Home

Rechtbank Noord-Nederland, 23-04-2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:2046, AWB - 14 _ 2032

Rechtbank Noord-Nederland, 23-04-2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:2046, AWB - 14 _ 2032

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
23 april 2015
Datum publicatie
3 juni 2015
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2015:2046
Zaaknummer
AWB - 14 _ 2032

Inhoudsindicatie

In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder terecht een informatiebeschikking heeft genomen. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiser in het onderhavige geval verplicht is om mondeling antwoord te geven op door verweerder mondeling te stellen vragen.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 14/2032

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 23 april 2015 in de zaak tussen

(gemachtigde: [gemachtigde eiser]),

en

(gemachtigde: [gemachtigde verweerder]).

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 8 november 2013 een informatiebeschikking genomen.

Bij uitspraak op bezwaar van 7 maart 2014 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2015. Eiser is daar verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en door [bijstand]. Verweerder is daar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand].

Met instemming van partijen zijn de zaken met de nummers 14/2031 en 14/2032 gelijktijdig ter zitting behandeld.

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1.

Eiser exploiteert in de vorm van een eenmanszaak een coffeeshop onder de naam “[coffeeshop]” en een horecagelegenheid onder de naam “[horecagelegenheid]”. Eiser was tot 11 september 2014 vennoot van de vennootschap onder firma: “[VOF]”. De andere vennoot was [X], die per voormelde datum uit de vennootschap is getreden, waarna eiser “[VOF]” heeft voortgezet.

1.2.

Verweerder heeft bij brief van 15 oktober 2013 een boekenonderzoek aangekondigd. Verweerder schrijft daarin:

“ Hierbij deel ik u mede dat bij u een boekenonderzoek wordt ingesteld. Het doel van het onderzoek is om de aanvaardbaarheid van de ingediende aangiften voor de inkomstenbelasting en omzetbelasting vast te stellen. Het onderzoek wordt ingesteld voor de inkomstenbelasting over de jaren 2009, 2010 en 2011 en voor de omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 2009 t/m 30 juni 2013. Zonder tegenbericht ga ik er van uit dat het uw instemming heeft om de uitvoering van het onderzoek te laten plaatsvinden bij uw adviseur, [adviseur]. Uiteraard staat het u vrij om een andere geschikte locatie voor te stellen. In verband met de voortgang van het onderzoek, en gelet op

de omstandigheid dat ten aanzien van de aangifte voor de inkomstenbelasting over 2009 de termijn voor het opleggen van een definitieve aanslag binnenkort dreigt te verjaren, wil ik graag op 22 oktober 2013 met het onderzoek beginnen, Ik verzoek u om ervoor te willen zorgen dat de volledige administraties ( [coffeeshop], [VOF] en [horecagelegenheid]) op genoemde datum op het controleadres aanwezig zijn. Bovendien wil ik graag dat u zelf op genoemde datum om 9.30 uur aanwezig bent voor het geven van toelichtingen op de administraties en de bedrijfsvoering.”.

1.3.

Op 31 oktober 2013 heeft [A] een bezoek gebracht aan [adviseur] om een aanvang te maken met het onder 1.2 aangekondigde boekenonderzoek. Van dit bezoek heeft de belastingadviseur van eiser een bespreekverslag gemaakt, waarop verweerder schriftelijk heeft gereageerd. In dat verslag staat onder meer (de tekst die voorafgaat met ‘***’ betreft de reactie van verweerder op dit verslag):

Aanwezig bij het gesprek

[eiser] belastingplichtige

[Y] adviseur belastingplichtige

[A] Belastingdienst

Verloop van het gesprek

(…)

De dozen administratie van [VOF] en (…) stonden ook (keurig gescheiden) klaar in de kamer. De lijst met mappen van de administratie had ik ook klaar liggen.

(…)

[A] wilde beginnen met het gesprek. Ik gaf aan dat wij, om misverstanden te voorkomen, alleen maar op schriftelijke vragen antwoord willen geven. Hij sprak uit dat ons verlangen om schriftelijke reactie te beschouwen als een vertragingstactiek. Hij gaf aan dat, indien wij bleven volhouden met verzoek om enkel schriftelijke vragen, hij de controle zou afbreken en onze houding als niet meewerken aan de controle te beschouwen, Ik gaf aan alleen maar schriftelijke vragen te willen beantwoorden.

(…)

[A] wenste van start te gaan met het onderzoek middels een inleidend gesprek. Ik gaf aan dat wij, om misverstanden te voorkomen, alleen maar op schriftelijke vragen antwoord willen geven. Hij vind dit een vertragingstactiek en gaf aan, dat bij volharding van de houding, hij de controle zou afbreken en dit als niet meewerken aan een controle zou zien. Ik gaf aan alleen maar schriftelijke vragen te willen beantwoorden.

[A] gaf aan dat hij van mening is dat een controle start met een inleidend gesprek en dat dit plaats moest vinden. Daarom begon hij met de eerste vraag die hij had voorbereid. De vraag was: op welk subnummer omzetbelasting doet [coffeeshop] aangifte en op welk subnummer omzetbelasting doet [horecagelegenheid] aangifte. Ik gaf aan dat ik dit echt niet wist, en dat hij de vraag maar schriftelijk moest stellen, dat hij dan antwoord krijgt.

[A] vroeg wie de aangiften verzorgt. Ik heb bevestigd dat [adviseur] de aangiften doet, maar dat een collega feitelijk de aangiften doet, niet ikzelf persoonlijk en het antwoord derhalve echt niet weet. Om misverstanden te voorkomen kan ik daarom geen antwoord op de vraag geven, maar stel de vraag schriftelijk dan krijgt u antwoord.

Alle vragen schriftelijk stellen en beantwoorden is heel veel werk volgens [A] en daar had hij geen zin in. Dat is alleen maar vertragingstactiek en dan komt de controle niet op tijd af. Dus daar gaat de Belastingdienst niet aan mee werken zei hij.

***Het is geen kwestie van wel of geen zin hebben maar een inleidend gesprek is een essentieel onderdeel van het onderzoek en kan niet uitsluitend schriftelijk plaatsvinden evenmin als eventuele overige vragen.

Tweede vraag, direct aan [eiser] (rechtbank: eiser) gesteld: is het juist dat u in [coffeeshop] hasj, wiet, joints en spacecake verkoopt? [eiser]: als u de vraag schriftelijk stelt, krijgt u antwoord. Ik antwoord alleen op schriftelijke vragen. Hij vond dat [eiser] een dergelijke algemene vraag direct moet kunnen beantwoorden. [eiser] antwoordde dat hij ook deze vraag alleen ging beantwoorden als die schriftelijk werd gesteld. [A] ging daar op in door tegen [eiser] te zeggen dat [eiser] toch wel weet wat hij verkoopt. [eiser] gaf aan dat hij dat wel weet, maar alleen schriftelijke vragen wil beantwoorden om misverstanden te voorkomen.

[A] probeerde het nog een keer met dus eigenlijk wil jij geen antwoord geven, waarop [eiser] zei: ik heb al uw vragen tot nu toe beantwoord. Maar stel de vraag schriftelijk, dan beantwoord ik hem. Ook deze.

[A] gaf aan dat hij best bereid was om de mondeling gestelde vragen en de antwoorden schriftelijk uit te werken, want dat doet hij toch al, en die aan [eiser] te verstrekken. [A] gaf aan dat als hij de vragen allemaal schriftelijk moet stellen, hij verwacht dat [eiser] elke dag, dat hij controleert, beschikbaar is om de vragen te beantwoorden, die hij schriftelijk stelt.

***Hier geeft u in de laatste zin het gebeurde niet juist weer. Met mijn opmerking richting [eiser] heb ik willen duidelijk maken hoe irreeel het is als wordt verlangd om uitsluitend schriftelijke vragen te willen beantwoorden. Ik heb gemeend dat duidelijk te kunnen maken met de opmerking cq de vraag “bent u dan iedere dag aanwezig om per omgaande al mijn schriftelijke vragen te beantwoorden?”

[A] keek eens zijn (als ik zo snel goed heb geteld) 6 bladzijden met voorbereidde vragen door en dacht een tijdje na. Toen zei hij de controle werd afgebroken en hij ging nu eerst overleggen met het team over de verdere gevolgen voor de controle.”.

1.4.

Op 1 november 2013 heeft [A] een bezoek gebracht aan [adviseur] om een aanvang te maken met het boekenonderzoek bij [X]. Van dit bezoek heeft de belastingadviseur van eiser een bespreekverslag gemaakt. In dat verslag staat onder meer:

Aanwezig bij het gesprek

[X] belastingplichtige

[Y] adviseur belastingplichtige

[A] Belastingdienst

Verloop van het gesprek

Beslissing

Rechtsmiddel