

Gelet op het voorgaande dient het beroep tegen de boetebeschikking gegrond te worden verklaard.

Proceskosten

4

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling omdat niet is gesteld of aannemelijk is geworden dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep tegen de boetebeschikking gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze ziet op de boetebeschikking;

-

vermindert de boete tot een bedrag van € 450;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

-

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 44 aan eiser te vergoeden;

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.B.A. Brummer, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Kuik, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 november 2013.

griffier rechter

Rechtsmiddel