Rechtbank Noord-Nederland, 19-03-2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:1413, AWB - 13 _ 3414
Rechtbank Noord-Nederland, 19-03-2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:1413, AWB - 13 _ 3414
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 19 maart 2015
- Datum publicatie
- 26 maart 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2015:1413
- Zaaknummer
- AWB - 13 _ 3414
Inhoudsindicatie
Toegang tot (belasting)rechter bij verminderingsbeschikking.
De verminderingsbeschikking is geen besluit in de zin van artikel 26, eerste lid, van de AWR. Gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen kan hiertegen geen beroep worden ingesteld, zodat daartegen evenmin bezwaar kan worden gemaakt. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank het bezwaar tegen de verminderingsbeschikking terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 13/3414
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 19 maart 2015 in de zaak tussen
en
(gemachtigde: [gemachtigde verweerder]).
Procesverloop
Verweerder heeft voor het jaar 2010 met dagtekening 8 maart 2012 aan eiser een belastingaanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.312. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 389 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.940. De heffingsrente heeft verweerder overeenkomstig verminderd naar € 208.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Dit beroep is op 27 juni 2013 behandeld op zitting van de rechtbank Gelderland. Eisers beroep is bij uitspraak van 16 juli 2013 van de rechtbank Gelderland gegrond verklaard.
Eiser is opnieuw in bezwaar gekomen bij brief van 30 september 2013. Verweerder heeft bij brief van 30 oktober 2013 het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 januari 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand].
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiser heeft betreffende de aangifte inkomstenbelasting over het belastingjaar 2010 aftrekbare kosten met betrekking tot de eigen woning opgenomen van € 26.619 (renteaftrek), bestaande uit een bedrag van € 12.421 aan verschuldigde rente bij de [bank 1] en een bedrag van € 14.198 aan verschuldigde rente bij de [bank 2]. In de aanslagregeling heeft verweerder de renteaftrek geweigerd.
In de bezwaarprocedure - die heeft geleid tot de uitspraak op bezwaar van 19 oktober 2012 - heeft verweerder de renteaftrek geaccepteerd ter grootte van € 12.421 behorende bij de schuld aan de [bank 1].
Eiser is tegen de uitspraak op bezwaar in beroep gekomen. In de beroepsfase heeft verweerder bovenop het onder 1.2 genoemde bedrag, een bedrag van € 1.996 geaccepteerd behorende bij de schuld aan [bank 2].
De rechtbank heeft op 16 juli 2013 uitspraak gedaan. Overweging 4.6 omtrent de hoogte van de renteaftrek luidt: “Ondanks dat eiser niet heeft aangetoond of, en zo ja hoeveel, rente is begrepen in de bij hem en zijn echtgenote geïncasseerde bedragen heeft verweerder een theoretische berekening gemaakt van de door eiser verschuldigde rente eigen woning over het jaar 2010. Verweerder heeft deze rente berekend over het gemiddelde saldo van de schuld, zijnde € 21.007, rekening houdend met een rentepercentage van 9,5%. Het aldus berekende bedrag van € 1.996 heeft verweerder verhoogd met de betaalde rente van € 184 over de periode dat het doorlopende krediet is omgezet naar een flexibel krediet, met nummer [nummer], eveneens bij de [bank 2].
In totaal heeft verweerder derhalve in aftrek toegelaten € 14.592 (€ 12.421 + € 1.996 + € 184). De rechtbank acht dit niet onredelijk.”.
Het dictum van de hiervoor genoemde uitspraak van de rechtbank Gelderland luidt: “6 Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de belastingaanslag tot een waarbij rekening wordt gehouden met betaalde rente eigen woning tot een bedrag van € 14.592;
- vermindert de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 42 vergoedt.”.
Verweerder heeft met dagtekening 24 september 2013 een verminderingsbeschikking vastgesteld. Verweerder heeft het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 24.915. Tot de gedingstukken behoort een elementennota waarop de elementen die tot de verminderingsbeschikking hebben geleid staan vermeld.
Eiser is in bezwaar gekomen tegen de verminderingsbeschikking en heeft daarbij verweerder verzocht de uitspraak van de rechtbank Gelderland alsnog uit te voeren.
Verweerder heeft het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Geschil en beoordeling
2. In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3. Eiser beantwoordt vraag ontkennend. Eiser heeft zich op de uitkomst van de verminderingsbeschikking gericht. Verweerder beantwoordt de vraag bevestigend.
4. Op grond van 26, eerste lid, aanhef en de onderdelen a en b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan, in afwijking van artikel 8:1, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de rechtbank worden ingesteld, indien het een voor bezwaar vatbare beschikking betreft. Hieruit volgt dat niet tegen elk besluit dat is genomen op grond van een wettelijk voorschrift betreffende belastingen, bezwaar en beroep kan worden ingesteld. Volgens dit zogenoemde gesloten stelsel van rechtsmiddelen staat bezwaar en - in het verlengde daarvan - beroep slechts open tegen een besluit met betrekking waartoe in de belastingwet is bepaald dat daartegen beroep kan worden ingesteld.
5. De rechtbank overweegt dat de verminderingsbeschikking geen besluit is in de zin van artikel 26, eerste lid, van de AWR. Gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen kan hiertegen geen beroep worden ingesteld, zodat daartegen evenmin bezwaar kan worden gemaakt. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank het bezwaar tegen de verminderingsbeschikking op grond van het voorgaande terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank zal eisers beroep ongegrond verklaren.
6. Ten overvloede wijst de rechtbank eiser erop dat hij zich op het standpunt stelt dat de uitspraak van de rechtbank Gelderland (onder 1.4 en 1.5) het verminderde inkomen na bezwaar als uitgangspunt neemt. Deze lezing acht de rechtbank onjuist. Het dictum kan niet anders gelezen worden dan dat als het uitgangspunt voor de verminderingsbeschikking geldt de aanslag waarop vervolgens de in het dictum genoemde eigenwoning rente in aanmerking kan worden genomen. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder het dictum correct heeft uitgevoerd. Voor zover eiser zich op het standpunt stelt dat de verminderingsbeschikking niet conform de uitspraak van de rechtbank Gelderland onder 1.5 is genomen, wijst de rechtbank, onder toepassing van artikel 8:71 Awb, eiser erop dat hij zijn vordering bij de burgerlijke rechter dient in te stellen.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Keuning, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2015.
w.g. griffier w.g. rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: