Rechtbank Noord-Nederland, 09-07-2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:3343, 13/1678
Rechtbank Noord-Nederland, 09-07-2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:3343, 13/1678
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 9 juli 2015
- Datum publicatie
- 10 juli 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2015:3343
- Zaaknummer
- 13/1678
Inhoudsindicatie
Gemeente Heerenveen heeft eiseres terecht aangeslagen in de precariobelasting voor het elektriciteitsnetwerk.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 13/1678
(gemachtigde: [gemachtigden]),
en
Procesverloop
Verweerder heeft voor het jaar 2011 met dagtekening 30 november 2011 aan eiseres een aanslag precariobelasting opgelegd ten bedrage van € 793.560, voor het hebben van kabels en leidingen in op of boven gemeentegrond voor het elektriciteitsnetwerk.
Bij uitspraak op bezwaar van 14 mei 2013 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres en verweerder hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft van eiseres een bericht van verhindering ontvang voor de zitting van 17 februari 2015. Naar aanleiding daarvan is het onderzoek ter zitting, met instemming van verweerder, achterwege gebleven.
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiseres exploiteert als netwerkbeheerder in de zin van artikel 10, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 en van artikel 2, eerste lid, van de Gaswet, een elektriciteits- en gasnetwerk in onder meer de gemeente Heerenveen (de gemeente). Zij beheert een onder, op of boven de gemeentegrond van de gemeente aanwezig netwerk dat wordt gebruikt voor het transport en de levering van elektriciteit en gas aan huishoudens en bedrijven binnen de gemeente. De bedrijfsvoering van belanghebbende is voor een groot gedeelte wettelijk gereguleerd. In haar hoedanigheid van netbeheerder is belanghebbende op grond van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet onder meer gehouden zorg te dragen voor de aanleg, het onderhoud en de reparatie van de netwerken en voor de aansluitingen van derden daarop.
De bij 1.1 bedoelde netwerken behoren in juridische eigendom toe aan de twee 100% dochtervennootschappen van eiseres, te weten: [X] N.V. en [Y] N.V. (hierna: [Y]).
In de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet is het begrip ‘economische eigendom’ als volgt gedefinieerd: “het krachtens een rechtsverhouding gerechtigd zijn tot alle rechten en bevoegdheden ten aanzien van een goed, met uitzondering van het recht op levering, en het gehouden zijn om alle verplichtingen ten aanzien van dat goed voor zijn rekening te nemen en daarmee het volledige risico van waardeverandering of tenietgaan van het goed te dragen, zonder dat het goed geleverd is”.
De aandelen van eiseres worden alle gehouden door [Z] N.V. Het [Z]-concern droeg tot 1 juli 2009 de naam ‘[naam]’. Het concern is ontstaan na diverse overnames en juridische fusies, gevolgd door (diverse) naamswijzigingen van de betrokken vennootschappen. NV [Q] is gefuseerd met NV [R] voor Gelderland en Flevoland tot [Q]/[R] Holding N.V., waarna de naam is gewijzigd in N.V. [P] voor Gelderland, Friesland en Flevoland ([P]). Deze laatste vennootschap is in 2001 overgenomen door, dan wel opgegaan in, N.V. [S]. In 2011 is de naam van N.V. [S] gewijzigd in [Y] N.V.
In 1920 zijn tussen de rechtsvoorgangers van de gemeente Heerenveen (Gemeente Schoterland, Gemeente Aengwirden en Gemeente Haskerland) en de Provincie [naam provincie] (de provincie) drie gelijkluidende overeenkomsten gesloten “voor het hebben van kabels in,het plaatsen van steunpunten enz. in,op of boven gemeente-eigendommen.” (hierna: de Overeenkomst). In de Overeenkomst staat onder meer:“Art. 1.De gemeente [rechtbank: naam gemeente], in het vervolg de gemeente genoemd,verbindt zich om aan de provincie,indien deze het verlangt, te zullen verleenen het recht om werken,noodig voor geleiding,transformatie,verdeeling of levering van electriciteit en de daarmede in verband staande beveiligings- en ondersteuningswerken aan te leggen,in stand te houden of te wijzigen in,op of boven hare ongebouwde eigendommen,voor zoover deze niet zijn met bewoonde perceelen een geheel vormende afgesloten tuinen of erven,en wel in den vorm van een onopzegbaar zakelijk recht ter keuze van de provincie,waarbij tevens zullen worden geregeld de wederzijdsche daarmede verband houdende rechten en verplichtingen en de door de provincie te geven schadevergoeding.”.
Eiseres heeft een kopie van een overzicht overgelegd, waarin onder meer het volgende is opgenomen:“[Q]. Overeenkomsten met gemeente voor het hebben van kabels en het plaatsen van steunpunten enz. in-, op- of boven gemeente-eigendommen.De met X gemerkte nummers zijn gewijzigd 15 Aug. 1923.X 2. Aengwirden 22, 1 Nov. 1920X 16. Haskerland 22, 5 Nov. 1920X 31. Schoterland 22, 3 Nov. 1920”.
De drie rechtsvoorgangers van verweerder hebben in 1923 elk een “Overeenkomst tot wijziging der overeenkomst tot het hebben van kabels in, het plaatsen van steunpunten enz. in, op, of boven gemeente-eigendommen.” met de provincie gesloten. In deze overeenkomsten staat onder andere vermeld:“In artikel 1, 1e lid, van de tusschen partyen gesloten overeenkomst inzake vergunning tot het aanleggen, instandhouden en wyzigen van electriciteitswerken in, op of boven ge-meente-eigendommen, gedateerd (…) wordt op-genomen achter het woord “ondersteuningswerken”, “waaronder begrepen diensttelefoonleidingen en signaalleidingen”.”.
Per 1 januari 2011 is binnen de gemeente de Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2011(hierna: Verordening) van kracht geworden. Artikel 5 van de Verordening luidt: “Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtariefDe precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.”. In Hoofdstuk 11 van de tarieventabel is een tarief van € 0,17 per maand opgenomen voor het hebben van leidingen, kabels en buizen.
Geschil en beoordeling
2. In geschil is het antwoord op de vraag of de onderhavige aanslag precariobelasting terecht aan eiseres is opgelegd. 2.1 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Eiseres is primair van mening dat de aanslag ten onrechte is opgelegd, omdat deze in strijd is met de tussen eiseres (althans haar rechtsvoorgangers) en de gemeente gesloten Overeenkomst uit 1920. Met een beroep op deze overeenkomst, stelt eiseres dat aan haar het niet-opzegbare recht is verleend tot het hebben van elektriciteitskabels in de gemeentegrond en dat daarom verweerders bevoegdheid om precariobelasting te heffen ontbreekt. Ter onderbouwing van haar standpunt stelt eiseres dat de Overeenkomst is aangegaan met de Provincie [naam provincie], en overgegaan is op [Q], waarvan eiseres, dan wel [Y], uiteindelijk rechtsopvolger is. Indien [Y] de rechtsopvolger is, stelt eiseres dat zij met [Y] kan worden vereenzelvigd, dan wel dat er een derdenbeding bestaat ten behoeve van haar.
Verweerder is van mening dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gemeente een overeenkomst is aangegaan met eiseres, dat met het sluiten van de Overeenkomst (zie 1.5) slechts een principeovereenkomst is gesloten waar slechts in staat dat áls de provincie het verlangt, de gemeente een zakelijk recht zal verlenen. Het bestaan van een vervolgovereenkomst heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt. Verweerder is voorts van mening dat eiseres niet als rechtsopvolger van de Provincie [naam provincie], dan wel het [Q] bij de Overeenkomst kan worden aangemerkt. Voor zover eiseres stelt dat [Y] de rechtsopvolger zou zijn, kan zij niet met eiseres worden vereenzelvigd.
De rechtbank is, overeenkomstig verweerders standpunt, van oordeel dat de Overeenkomst slechts een raamovereenkomst betreft. Uit de Overeenkomst volgt naar het oordeel van de rechtbank dat voor het verlenen van een onopzegbaar zakelijk recht, zoals verweerder terecht stelt, een vervolgovereenkomst nodig is (zie het slot van artikel 1, van de overeenkomst en de aanhef van artikel 2, van de overeenkomst). Een dergelijke vervolgovereenkomst heeft eiseres niet overgelegd en de door eiseres overgelegde lijst (zie 1.6) zegt niets over het bestaan van een vervolgovereenkomst. De rechtbank gaat er daarom van uit dat van een vervolgovereenkomst geen sprake is. Er kan dan ook niet worden geoordeeld dat de gemeente in de Overeenkomst een onopzegbaar zakelijk recht heeft verleend. Reeds hierom faalt de bij 4.1 vermelde beroepsgrond van eiseres. Nu geen sprake is van de door eiseres gestelde inhoud van de Overeenkomst, gaat de rechtbank voorbij aan de op deze gestelde inhoud gebaseerde, door eiseres aangedragen standpunten.
Tarief
Eiseres stelt dat het tarief van de precariobelasting onevenredig hoog en naar willekeur is vastgesteld.
Verweerder stelt dat voorop staat dat de tariefstelling op zichzelf niet aan de belastingrechter ter beoordeling staat. Voorts voert verweerder aan dat het onderhavige tarief niet noemenswaardig afwijkt van het tarief dat andere gemeenten hanteren.
De rechtbank is van oordeel dat de autonome bevoegdheid van de gemeenteraad om binnen de grenzen van de wet tot heffing van – onder meer – precariobelasting te besluiten, zich mede uitstrekt tot de hoogte van de daarbij in aanmerking te nemen tarieven. De rechter mag daarin niet treden. Een uitzondering geldt weliswaar in geval komt vast te staan dat de tarieven leiden tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing die de wetgever bij de toekenning aan de gemeente van de bevoegdheid tot het heffen van precariobelasting niet op het oog kan hebben gehad. Eiseres, die in deze de bewijslast heeft, heeft, mede gelet op de door verweerder aangedragen tarieven van andere gemeenten, echter niet aannemelijk gemaakt dat deze uitzondering zich voordoet met betrekking tot het tarief dat in de tarieventabel (zie 1.8) is opgenomen. Eiseres’ beroepsgrond faalt. Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
5. Eiseres stelt dat de aanslag in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is opgelegd. Met name het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het vertrouwensbeginsel zijn volgens haar geschonden.
Zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel
Eiseres stelt dat verweerder bij een zorgvuldige vergaring en weging van de betrokken belangen nimmer zou zijn overgegaan tot heffing van precariobelasting. Ten aanzien van het motiveringsbeginsel stelt eiseres dat verweerder zijn uitspraak op bezwaar niet of onvoldoende heeft gemotiveerd.
Verweerder stelt dat eiseres’ standpunten feitelijke grondslag missen.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt die de conclusie rechtvaardigen dat het opleggen van de aanslag in strijd komt met het zorgvuldigheids- en/of het motiveringsbeginsel.
Vertrouwensbeginsel
Eiseres heeft voorts aangevoerd dat de praktijk al meer dan 90 jaar uitwijst dat met de Overeenkomst een onopzegbaar zakelijk recht is gevestigd en dat nimmer door verweerder is aangegeven dat een vergoeding voor dat recht verschuldigd zou zijn. Hierdoor is het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat geen precariobelasting zou worden geheven, aldus eiseres.
Verweerder heeft hier tegenover gesteld dat uit de omstandigheid dat voorheen geen aanslagen werden opgelegd niet een zodanig rechtens te beschermen vertrouwen met zich meebrengt dat geen aanslagen meer kunnen worden opgelegd. Dat geen vergoeding is afgesproken doet daar niets aan af. Voorts is niet aannemelijk dat een onopzegbaar zakelijk recht ten gunste van eiseres is gevestigd, aldus verweerder.
De rechtbank stelt voorop dat de enkele omstandigheid dat niet eerder precariobelasting is geheven, niet meebrengt dat die belasting ook in het onderhavige jaar niet kan worden geheven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres geen feiten en omstandigheden gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt die bij haar de indruk zouden kunnen hebben gewekt dat – ook- in de toekomst geen precariobelasting van haar zou worden geheven. Eiseres’ beroep op het vertrouwensbeginsel faalt. Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.Proceskostenvergoeding
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Tanghe, voorzitter, en mr. M. van den Bosch en mr. G.B.A. Brummer, leden, in aanwezigheid van mr. T.L. Gaarman-Jonkers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2015.
wg griffier
wg voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: