Rechtbank Noord-Nederland, 25-06-2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:3055, AWB - 14 _ 2866
Rechtbank Noord-Nederland, 25-06-2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:3055, AWB - 14 _ 2866
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 25 juni 2015
- Datum publicatie
- 6 juli 2015
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2015:3055
- Zaaknummer
- AWB - 14 _ 2866
Inhoudsindicatie
bevoegdheid rechtbank inzake beroepen tegen ambtshalve verminderingen - ontvankelijkheid beroep bij ambtshalve vermindering IB en ZvW 2010
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 14/2866 tot en met 14/2870
en
(gemachtigde: [gemachtigde]).
Procesverloop
Verweerder heeft voor het jaar 2006 met dagtekening 9 december 2009 aan eiser een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.603.
Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 2.530 aan heffingsrente in rekening gebracht en een verzuimboete opgelegd van € 794.
Eiser heeft bij brief van 3 mei 2013, ontvangen door verweerder op 6 mei 2013, bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2006, alsmede tegen de beschikking heffingsrente en de verzuimboete.
Bij uitspraak op bezwaar van 16 april 2014 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft bij brief van 10 juni 2014, ontvangen door de rechtbank op 12 juni 2014 tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft voor het jaar 2007 met dagtekening 7 mei 2010 aan eiser een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 65.099.
Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 2.797 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Eiser heeft bij brief van 3 mei 2013, ontvangen door verweerder op 6 mei 2013, bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2007, alsmede tegen de beschikking heffingsrente.
Bij uitspraak op bezwaar van 16 april 2014 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft bij brief van 10 juni 2014, ontvangen door de rechtbank op 12 juni 2014 tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft voor het jaar 2008 met dagtekening 3 augustus 2011 aan eiser een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 65.000.
Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 2.303 aan heffingsrente in rekening gebracht en een verzuimboete opgelegd van € 226.
Eiser heeft bij brief van 3 mei 2013, ontvangen door verweerder op 6 mei 2013, bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2008, alsmede tegen de beschikking heffingsrente en de verzuimboete.
Bij uitspraak op bezwaar van 16 april 2014 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard en de aanslag IB/PVV 2008 verminderd tot een aanslag berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 2.774.
Tegelijk heeft verweerder de beschikking in rekening gebrachte heffingsrente verminderd tot nihil, bij beschikking een bedrag van € 75 aan heffingsrente vergoed en de verzuimboete gehandhaafd op een bedrag van € 226.
Eiser heeft bij brief van 10 juni 2014, ontvangen door de rechtbank op 12 juni 2014 tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft voor het jaar 2008 met dagtekening 3 augustus 2011 aan eiser een aanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZvW) opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 31.231.
Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 160 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Eiser heeft bij brief van 3 mei 2013, ontvangen door verweerder op 6 mei 2013, bezwaar gemaakt tegen de aanslag ZvW, alsmede tegen de beschikking heffingsrente.
Bij uitspraak op bezwaar van 2 mei 2014 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard en de aanslag ZvW 2008 verminderd tot een aanslag berekend naar een bijdrage-inkomen van € 3.841.
Tegelijk heeft verweerder de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van € 20.
Eiser heeft bij brief van 10 juni 2014, ontvangen door de rechtbank op 12 juni 2014 tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft voor het jaar 2009 met dagtekening 16 november 2011 aan eiser een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 65.000.
Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 1.185 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van € 9.664.
Eiser heeft bij brief van 3 mei 2013, ontvangen door verweerder op 6 mei 2013, bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2009, alsmede tegen de beschikking heffingsrente en de vergrijpboete.
Bij uitspraak op bezwaar van 16 april 2014 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard en de aanslag IB/PVV 2009 verminderd tot een aanslag berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.204.
Tegelijk heeft verweerder de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van € 33 en de vergrijpboete gehandhaafd op een bedrag van € 9.664.
Eiser heeft bij brief van 10 juni 2014, ontvangen door de rechtbank op 12 juni 2014 tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft voor het jaar 2009 met dagtekening 16 november 2011 aan eiser een aanslag ZvW opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 32.369.
Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 95 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van € 776.
Eiser heeft bij brief van 3 mei 2013, ontvangen door verweerder op 6 mei 2013, bezwaar gemaakt tegen de aanslag ZvW, alsmede tegen de beschikking heffingsrente en de vergrijpboete.
Bij uitspraak op bezwaar van 2 mei 2014 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard en de aanslag ZvW 2008 verminderd tot een aanslag berekend naar een bijdrage-inkomen van € 5.868.
Tegelijk heeft verweerder de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van € 17 en de vergrijpboete gehandhaafd op een bedrag van € 776.
Eiser heeft bij brief van 10 juni 2014, ontvangen door de rechtbank op 12 juni 2014 tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft voor het jaar 2010 met dagtekening 28 december 2012 aan eiser een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 85.000.
Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 1.458 aan heffingsrente in rekening gebracht en een verzuimboete opgelegd van € 984.
Eiser heeft bij brief van 5 juni 2013, op dezelfde dag ontvangen door verweerder, bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2010, alsmede tegen de beschikking heffingsrente en de verzuimboete.
Bij uitspraak op bezwaar van 16 april 2014 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard en de aanslag IB/PVV 2010 verminderd tot een aanslag berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.894.
Tegelijk heeft verweerder de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van € 9 en de verzuimboete gehandhaafd op een bedrag van € 984.
Eiser heeft bij brief van 10 juni 2014, ontvangen door de rechtbank op 12 juni 2014 tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft voor het jaar 2010 met dagtekening 28 december 2012 aan eiser een aanslag ZvW opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 33.189.
Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 84 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Eiser heeft bij brief van 5 juni 2013, op dezelfde dag ontvangen door verweerder, bezwaar gemaakt tegen de aanslag ZvW, alsmede tegen de beschikking heffingsrente.
Bij uitspraak op bezwaar van 2 mei 2014 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard en de aanslag ZvW 2010 verminderd tot een aanslag berekend naar een bijdrage-inkomen van € 8.014.
Tegelijk heeft verweerder de beschikking heffingsrente verminderd tot een bedrag van € 20.
Eiser heeft bij brief van 10 juni 2014, ontvangen door de rechtbank op 12 juni 2014 tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
De rechtbank heeft onderhavige procedurenummers als volgt aan voormelde beroepen toegekend:
14/2866: beroep inzake de onder 1.1. vermelde aanslag en beschikkingen;
14/2867: beroep inzake de onder 1.2. vermelde aanslag en beschikking;
14/2868: beroepen inzake de onder 1.3. en 1.4. vermelde aanslagen en beschikkingen;
14/2869: beroepen inzake de onder 1.5. en 1.6. vermelde aanslagen en beschikkingen;
14/2870: beroepen inzake de onder 1.7. en 1.8. vermelde aanslagen en beschikkingen.
Verweerder heeft inzake voormelde jaren en zaken verweerschriften ingediend.
Eiser heeft inzake voormelde jaren en zaken vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn zoon [zoon]. Verweerder is daar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand]. Alle zaken zijn gelijktijdig behandeld en het onderzoek in alle zaken is ter zitting gesloten.
Bij brief van 9 januari 2015 heeft de rechtbank het onderzoek in de zaken 14/2868 tot en met 14/2870 heropend.
Partijen hebben de rechtbank nader schriftelijk geïnformeerd, welke stukken, door tussenkomst van de griffier, over en weer naar partijen zijn gezonden.
Nadat partijen de rechtbank toestemming hebben verleend om zonder nadere zitting uitspraak te doen, heeft de rechtbank het onderzoek in de zaken 14/2868 tot en met 14/2870 bij brief van 9 februari 2015 gesloten.
Overwegingen
Feiten
2. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiser is geboren op [geboortedag] 1946.
Eiser exploiteert in de vorm van een eenmanszaak een administratiekantoor.
Verweerder heeft eiser bij de onder 1.1.; 1.2.; 1.3. en 1.5. vermelde uitspraak op bezwaar van 16 april 2014 voor de aanslagen IB/PVV 2006 tot en met 2009 onder meer als volgt geïnformeerd:
“Betreft: uitspraak op bezwaarschrift
Geachte [eiser],
Op 6 mei en 5 juni 2013 heb ik uw brieven ontvangen waarin u bezwaar maakt tegen de definitieve aanslagen IB/PVV 2006 tot en met 2009, aanslagnummers [nummer] H66, H76, H86 en H96.
De bezwaarschriften zijn niet binnengekomen binnen de wettelijke termijn van zes
weken na de dagtekening van het aanslagbiljet. U bent niet ontvankelijk voor
bezwaar. U kunt daarom de inhoud van uw bezwaar niet voorleggen aan de
rechtbank.
Ik zal uw brieven toch beoordelen. Ik merk ze aan als een verzoek om ambtshalve
herziening.
Als u het niet eens bent met mijn beslissing uw bezwaarschriften niet ontvankelijk te
verklaren, kunt u in beroep gaan bij de rechtbank. Hoe u dat moet doen, leest u in
de toelichting.
(…)
Beslissing over uw bezwaar
Ik besluit gedeeltelijk vermindering te verlenen.
Verzuimboete
(…)
Op dit punt wijs ik de bezwaren af.
Heffingsrente
De heffingsrente is wettelijk. Ik zie geen aanleiding deze te verminderen. Ook op dit punt wijs ik uw bezwaren af.”.
Verweerder heeft eiser bij de onder 1.7. vermelde uitspraak op bezwaar van 16 april 2014 voor de aanslag IB/PVV 2010 onder meer als volgt geïnformeerd:
“Betreft: uitspraak op bezwaarschrift
Geachte [eiser],
Op 5 juni 2013 heb ik uw brieven ontvangen waarin u bezwaar maakt tegen de
definitieve aanslag IB/PVV 2010, aanslagnummer [nummer] H06.
Het bezwaarschrift is niet binnengekomen binnen de wettelijke termijn van zes
weken na de dagtekening van het aanslagbiljet. U bent niet ontvankelijk voor
bezwaar. U kunt daarom de inhoud van uw bezwaar niet voorleggen aan de
rechtbank.
Ik zal uw brief toch beoordelen. Ik merk deze aan als een verzoek om ambtshalve
herziening.
Als u het niet eens bent met mijn beslissing uw bezwaarschriften niet ontvankelijk te
verklaren, kunt u in beroep gaan bij de rechtbank. Hoe u dat moet doen, leest u in
de toelichting.
(…)
Beslissing over uw bezwaar
Ik besluit gedeeltelijk vermindering te verlenen.
Verzuimboete
(…)
Op dit punt wijs ik de bezwaren af.
Heffingsrente
De heffingsrente is wettelijk. Ik zie geen aanleiding deze te verminderen. Ook op dit punt wijs ik uw bezwaren af.
(…)
Toelichting op het bezwaar
U kunt een bezwaarschrift indienen tegen het besluit de aanslag niet te verminderen.
Dit besluit is gebaseerd op art. 9.6, derde lid, Wet IB 2001.
U kunt een bezwaarschrift indienen bij:
Belastingdienst/kantoor Groningen
[adres]
U heeft een bezwaarschrift tijdig ingediend, als het binnen zes weken na dagtekening van deze beschikking is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend, als het voor het einde van de gestelde termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Bijlage
Toelichting op het beroep
U kunt in beroep gaan tegen de uitspraak bij de rechtbank, afdeling bestuursrecht.
Welke rechtbank dat is, is afhankelijk van de woonplaats van de belanghebbende.”.
Verweerder heeft eiser bij de onder 1.4. vermelde uitspraak op bezwaar van 2 mei 2014 onder meer als volgt geïnformeerd:
“ U heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag
inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet
2008, nummer .
De inspecteur heeft het bezwaarschrift niet binnen
de wettelijke termijn ontvangen.
Hij verklaart het bezwaarschrift daarom
niet-ontvankelijk. Dit betekent dat u niet in
beroep kunt gaan tegen de beslissing die hierna
volgt. U kunt wel in beroep gaan tegen het
niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaarschrift.
(…)
In beroep gaan
Tegen deze uitspraak kunt u in beroep
gaan. Vóór 13 juni 2014 moet uw
beroepschrift ingediend zijn bij de
rechtbank.”.
Verweerder heeft eiser bij de onder 1.6. vermelde uitspraak op bezwaar van 2 mei 2014 onder meer als volgt geïnformeerd:
“ U heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag
inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet
2009, nummer .
De inspecteur heeft het bezwaarschrift niet binnen
de wettelijke termijn ontvangen.
Hij verklaart het bezwaarschrift daarom
niet-ontvankelijk. Dit betekent dat u niet in
beroep kunt gaan tegen de beslissing die hierna
volgt. U kunt wel in beroep gaan tegen het
niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaarschrift.
(…)
In beroep gaan
Tegen deze uitspraak kunt u in beroep
gaan. Vóór 13 juni 2014 moet uw
beroepschrift ingediend zijn bij de
rechtbank.”.
Verweerder heeft eiser bij de onder 1.8. vermelde uitspraak op bezwaar van 2 mei 2014 onder meer als volgt geïnformeerd:
“ U heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag
inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet
2010, nummer .
De inspecteur heeft het bezwaarschrift niet binnen
de wettelijke termijn ontvangen.
Hij verklaart het bezwaarschrift daarom
niet-ontvankelijk. Dit betekent dat u niet in
beroep kunt gaan tegen de beslissing die hierna
volgt. U kunt wel in beroep gaan tegen het
niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaarschrift.
De inspecteur heeft besloten gedeeltelijk aan uw
bezwaar tegemoet te komen. Als gevolg hiervan is
de aanslag verminderd met € 1 310.
(…)
In beroep gaan
Tegen deze uitspraak kunt u in beroep
gaan. Vóór 13 juni 2014 moet uw
beroepschrift ingediend zijn bij de
rechtbank.”.
Verweerder heeft eiser bij brief van 3 mei 2014 inzake de onder 1.3. vermelde aanslag IB/PVV 2008 onder meer als volgt geïnformeerd:
“ Uitspraak op bezwaar
(…)
U heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag
inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen
2008, nummer.
De inspecteur heeft het bezwaarschrift niet binnen
de wettelijke termijn ontvangen.
Hij verklaart het bezwaarschrift daarom
niet-ontvankelijk. Dit betekent dat u niet in
beroep kunt gaan tegen de beslissing die hierna
volgt. U kunt wel in beroep gaan tegen het
niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaarschrift.
(…)
In beroep gaan
Tegen deze uitspraak kunt u in beroep
gaan. Vóór 16 juni 2014 moet uw
beroepschrift ingediend zijn bij de
rechtbank.”.
Verweerder heeft eiser bij brief van 3 mei 2014 inzake de onder 1.5. vermelde aanslag IB/PVV 2009 onder meer als volgt geïnformeerd:
“ Uitspraak op bezwaar
(…)
U heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag
inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen
2009, nummer.
De inspecteur heeft het bezwaarschrift niet binnen
de wettelijke termijn ontvangen.
Hij verklaart het bezwaarschrift daarom
niet-ontvankelijk. Dit betekent dat u niet in
beroep kunt gaan tegen de beslissing die hierna
volgt. U kunt wel in beroep gaan tegen het
niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaarschrift.
(…)
In beroep gaan
Tegen deze uitspraak kunt u in beroep
gaan. Vóór 16 juni 2014 moet uw
beroepschrift ingediend zijn bij de
rechtbank.”.
Verweerder heeft eiser bij brief van 3 mei 2014 inzake de onder 1.8. vermelde aanslag IB/PVV 2010 onder meer als volgt geïnformeerd:
“ Uitspraak op bezwaar
(…)
U heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag
inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen
2010, nummer.
De inspecteur heeft het bezwaarschrift niet binnen
de wettelijke termijn ontvangen.
Hij verklaart het bezwaarschrift daarom
niet-ontvankelijk. Dit betekent dat u niet in
beroep kunt gaan tegen de beslissing die hierna
volgt. U kunt wel in beroep gaan tegen het
niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaarschrift.
(…)
In beroep gaan
Tegen deze uitspraak kunt u in beroep
gaan. Vóór 16 juni 2014 moet uw
beroepschrift ingediend zijn bij de
rechtbank.”.
Verweerder heeft bij brief van 12 juni 2014 de onder 1.6. vermelde aanslag ZvW 2009 verminderd met € 776 en overigens berekend naar een bijdrage-inkomen van € 5.868, vermeerderd met een bedrag van € 17 aan heffingsrente. In de brief heeft verweerder eiser onder meer als volgt geïnformeerd:
“ Vermindering
(…)
De inspecteur heeft u de aanslag
inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet
2009, nummer , opgelegd.
Deze aanslag blijkt te hoog te zijn vastgesteld.
Als gevolg hiervan is de aanslag verminderd met
€ 776.
(…)
U kunt tegen deze vermindering geen
bezwaar maken en niet in beroep gaan.”.
Geschil en beoordeling
3. In geschil is het antwoord op de vraag of eisers beroepen inzake de aanslagen IB/PVV 2006 tot en met 2010 ontvankelijk zijn, en zo ja, of verweerder de aanslagen en de beschikkingen heffingsrente tot op het juiste bedrag heeft vastgesteld en of verweerder terecht verzuimboetes en een vergrijpboete heeft opgelegd, alsmede het antwoord op de vraag of de aanslagen ZvW en de beschikkingen heffingsrente tot op het juiste bedrag heeft vastgesteld, alsmede het antwoord op de vraag of eisers beroep inzake de aanslag ZvW 2010 en de beschikking heffingsrente ontvankelijk is, en zo ja, of verweerder de aanslag ZvW 2010 en de beschikking heffingsrente tot op het juiste bedrag heeft vastgesteld.
inzake de aanslagen IB/PVV en de beschikkingen 2006 tot en met 2009, alsmede de aanslagen ZvW en de beschikkingen 2008 en 2009
4. Ter zitting heeft eiser verklaard dat verweerder zijn bezwaarschriften inzake onderhavige jaren terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat hij opkomt tegen de in zijn ogen onvolledige ambtshalve vermindering door verweerder wat betreft de aanslagen IB/PVV, ZvW, de verzuimboetes, de vergrijpboete en de beschikkingen heffingsrente voor onderhavige jaren. Eiser is van mening dat hem ten gevolge van ziekenhuisopnamen en medische behandeling in verband met diabetes niet mag worden aangerekend dat hij een wijziging in de termijn waarbinnen hij aanspraak kan maken op het ambtshalve verlenen van vermindering of teruggaaf van belasting, niet heeft onderkend.
5. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna AWR) beroep bij de bestuursrechter slechts openstaat in bepaalde, in artikel 26, eerste lid, van de AWR omschreven gevallen (het zogenoemde gesloten stelsel van rechtsmiddelen). Een beslissing op een verzoek om een ambtshalve vermindering respectievelijk herziening is geen voor bezwaar vatbare beschikking, zodat gezien artikel 26, eerste lid, van de AWR en artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tegen deze beslissing geen bezwaar en beroep open staat.
6. Aangezien eiser feitelijk (rechtstreeks) beroep heeft ingesteld tegen de beslissingen op de verzoeken om ambtshalve vermindering respectievelijk herziening, die gelet op het voorgaande niet kunnen worden aangemerkt als voor bezwaar vatbare beschikkingen, dient de rechtbank zich onbevoegd te verklaren tot kennisneming van de beroepen. Met betrekking tot de onderhavige beslissingen kan slechts een vordering bij de burgerlijke rechter worden ingesteld (vgl. HR 20 december 2013, nr. 12/02872, ECLI:NL:HR: 2013:1797, BNB 2014/42).
7. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank zich onbevoegd verklaren kennis te nemen van de beroepen met betrekking tot de ambtshalve genomen beslissing inzake de IB/PVV en de beschikkingen 2006 tot en met 2009, alsmede inzake de aanslagen ZvW en de beschikkingen 2008 en 2009.
Aan de behandeling van de ontvankelijkheid van eisers beroepen inzake de aanslagen IB/PVV en de bijhorende beschikkingen, vanwege de tijdigheid – wat daar overigens ook van zij –, alsmede aan de inhoudelijke behandeling van alle hier genoemde aanslagen IB/PVV, ZvW en bijhorende beschikkingen, komt de rechtbank derhalve niet toe.
inzake de aanslag IB/PVV en beschikking 2010
8. Ter zitting heeft eiser verklaard dat verweerder zijn bezwaarschrift inzake de aanslag IB/PVV en bijhorende beschikkingen terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat hij opkomt tegen de in zijn ogen onvolledige ambtshalve vermindering door verweerder wat betreft de aanslag IB/PVV, de beschikking heffingsrente en de verzuimboete.
9. Verweerder is van mening dat gelet op zijn rechtsmiddelverwijzing (2.4.), eiser met zijn beroep uitsluitend tegen de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar is opgekomen en dat hij wat betreft zijn grieven tegen de ambtshalve vermindering in bezwaar had moeten komen, waar verweerder hem uitdrukkelijk op heeft gewezen. Daarbij wijst verweerder erop dat eiser dit, nu hij een administratiekantoor drijft, ook wist of moet hebben geweten.
10. De rechtbank overweegt dat vanaf het belastingjaar 2010 in artikel 9.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB) bijzondere regels zijn opgenomen voor de behandeling van verzoeken om ambtshalve verminderingen. Indien het verzoek om ambtshalve vermindering geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen, beslist de inspecteur dat bij een voor bezwaar vatbare beschikking. De in de onder 2.4. vermelde uitspraak op bezwaar van 16 april 2014 opgenomen beslissing van verweerder, bevestigd in verweerders brief van 3 mei 2014 (2.10.), dat hij (gedeeltelijk) geen ambtshalve vermindering verleent ten aanzien van de aanslag IB/PVV 2010, de beschikking heffingsrente en de verzuimboete, is naar het oordeel van de rechtbank op te vatten als een zodanige voor bezwaar vatbare beschikking. Indien een belanghebbende hiertegen op wil komen, zal hij eerst bezwaar moeten maken. Immers aan de behandeling van het beroep gaat de bezwaarfase vooraf.
11. De rechtbank stelt vervolgens vast dat eiser tegen de onder punt 10 vermelde als zodanig op te vatten beschikking in beroep is opgekomen, hetgeen eiser ter zitting heeft bevestigd. Nu overigens gesteld noch gebleken is dat partijen hebben afgesproken de bezwaarfase over te slaan en rechtstreeks beroep in te stellen, zal de rechtbank het (rechtstreekse) beroep, reeds om die reden, niet-ontvankelijk verklaren. Aan de behandeling van de ontvankelijkheid van eisers beroep vanwege de tijdigheid – wat daar overigens ook van zij –, alsmede aan de inhoudelijke behandeling van de betreffende aanslag en bijhorende beschikkingen, komt de rechtbank derhalve niet toe.
12. Gelet op het voorgaande merkt de rechtbank het beroepschrift inzake de aanslag IB/PVV 2010, de beschikking heffingsrente en de verzuimboete mede aan als bij een onbevoegd bestuursorgaan ingediend bezwaarschrift tegen de in artikel 9.6 van de Wet IB bedoelde beschikking. Dit betekent dat de rechtbank dit “bezwaarschrift” ingevolge artikel 6:15 van de Awb dient door te zenden aan de inspecteur onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender. Nu dit “bezwaarschrift” reeds in bezit is van de inspecteur zal de rechtbank hem dit niet opnieuw toezenden. De onderhavige uitspraak beschouwt de rechtbank mede als vorenbedoelde mededeling aan partijen. Verweerders standpunten dat hij een juiste rechtsmiddelverwijzing heeft vermeld – wat daar overigens ook van zij – en dat eiser wist, althans had moeten weten eerst bezwaar in te dienen, doet aan het voorgaande, naar het oordeel van de rechtbank, niets af.
inzake de aanslag ZvW en beschikking 2010
13. Ter zitting heeft eiser verklaard dat verweerder zijn bezwaarschrift inzake de aanslag ZvW en de beschikking heffingsrente terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat hij opkomt tegen de in zijn ogen onvolledige ambtshalve vermindering door verweerder. Eiser is van mening dat hem ten gevolge van ziekenhuisopnamen en medische behandeling in verband met diabetes niet mag worden aangerekend dat hij een wijziging in de termijn waarbinnen hij aanspraak kan maken op het ambtshalve verlenen van vermindering of teruggaaf van belasting, niet heeft onderkend.
14. De rechtbank stelt vast dat verweerder in zijn uitspraak op bezwaar (2.7) en zijn beslissing om de aanslag en de beschikking ambtshalve te verminderen eiser uitsluitend heeft gewezen op de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de rechtbank.
15. De rechtbank is van oordeel dat ingevolge artikel 49, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet (tekst 2010) het onder punt 10 vermelde artikel 9.6 van de Wet IB van overeenkomstige toepassing is op de aanslag ZvW 2010. De in de onder 2.7. vermelde uitspraak op bezwaar van 2 mei 2014 opgenomen beslissing van verweerder, dat hij (gedeeltelijk) geen ambtshalve vermindering verleent ten aanzien van de aanslag ZvW 2010 en de beschikking heffingsrente, is naar het oordeel van de rechtbank op te vatten als een zodanige voor bezwaar vatbare beschikking. Indien een belanghebbende hiertegen op wil komen, zal hij eerst bezwaar moeten maken. Immers aan de behandeling van het beroep gaat de bezwaarfase vooraf.
16. De rechtbank stelt vervolgens vast dat eiser tegen de onder punt 15 vermelde als zodanig op te vatten beschikking in beroep is opgekomen, hetgeen eiser ter zitting heeft bevestigd. Nu overigens gesteld noch gebleken is dat partijen hebben afgesproken de bezwaarfase over te slaan en rechtstreeks beroep in te stellen, zal de rechtbank het (rechtstreekse) beroep, reeds om die reden, niet-ontvankelijk verklaren.
17. Gelet op het voorgaande merkt de rechtbank het beroepschrift inzake de aanslag ZvW 2010 en de beschikking heffingsrente mede aan als bij een onbevoegd bestuursorgaan ingediend bezwaarschrift tegen de in artikel 9.6 van de Wet IB bedoelde beschikking. Dit betekent dat de rechtbank dit “bezwaarschrift” ingevolge artikel 6:15 van de Awb dient door te zenden aan de inspecteur onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender. Nu dit “bezwaarschrift” reeds in bezit is van de inspecteur zal de rechtbank hem dit niet opnieuw toezenden. De onderhavige uitspraak beschouwt de rechtbank mede als vorenbedoelde mededeling aan partijen. Verweerders rechtsmiddelverwijzing (2.7) doet aan het voorgaande, naar het oordeel van de rechtbank, niets af.
18. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat zij zich in de beroepen met de nummers 14/2866 tot en met 14/2869 onbevoegd dient te verklaren en dat het beroep met het nummer 14/2870 niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.