Rechtbank Noord-Nederland, 02-09-2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:4185, C/19/103209 / HA ZA 14-029 en C/19/107616 / HA ZA 14-234
Rechtbank Noord-Nederland, 02-09-2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:4185, C/19/103209 / HA ZA 14-029 en C/19/107616 / HA ZA 14-234
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 2 september 2015
- Datum publicatie
- 2 september 2015
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2015:4185
- Zaaknummer
- C/19/103209 / HA ZA 14-029 en C/19/107616 / HA ZA 14-234
- Relevante informatie
- Burgerlijk Wetboek Boek 3 [Tekst geldig vanaf 25-06-2023], Burgerlijk Wetboek Boek 3 [Tekst geldig vanaf 25-06-2023] art. 303, Burgerlijk Wetboek Boek 3 [Tekst geldig vanaf 25-06-2023] art. 305a, Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024], Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 96, Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 97, Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 177
Inhoudsindicatie
NAM moet waardevermindering huizen Groningen vergoeden, ook als er nog geen sprake is van fysieke schade of als de woning nog niet is verkocht.
Uitspraak
vonnis
Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Assen
Vonnis van 2 september 2015
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/19/103209 / HA ZA 14-029 van
1. de stichting
STICHTING WAARDEVERMINDERING DOOR AARDBEVINGEN GRONINGEN,
gevestigd te Groningen,
2. de stichting
STICHTING WOONZORG NEDERLAND,
gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Amstelveen,
3. de stichting
WONINGSTICHTING WIERDEN EN BORGEN,
gevestigd te Bedum,
4. de stichting
STICHTING CHRISTELIJKE WOONGROEP MARENLAND,
gevestigd te Appingedam,
eiseressen,
advocaat mr. P.W. Huitema en mr. R. Glas te Groningen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V.,
statutair gevestigd te 's-Gravenhage en kantoorhoudende te Assen,
gedaagde,
advocaten mrs. M.A. Leijten en J. de Bie Leuveling Tjeenk te Amsterdam,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/19/107616 / HA ZA 14-234 van
1. de stichting
STICHTING WONINGBOUW SLOCHTEREN,
gevestigd te Schildwolde,
2. de stichting
CHRISTELIJKE WONINGSTICHTING PATRIMONIUM GRONINGEN,
gevestigd te Groningen,
3. de stichting
STICHTING LEFIER,
gevestigd te Sappemeer,
4. de stichting
STICHTING ACANTUS GROEP,
gevestigd te Veendam,
5. de stichting
STICHTING STEELANDE WONEN,
gevestigd te Groningen,
6. de stichting
STICHTING DE HUISMEESTERS,
gevestigd te Groningen,
7. de stichting
WONINGSTICHTING DE DELTHE,
gevestigd te Usquert,
8. de stichting
WONINGSTICHTING GRONINGER HUIS,
gevestigd te Zuidbroek,
9. de stichting
STICHTING UITHUIZER WONINGBOUW,
gevestigd te Uithuizen,
eiseressen,
advocaat mr. P.W. Huitema en mr. R. Glas te Groningen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V.,
statutair gevestigd te 's-Gravenhage en kantoorhoudende te Assen,
gedaagde,
advocaten mrs. M.A. Leijten en J. de Bie Leuveling Tjeenk te Amsterdam.
Eiseressen in beide procedures zullen worden aangeduid als Stichting WAG en woningcorporaties. Gedaagde in beide zaken zal NAM worden genoemd.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
in de zaak C/19/103209 / HA ZA 14-029
- -
-
de dagvaarding van 24 januari 2014 met producties 1 tot en met 36,
- -
-
de conclusie van antwoord van 30 april 2014 met producties 1 tot en met 11,
- -
-
de akte inbreng producties van 30 april 2014 van de zijde van Stichting WAG en woningcorporaties met producties 37 tot en met 38C alsmede met een aanvulling op de reeds bij dagvaarding overgelegde producties 23, 27 en 30,
- -
-
de akte overlegging producties van de zijde van NAM van 28 mei 2014 met de producties 12 en 13,
- -
-
de conclusie van repliek van 3 september 2014, tevens houdende een akte wijziging/vermeerdering van eis met producties 39 tot en met 53,
- -
-
de conclusie van dupliek van 11 februari 2015 met de producties 14 tot en met 18,
in de zaak C/19/107616 / HA ZA 14-234
- -
-
de dagvaarding van 9 oktober 2014 met producties 1 tot en met 43,
- -
-
de conclusie van antwoord van 11 februari 2015 met de producties 1 tot en met 18,
- -
-
de akte inbreng producties van 11 februari 2015 van de zijde van woningcorporaties met producties 44 tot en met 46 alsmede met een aanvulling op de reeds bij dagvaarding overgelegde producties 35 en 43,
in beide zaken
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken, waaronder van de zijde van de Stichting WAG en woningcorporaties een akte inbreng producties, tevens houdende wijziging van eis, met de producties 54 tot en met 75, alsmede een akte inbreng productie 76. Van de zijde van NAM zijn bij akte nog de producties 19 tot en met 23 overgelegd.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
Inleiding
De hieronder weergegeven feiten betreffen de door partijen gepresenteerde feiten die door de andere partij zijn erkend, althans niet zijn weersproken en daarmee als vaststaand kunnen worden aangenomen.
Veel van de hiervoor onder 1.1. opgesomde producties betreffen producties die in beide zaken zijn overgelegd. Tenzij uitdrukkelijk anders vermeld zal, waar in dit vonnis wordt verwezen naar productienummers, het nummer worden aangehouden van de betreffende productie in de zaak C/19/103209/HA ZA 14-029.
Ten behoeve van de leesbaarheid zijn de feiten gerangschikt op onderwerp.
De partijen
Stichting WAG is opgericht bij notariële akte van 24 april 2013. Het doel van de Stichting WAG is omschreven in artikel 3 van de statuten en behelst ingevolge het eerste lid onder a en f van dit artikel - onder meer - :
“Het behartigen van de belangen van de Deelnemers, in de ruimst mogelijk zin van het woord, waaronder begrepen de vaststelling van de schade bestaande uit waardevermindering van hun onroerende zaken, die de Deelnemers hebben geleden door gaswinning door de NAM en/of handelen of nalaten van de NAM en/of de Staat welk handelen de bodemdaling en/of aardschokken tot gevolg heeft gehad.”
En:
“Het namens de Deelnemers eisen van schadevergoeding voor het handelen en/of nalaten van de NAM en/of de Staat, het voeren van onderhandelingen, het voeren van procedures en het treffen van andere rechtsmaatregelen tegen de NAM en/of de Staat teneinde de waardevermindering van het onroerend goed van de Deelnemers te verhalen.”
In artikel 1 van de statuten is het begrip ‘Deelnemers’ omschreven als:
“De (rechts)personen en instellingen, aan wie één of meer onroerende zaken in eigendom toebehoren, waaraan tengevolge van gaswinning door de NAM ontstane aardbevingen en/of bodemdaling in de provincie Groningen of elders schade is opgetreden dan wel daardoor in waarde zijn gedaald, die de deelnemersvoorwaarden hebben onderschreven en een overeenkomst met rechtsbijstand met De Haan Advocaten & Notarissen hebben ondertekend of zullen ondertekenen.”
Op het moment van de zitting in verband met pleidooi had de Stichting WAG ruim 900 deelnemers. De deelnemers hebben een deelnemersovereenkomst gesloten met de Stichting WAG, waarin tevens een procesvolmacht aan het bestuur van de Stichting WAG is opgenomen. In artikel 4 lid 3 van de Deelnemersovereenkomst is nog bepaald:
“indien het voor het voeren van een procedure of het verkrijgen van een schikking rechtens noodzakelijk is dat de Deelnemer zijn vordering overdraagt aan de Stichting, kan (het Bestuur van) de Stichting deze overdracht op basis van de in het eerste lid van dit artikel vermelde volmacht bewerkstelligen.”
De woningcorporaties zijn eigenaar van onroerend goed in de provincie Groningen. Zij zijn geen deelnemers van de Stichting WAG.
NAM houdt zich bezig met de opsporing en winning van aardgas en aardolie in Nederland, zowel op land als op zee. Shell Nederland B.V. en ExxonMobil Holding Company houden beide 50% van de aandelen in NAM. De winningsactiviteiten van NAM verricht zij op basis van door de Minister van Economische Zaken (hierna: de Minister) op grond van de Mijnbouwwet verleende winningsvergunningen (voorheen: concessies).
Exploitatie Groningenveld en daarmee verband houdende aardbevingen door bodemdaling
Vanaf de daarvoor bij koninklijk besluit van 30 mei 1963, nr. 39 (Stcrt. 126) verleende aardgas- en aardolieconcessie ‘Groningen’ wint NAM aardgas uit het zogenoemde ‘Groningenveld’. NAM exploiteert het Groningenveld als ‘operator’ voor rekening en risico van de Maatschap Groningen, een maatschap tussen Energie Beheer Nederland B.V. en NAM zelf. NAM houdt een belang van 60% in de Maatschap Groningen, Energie Beheer Nederland een belang van 40%. De aandelen van Energie Beheer Nederland B.V. worden gehouden door de Staat der Nederlanden.
Het door NAM geëxploiteerde Groningenveld strekt zich uit onder de gemeenten Appingedam, Bedum, Delfzijl, Eemsmond, Groningen, Hoogezand-Sappemeer, Loppersum, Menterwolde, Slochteren, Oldambt, Pekela, Ten Boer, Veendam en - gedeeltelijk - Bellingwedde en Haren. De geschatte oorspronkelijke hoeveelheid winbaar aardgas was 2800 miljard m³. Eind 2012 bevatte het Groningenveld nog ongeveer 780 miljard m³ aardgas.
Als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld vindt in de regio noord-oost Groningen bodemdaling plaats, onder meer in de vorm van aardbevingen. Deze aardbevingen zijn in frequentie en zwaarte toegenomen. De zwaarte van de aardbevingen is in voorkomende gevallen zodanig dat zij leidt tot fysieke schade aan onroerende zaken.
De tot op heden zwaarste aardbeving vond plaats op 16 augustus 2012 bij Huizinge, gemeente Loppersum. Deze aardbeving had een kracht van 3.6 op de schaal van Richter.
In een door het KNMI naar aanleiding van de aardbeving bij Huizinge opgesteld rapport van januari 2013 is geconstateerd dat de hoeveelheid bevingen door de tijd toeneemt en dat dit verschijnsel lijkt te correleren met de toegenomen productie. Op basis van een vergelijking met gas- en olievelden buiten Nederland en daar voorkomende bevingen met een maximale magnitude van 4.2 tot 4.8, concludeert het KNMI dat niet verwacht wordt dat de maximaal mogelijke magnitude groter dan 5 zal worden.
Naar aanleiding van de aardbeving bij Huizinge heeft Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) onderzoek gedaan naar de vraag waarom er in een relatief korte tijd zoveel aardbevingen boven de 3 (Richter) hebben plaatsgevonden. SodM heeft haar bevindingen beschreven in het rapport “Reassessment of the probability of higher magnitude earthquakes in the Groningen Gas Field” van 16 januari 2013.
Bij brief van 22 januari 2013 heeft SodM de Minister geïnformeerd over gewijzigde inzichten in de aardbevingsgevoeligheid van het Groningse gasveld. In voornoemde brief schrijft SodM onder meer:
“De belangrijkste conclusies op basis van het rapport zijn:
-
Het jaarlijkse aantal aardbevingen in het Groningse gasveld en de energie die daarbij vrijkwam zijn de afgelopen jaren toegenomen. Daarmee is voor Groningen ook de kans toegenomen op het optreden van aardbevingen met een hogere sterkte dan tot nu toe is waargenomen.
-
Hogere waarden voor de thans aangenomen maximum sterkte van 3,9 (Richter) kunnen op voorhand niet worden uitgesloten zonder aanvullende schattingen op basis van niet-seismische methodes zoals geomechanische berekeningen. Zulke data is momenteel niet beschikbaar voor Groningen.
-
Omdat op dit moment geen uitspraak kan worden gedaan over de maximum sterkte is de verwachtingswaarde voor de kans op een aardbeving met een sterkte van 3,9 of hoger in Groningen niet nauwkeurig te bepalen. Gedurende de komende 12 maanden is de verwachtingswaarde voor die kans ongeveer 7% (indien de maximaal mogelijke sterkte 5 zou zijn)”
SodM adviseert in haar brief vervolgens:
“Uit het onderzoek van SodM blijkt dat het niet te verwachten is dat op korte termijn het aantal aardbevingen in Groningen zal afnemen. Alleen door de gasproductie heel drastisch te reduceren of zelfs te stoppen is te verwachten dat er na enkele jaren vrijwel geen voelbare aardbevingen zullen optreden in het Groningenveld. SodM is zich er terdege van bewust dat een dergelijke ingrijpende maatregel, vanuit een breder perspectief dan alleen veiligheid, niet heel realistisch is.
Echter een significante reductie in de gasproductie:
- -
-
is de enige maatregel die op korte termijn genomen kan worden én waarvan het effect na 12 tot 16 maanden gemerkt zou moeten worden;
- -
-
geeft een evenredig effect: bijvoorbeeld een 40% gasproductievermindering van 50 naar 30 miljard m³ per jaar zal leiden tot 40% minder verwachte aardbevingen per jaar een navenante reductie in de kans op een aardbeving groter dan 3,9.
[...]
Omdat de NAM, als primair verantwoordelijke partij, niet van plan is uit zichzelf de gasproductie te reduceren (zie brief NAM), adviseert SodM vanuit het oogpunt van veiligheid voor de inwoners van de provincie Groningen, die boven de aardbevingsgevoelige gebieden van het Groningse gasveld wonen en werken, en geredeneerd vanuit het voorzorgsbeginsel, om de NAM de volgende maatregel voor te schrijven:
De gasproductie uit het Groningse gasveld zo snel mogelijk en zo veel als mogelijk en realistisch is, terug te brengen
[...]”
De Minister heeft de Tweede Kamer bij brief van 25 januari 2013 op de hoogte gebracht van de conclusies en aanbevelingen uit het rapport van SodM (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012-2013, 33 529, nr. 1). De Minister kondigt door NAM te verrichten nader onderzoek aan naar de maximaal te verwachten sterkte en door NAM te nemen passende maatregelen ter voorkoming en beperking van schade. Een besluit over de beperking van productie acht de Minister, zonder nadere informatie, niet verantwoord.
In verband met de aardbevingen aangekondigde en reeds genomen maatregelen
Vertrouwen in een duurzame toekomst; Een stevig perspectief voor Noord-Oost Groningen.
In dit eindadvies van de Commissie Duurzame Toekomst Noord-Oost Groningen (hierna: de Commissie Meijer), wordt de provincie Groningen geadviseerd samen met NAM het ministerie van Economische Zaken, inwoners, ondernemers, onderwijs- en kennisinstellingen, andere organisaties en lokaal bestuurders tot een meerjarig en samenhangend programma te komen. De Commissie Meijer hanteert 3 programmalijnen met daarbij behorende maatregelen. In haar samenvatting geeft zij dit als volgt weer:
Programmalijn 1
Veiligheid en toekomstzekerheid individuele bewoners en ondernemers
Maatregel 1 - Aardbevingsbestendig maken van woningen en andere gebouwen
Maatregel 2 - Waardevermeerdering en tegemoetkoming door waardebonnen voor energieprestatieverbeterende maatregelen
Maatregel 3 - Garantiestelling bij woningkoop
Maatregel 4 - Oplossen schrijnende gevallen
Maatregel 5 - Verbetering schadeafhandeling door NAM
Maatregel 6 - Professionele uitvoeringsorganisatie met onafhankelijk toezicht
Programmalijn 2:
Kwaliteit van de woon- en leefomgeving
Maatregel 7 - Herstructurering van de woningmarkt en winkelcentra in krimpgebieden
Maatregel 8 - Behoud en herbestemming molens, borgen en kerken
Maatregel 9 - Impuls voor lokale energieopwekking
Maatregel 10 - Snel internet via glasvezel in het landelijk gebied
Programmalijn 3
Duurzaam economisch perspectief voor de regio
Maatregel 11 - Een ambitieus innovatieprogramma ‘gas 2.0’. Dit programma geeft invulling aan energietransitie met behulp van drie sterke economische sectoren in Groningen te weten energie, landbouw/agribusiness en chemie.
Nieuwe verhoudingen
Maatregel 12 - Dialoogtafel waaraan NAM, EZ en betrokkenen in het gebied onder leiding van een onafhankelijk voorzitter tot gezamenlijke adviezen komen over de gaswinning in relatie tot onder meer de veiligheid en toekomstzekerheid van inwoners en ondernemers in het gebied.
Uitvoering van het programma zal circa 20 jaar duren en een extra investering van 895 miljoen euro vergen. Het ligt voor de hand dat deze kosten door NAM (lees: Maatschap Groningen) gedragen zullen worden. Maar de commissie verwacht van de provincie dat zij ook mee investeert in programmalijn 3, met een bedrag van tenminste 100 miljoen euro bovenop het reeds genoemde.
Brief van de Minister aan de Tweede Kamer van 17 januari 2014
In zijn brief aan de Tweede Kamer van 17 januari 2014 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 529, nr. 28) informeert de Minister de Tweede Kamer over te nemen maatregelen langs drie sporen:
-
gerichte vermindering van de gaswinning ten behoeve van de veiligheid;
-
grootschalige preventieve versterking van woningen, gebouwen en infrastructuur en adequate schadeafhandeling;
-
verbetering van het economisch perspectief van de regio door bedrijvigheid te stimuleren.
De Minister schrijft over deze maatregelen onder meer:
“Het voorgenomen besluit over vermindering van de gaswinning heb ik gedeeld met betrokken bestuurders in de provincie en gemeenten. Met hen heb ik verder, zoals genoemd onder 2 en 3, een pakket uitgewerkt dat ziet op het versterken van gebouwen, huizen en infrastructuur en adequate schadeafhandeling, alsmede op verbeterde leefbaarheid en meer economisch perspectief voor de regio. NAM committeert zich aan dit programma. Om dit pakket nader invulling te geven is blijvende betrokkenheid van de mensen in de regio essentieel. Hiertoe wordt een permanente dialoogtafel ingesteld.”
Over de preventieve maatregelen en adequate schadeafhandeling schrijft de Minister:
“NAM raamt schadeherstel en schadepreventie op een bedrag van € 750 miljoen voor de komende vijf jaar. Daarnaast lijkt een bedrag van € 100 miljoen noodzakelijk voor preventieve maatregelen die als gevolg van het verhoogde aardbevingsrisico specifiek noodzakelijk zijn voor de infrastructuur. Verder richt NAM een fonds in voor speciale situaties dat zal worden beheerd door een onafhankelijke instantie waarvan de samenstelling wordt bepaald door voornoemde dialoogtafel. Hiervoor stelt NAM een bedrag van € 15 miljoen beschikbaar. Daarnaast stelt NAM € 10 miljoen beschikbaar voor het bouwkundig versterken van nieuw te bouwen huizen en gebouwen. Voor de komende vijf jaar levert NAM voor in totaal € 125 miljoen een bijdrage aan een waardeverhogend pakket aan maatregelen gericht op huizen in het risicogebied, maar ook daarbuiten.
Verder zal, nu onderzoek van Ortec Finance significante waardedaling heeft aangetoond, de aangekondigde regeling voor compensatie van waardedaling in werking treden, onder nader te bepalen voorwaarden. Met NAM zijn afspraken gemaakt over de contouren van deze regeling. Het financieel beslag van deze regeling is onder meer afhankelijk van het aantal verkochte huizen in het risicogebied en de uiteindelijke vastgestelde waardedaling per huis. Aangetoonde waardedaling wordt uiteraard vergoed. Het exacte budget dat hiervoor benodigd is, is op dit moment niet te kwantificeren.”
Ten aanzien van de maatregelen op het gebied van leefbaarheid en economisch perspectief wijst de Minister op door NAM en de Provincie Groningen ter beschikking gestelde gelden voor maatregelen op de volgende gebieden:
1. Een programma dat de herbestemming van cultureel erfgoed bevordert;
2. Herstructurering van de woningvoorraad en winkelvoorzieningen;
3. Een impuls voor lokale energieopwekking;
4. Snel internet en smart grids in het landelijk gebied.
Met het (totale) pakket aan de door de Minister onder 2 en 3 genoemde maatregelen zal - aldus de Minister - over de periode 2014 tot en met 2018 een bedrag van € 1,18 miljard
beschikbaar komen voor de regio.
De genoemde maatregelen komen overeen met het pakket aan maatregelen als neergelegd in een bestuurlijk akkoord getiteld “Vertrouwen op Herstel en Herstel van Vertrouwen”. Dit akkoord is overeengekomen tussen de Minister, de provincie Groningen en de gemeenten in het risicogebied. De NAM heeft aan de totstandkoming van dit document meegewerkt en onderschrijft de inhoud daarvan. De maatregelen uit het akkoord worden door NAM verder uitgewerkt en geïmplementeerd in overleg met diverse betrokkenen, verenigd in de meergenoemde Dialoogtafel.
Schaderegeling
Voor fysieke schade aan onroerende zaken hanteert NAM een in de zogenaamde ‘Schaderegeling’ neergelegde schadeafhandelingsprocedure. Uitvoering van de schadeafhandeling vindt plaats door de opgerichte uitvoeringsorganisatie Centrum Veilig Wonen (CVW), die (op afstand) wordt aangestuurd door NAM maar onder onafhankelijk toezicht staat.
Vangnetregeling voor bijzondere situaties
Per 15 april 2014 is de Tijdelijke Commissie voor Bijzondere Situaties operationeel. Deze commissie biedt hulp aan huiseigenaren die vanwege bijzondere omstandigheden niet in hun huidige woning kunnen blijven wonen of bijvoorbeeld op korte termijn moeten verhuizen. De hulp die wordt geboden kan financieel van aard zijn, maar ligt bijvoorbeeld ook in bemiddeling bij woningverkoop of taxatie. Onder omstandigheden zal ook bij eventuele onverkoopbaarheid van een woning een beroep op de regeling ‘Bijzondere Situaties’ kunnen worden gedaan.
Waarderegeling
Op 29 april 2014 is de door NAM opgestelde Regeling Waardedaling (hierna: de Waarderegeling) gepubliceerd en in werking getreden. De Waarderegeling geldt voor woningen in de gemeenten Appingedam, Bedum, Delfzijl, Eemsmond, Loppersum, Slochteren, Ten Boer en Winsum, die verkocht en geleverd zijn in de periode na 25 januari 2013 en schade in de vorm van waardevermindering hebben ondervonden door aardbevingen die het gevolg zijn van gaswinning. De Waarderegeling is enkel van toepassing op transacties waarbij minimaal één van de betrokken partijen niet bedrijfsmatig handelt.
Regeling Waardevermeerdering
NAM stelt in de periode 2014-2018 geld beschikbaar voor waardevermeerdering van woningen. In overleg met de Dialoogtafel wordt gewerkt aan een definitieve invulling hiervan. Sinds 6 november 2014 geldt een tijdelijke regeling Waardevermeerdering, die met terugwerkende kracht vanaf 17 januari 2014 in werking is getreden. Op grond van deze regeling kunnen huiseigenaren in de gemeenten Loppersum, Appingedam, Delfzijl, Eemsmond, Ten Boer, Slochteren, De Marne, Bedum of Winsum die meer dan € 1.000,00 aan fysieke schade door aardbevingen geleden hebben, een vergoeding tot € 4.000,00 per woning krijgen als zij op of na 17 januari 2014 duurzaam hebben geïnvesteerd in hun woning. Daarbij gaat het om energiebesparende investeringen, zoals bijvoorbeeld isolatie, zonnepanelen of zonneboilers of hoog rendement cv-ketels.
Economic Board
Ontwerp en uitvoering van een sociaaleconomisch versterkingsprogramma is in handen van de Economic Board, die bestaat uit lokale ondernemers en de regioleider van FNV Bondgenoten. De Economic Board is daartoe in gesprek gegaan met verschillende partijen in het gebied, zoals het bedrijfsleven, overheden, maatschappelijke organisaties en onderwijsinstellingen.
Wat betreft de maatregelen die ten doel hebben de leefbaarheid in het gebied te stimuleren wordt zoveel mogelijk aangesloten bij bestaande leefbaarheidsprogramma’s in de regio.
Productiebeperking
Met ingang van 2014 wordt de gasproductie rondom Loppersum voor de komende drie jaar met 80 % teruggebracht. De totale productie uit het Groningenveld zal, aldus de Minister in zijn brief van 29 januari 2015 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2014-2015, 33 529, nr. 94) voor de jaren 2015 en 2016 worden beperkt tot:
- -
-
een productiemaximum voor het gehele Groningenveld van 39,4 miljard Nm³ per jaar;
- -
-
een productiemaximum voor de Loppersumclusters van 3,0 miljard Nm³ per jaar;
- -
-
een productiemaximum voor de clusters in de regio Zuid-West van 9,9 miljard Nm³ per jaar;
- -
-
een productiemaximum voor het cluster Eemskanaal van 2,0 miljard Nm³ per jaar;
- -
-
een productiemaximum voor de clusters in de regio Oost van 24,5 miljard Nm³ per jaar.
Onderzoeken naar het effect van aardbevingen op de waarde van onroerend goed
Ortec Finance Research Center
De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Minister, heeft Ortec Finance Research Center (hierna: Ortec) opdracht gegeven onderzoek te doen naar de ontwikkelingen op de woningmarkt rond het Groningenveld. De resultaten van het eerste door Ortec uitgevoerde onderzoek zijn opgenomen in het rapport “De waardeontwikkeling op de woningmarkt in aardbevingsgevoelige gebieden rond het Groningenveld” van 12 augustus 2013. Hierna zijn op 23 oktober 2013, 15 januari 2014, 24 april 2014, 10 september 2014, 12 november 2014 en - laatstelijk - 5 maart 2015 actualisaties van dit onderzoek uitgebracht.
De door Ortec gehanteerde methode gaat uit van een vergelijking van ontwikkelingen van woningprijzen en andere marktindicatoren tussen het risicogebied en (nabijgelegen) referentiegebieden.
In de op 15 januari 2014 uitgebrachte actualisatie 3e kwartaal van 2013 is geconcludeerd dat
“de woningmarkt in het risicogebied zich minder gunstig ontwikkeld heeft ten opzichte van referentiegebied 1 en 1&2. De prijzen in het risicogebied zijn gemiddeld vanaf het derde kwartaal van 2012 afgerond 2 procentpunt meer gedaald dan in referentiegebieden 1 en 1&2. Dit is vooral het gevolg van de ontwikkeling in het derde kwartaal van 2013. Deze constatering wordt ondersteund door de ontwikkeling van de aanvullende marktindicatoren.”
De actualisaties van 24 april 2014, 10 september 2014 en 12 november 2014 laten - anders dan de hiervoor genoemde actualisatie van 15 januari 2014 - geen significant verschil in prijsontwikkeling zien. Wel is in deze actualisaties telkenmale geconcludeerd dat er in de alternatieve marktindicatoren wel aanwijzingen zijn dat de woningmarkt in het risicogebied zich minder gunstig ontwikkeld heeft. De verschillen in de woningmarkt tussen het risicogebied en de referentiegebieden uiten zich, aldus de onderzoekers, voornamelijk in een moeizamer verkoopproces.
De conclusie van het meest recente Ortec rapport (actualisatie 4e kwartaal 2014) van 5 maart 2015 luidt als volgt:
“De conclusie van dit rapport is dat volgens het herhaalde verkopen model de prijsontwikkeling vanaf het derde kwartaal van 2012 (eerste kwartaal van 2013) tot en met het vierde kwartaal van 2014 4% tot 6% achterblijft bij de referentiegebieden. In het kenmerkenmodel is alleen tussen het risico en referentie krimpgebied een verschil geconstateerd. Bij de alternatieve marktindicatoren zijn er sterke aanwijzingen dat de woningmarkt in het risicogebied zich vanaf beide referentiekwartalen substantieel minder gunstig ontwikkeld heeft. Dit geldt ook voor de ontwikkeling in het laatste kwartaal.”
Natural Gas Extraction, Earthquakes and House Prices (Hans R.A. Koster en Jos van Ommeren, VU Amsterdam en Tinbergen Instituut) d.d. 19 maart 2015
In dit (onafhankelijk) onderzoek wordt per beving met een ‘peak ground velocity’ van meer dan 0,5 cm/s (kracht hoger dan 2.2 op de schaal van Richter) een gemiddelde waardedaling van 1.2% geconstateerd van het onroerend goed binnen een straal van 10 kilometer van het epicentrum van deze beving.
Schokken de prijzen (Atlas voor gemeenten) d.d. 25 mei 2015
Het hierin beschreven onderzoek is uitgevoerd in opdracht van NAM. De onderzoekers maken voor de vergelijking gebruik van referentielocaties in Nederland. Referentielocaties zijn geselecteerd op basis van vergelijkbare (gewogen combinatie van) indicatoren die de huizenprijsverschillen in Nederland (vóór de aardbeving bij Huizinge) het beste verklaren.
In het onderzoeksrapport staat, voor zover van belang:
“De uitkomsten uit de hedonische prijsanalyses laten in elk geval zien dat de transactieprijzen van de verkochte woningen in het aardbevingsgebied - gecorrigeerd voor woning- en omgevingskenmerken, waaronder schade en schadeherstel - tussen 17 augustus 2012 en 31 maart 2015 gemiddeld zo’n 2% lager lagen dan op de referentielocaties (zie figuur 4.1, en de kolommen 1 en II in de tabellen B1.1 tot en met B1.4 in de bijlage).
Dat prijseffect fluctueert echter door de tijd. In de periode tussen de Huizinge-beving en de toezeggingen van Minister Kamp lagen de gemiddelde verkoopprijzen van woningen gemiddeld rond de 3% lager (zie figuur 4.2, en kolom III in de tabellen B1.1 tot en met B1.4 in de bijlage). Maar voor de woningen die zijn verkocht na de toezeggingen van Minister Kamp op 17 januari 2014 kan vooralsnog geen significant prijsverschil ten opzichte van de referentielocaties worden waargenomen (zie figuur 4.2, en kolom IV in de tabellen B1.1 tot en met B1.4 in de bijlage).
Dat zou kunnen betekenen dat er na de toezeggingen van Minister Kamp is geanticipeerd op toekomstige investeringen in het gebied en op de compensatie in geval van toekomstige waardedaling als gevolg van aardbevingen. De Regeling Waardedaling is immers een soort verzekering voor een potentiële koper, die er (hoewel de regeling formeel maar drie jaar loopt) op zou kunnen vertrouwen dat hij bij een verkoop in de toekomst gecompenseerd wordt, mocht hij een lagere prijs krijgen als gevolg van de bevingen. Ook kan het zo zijn dat er sindsdien meer vertrouwen is dat er adequate maatregelen worden genomen om de (gevolgen van) aardbevingen te verkleinen.
De resultaten uit deze analyses moeten overigens met voorzichtigheid worden gehanteerd; voorkomen moet worden dat er op basis van dit onderzoek voorbarige en/of foutieve conclusies worden getrokken.
Allereerst laten de omvang van de periode van onderzoek, het aantal woningtransacties, en de significantie van de gevonden prijseffecten van aardbevingen en het aardbevingsrisico - of het ontbreken daarvan - nog te wensen over (zie de regressietabellen in de bijlage).
Ook is het denkbaar dat zich andere (volume-)effecten op de woningmarkt hebben voorgedaan die (nog) niet in de prijzen tot uitdrukking zijn gekomen. De afwezigheid van significante prijseffecten van de aardbevingen en het aardbevingsrisico betekent niet automatisch dat er geen sprake is van negatieve effecten op de welvaart in het gebied. Die kunnen bijvoorbeeld ook ontstaan als mensen worden beperkt in hun mobiliteit en keuzevrijheid.
De toekomst - en de toekomstige transacties op de woningmarkt in het aardbevingsgebied - zal moeten uitwijzen hoe robuust en structureel de in dit onderzoek gevonden prijseffecten van aardbevingen en het aardbevingsrisico uiteindelijk zijn, en of zich andere ontwikkelingen op de woningmarkt voordoen die zich in de toekomst alsnog gaan vertalen in de prijs van de verkochte woningen in het gebied.”
Overig
Als productie 23 hebben Stichting WAG en woningcorporaties een rapport overgelegd van Juul Raemaekers M Sc en prof. dr. Ir. De Kam met als titel “Opvattingen van bewoners over de effecten van aardbevingen op het woongenot en de woningwaarde in Groningen”. Het rapport van 22 januari 2014 bevat een beschrijving van de opvattingen van bewoners over de effecten van aardbevingen. Hierbij is gebruik gemaakt van door respondenten in Middelstum, Loppersum en Slochteren ingevulde vragenlijsten. Het rapport betreft een vervolg op een als productie 22 overgelegd vergelijkbaar onderzoek uit 2009. Een van de conclusies van het rapport is dat het aandeel respondenten dat denkt dat de aardbevingen een negatief effect hebben op de aantrekkelijkheid of waarde van hun woningen verdubbelde van 40% in 2009 naar 80% in 2013.
Als productie 32 van de zijde van Stichting WAG en woningcorporaties is overgelegd een rapport van de Hanzehogeschool Groningen met de titel “Effecten van crisissituaties op regio-imago’s” van augustus 2013. Hierin is gekeken naar het effect van het vooruitzicht van meer en zwaardere aardbevingen en project X op de aantrekkelijkheid van de regio. In ieder geval ten aanzien van particulieren is de conclusie dat de woonaantrekkelijkheid van Noord-Groningen significant daalt na het nieuws over de aardbevingen.
Van de zijde van Stichting WAG en woningcorporaties zijn diverse taxatierapporten overgelegd (producties 26, 41 en 35). In de betreffende
taxatierapporten wordt rekening gehouden met een waardedrukkend effect van de aardbevingen.
In een ongedateerde verklaring schrijft René Hoving van Voshoving taxateurs adviseurs bedrijfsmakelaars (productie 27 van de zijde van de Stichting WAG en woningcorporaties):
“De aardbevingen zijn vanuit taxatie-inhoudelijk perspectief interessant. Wij proberen bij de waardering van vastgoed (veelal bedrijfsmatig) in het aardbevingen-gebied een goede methodiek te gebruiken die recht doet aan de marktsituatie en dat betekent dat we steeds op zoek zijn naar argumenten en ontwikkelingen die van invloed zijn op de waarde. Ons gesprek had ook het doel om die argumenten en ontwikkelingen te bespreken, naast de bestendiging van de relatie die ik zeer waardeer. Die ontwikkelingen zijn dynamisch. De actuele sentimenten spelen daarbij een rol en daarbij zijn de media een belangrijke factor. Zoals je weet taxeert ons kantoor regelmatig in het gebied waar de aarde beeft. Naar mijn overtuiging hebben de aardbevingen indirect en onder omstandigheden een generieke invloed op de waarde. Het is echter niet mogelijk om vanuit onze professie een generieke waarde invloed te benoemen. Die invloed is steeds afhankelijk van een heel stelsel aan elementen (zowel object- als marktgerelateerd). Voor ons als taxateurs is het de taak om al die argumenten en ontwikkelingen in samenhang te beschouwen en daar dan de marktwaarde mee te onderbouwen.”
In e-mailbericht van 9 januari 2014 schrijft Adriaan Post van het Nederlands Woning Waarde Instituut (NWWI) aan mr. Huitema (productie 31 van de zijde van de Stichting WAG en woningcorporaties), voor zover van belang:
“Uit de inventarisatie die wij hebben gedaan bij de taxatierapporten uit het gebied waar aardbevingen plaatsvinden, is niet direct naar voren gekomen dat dit gegeven de waarde negatief beïnvloedt. Dat wil overigens niet direct zeggen dat dat niet het geval zou kunnen zijn. Helaas blijkt dat het aantal rapporten te summier is. Dit is gelegen in het feit dat er te weinig transacties voorgedaan of dat de taxatierapporten die zijn opgesteld, zijn gevalideerd door een ander validatie instituut. Ook is dit gelegen in het feit dat het NWWI “slechts” 5 jaar bestaat en hebben wij, zeker in de krimpgebieden, te weinig gegevens voorhanden.
[...]
Om tot een goed oordeel van een mogelijke negatieve invloed op de waarde te komen, denk ik dat er over een periode van ca. 10 jaar teruggekeken zou moeten worden. Dan zou er, na inventarisatie van de transacties, een vergelijking gemaakt moeten worden met de daling van de prijzen in de krimpgebieden in Zuid-Limburg en Zeeland.
Mijn persoonlijke gevoel zegt dat ik zelf niet in een gebied zou gaan wonen waar de kans op aardbevingen groot is en zou mij kunnen voorstellen dat dit voor een ieder weldenkend mens het geval zou zijn.”
Aansprakelijkstelling
Stichting WAG en woningcorporaties hebben NAM bij afzonderlijke brieven aansprakelijk gesteld voor schade door waardevermindering van onroerend goed als gevolg van aardbevingen door gaswinning.
3 Het geschil
Stichting WAG vordert, na wijzigingen van eis, dat de rechtbank:
Primair:
a. op de voet van artikel 3:305a BW voor recht zal verklaren dat NAM onrechtmatig handelt en heeft gehandeld op grond van artikel 6:177 lid 1 sub b BW en/of artikel 6:174 lid 3 BW en/of artikel 6:162 BW jegens eigenaren van onroerende zaken die gelegen zijn in het gebied waar aardbevingen als gevolg van gaswinning door de NAM voorkomen
op de voet van artikel 3:305a BW voor recht zal verklaren dat NAM aansprakelijk is voor de schade bestaande uit waardevermindering van de onroerende zaken gelegen in het gebied waar aardbevingen ten gevolge van gaswinning door NAM voorkomen, ten gevolge van het hiervoor in sub a bedoelde onrechtmatig handelen;
op de voet van artikel 3:305a BW voor recht zal verklaren dat als peilmoment voor de vaststelling van de schade bestaande uit waardevermindering van de onroerende zaken in het gebied waar aardbevingen voorkomen door gaswinning van NAM moet worden gehanteerd:
- voor onroerende zaken met fysieke schade ontstaan vóór 25 januari 2013, vanaf het moment waarop deze fysieke schade is ontstaan;
- voor alle overige onroerende zaken, vanaf 25 januari 2013, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum,
ongeacht of de onroerende zaken al of niet op één van deze peilmomenten zijn verkocht;
op de voet van artikel 3:305a BW voor recht zal verklaren dat de schade bestaande uit waardevermindering van de onroerende zaken door aardbevingen als gevolg van de gaswinning door NAM wordt geleden vanwege de ligging in het gebied met aardbevingsrisico door gaswinning van NAM, ongeacht of er fysieke schade aan de onroerende zaken is of zal ontstaan;
op de voet van artikel 3:305a BW voor recht zal verklaren dat de schade bestaande uit waardevermindering van de onroerende zaken in het gebied waar aardbevingen voorkomen door gaswinning van NAM volgens de leer van de abstracte schadeberekening dient te worden berekend;
Subsidiair:
op grond van daartoe aan de Stichting WAG verstrekte volmachten en/of lastgevingen, althans op grond van zaakwaarneming voor recht zal verklaren dat NAM onrechtmatig heeft gehandeld op grond van artikel 6:177 lid 1 sub b BW en/of artikel 6:174 lid 3 BW en/of artikel 6:162 BW jegens de huidige en toekomstige deelnemers van de Stichting WAG, althans jegens de deelnemers van de Stichting WAG als vermeld in productie 75, althans jegens een door de rechtbank in goede justitie te bepalen aantal deelnemers uit productie 75, althans jegens de eigenaren van de onroerende zaken die zijn getaxeerd in productie 41;
op grond van daartoe aan de Stichting WAG verstrekte volmachten en/of lastgevingen, althans op grond van zaakwaarneming voor recht zal verklaren dat NAM aansprakelijk is voor de door de deelnemers van de Stichting WAG geleden en nog te lijden schade door de aardbevingen die het gevolg zijn van gaswinning door NAM, bestaande uit de waardevermindering van de onroerende zaken die eigendom zijn van de huidige en toekomstige deelnemers van de Stichting WAG en zijn gelegen in het gebied waar aardbevingen door gaswinning van NAM voorkomen, althans de waardevermindering van de onroerende zaken van de deelnemers zoals weergegeven in productie 75, althans de waardevermindering van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen aantal onroerende zaken uit productie 75, althans de waardevermindering van de onroerende zaken die zijn getaxeerd in productie 41, en tevens NAM zal veroordelen tot betaling van deze schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de Wet;
op grond van daartoe aan de Stichting WAG verstrekte volmachten en/of lastgevingen, althans op grond van zaakwaarneming voor recht zal verklaren dat de schade bestaande uit waardevermindering van de onroerende zaken door aardbevingen als gevolg van de gaswinning door NAM wordt geleden vanwege de ligging in het gebied met aardbevingsrisico door gaswinning van NAM, ongeacht of er fysieke schade aan de onroerende zaken is of zal ontstaan;
i. op grond van daartoe aan de Stichting WAG verstrekte volmachten en/of lastgevingen, althans op grond van zaakwaarneming voor recht zal verklaren dat als peilmoment voor de vaststelling van de schade bestaande uit waardevermindering van de onroerende zaken van de deelnemers van de Stichting WAG in het gebied waar aardbevingen voorkomen door gaswinning van NAM moet worden gehanteerd:
- voor onroerende zaken met fysieke schade ontstaan vóór 25 januari 2013, vanaf het moment waarop deze fysieke schade is ontstaan:
- voor alle overige onroerende zaken, vanaf 25 januari 2013, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum,
ongeacht of de onroerende zaken al of niet op één van deze peilmomenten zijn verkocht;
op grond van daartoe aan de Stichting WAG verstrekte volmachten en/of lastgevingen, althans op grond van zaakwaarneming voor recht zal verklaren dat de schade bestaande uit waardevermindering van de onroerende zaken van de deelnemers van de Stichting WAG in het gebied waar aardbevingen voorkomen door gaswinning van NAM volgens de leer van de abstracte schadeberekening dient te worden berekend;
De woningcorporaties vorderen, na wijzigingen van eis, dat de rechtbank,
voor recht zal verklaren dat NAM jegens de woningcorporaties onrechtmatig handelt en heeft gehandeld op grond van artikel 6:177 lid 1 sub b BW en/of artikel 6:174 lid 3 BW en/of artikel 6:162 BW;
voor recht zal verklaren dat NAM aansprakelijk is voor de door de woningcorporaties geleden en nog te lijden schade door de aardbevingen die het gevolg zijn van gaswinning door NAM, bestaande uit waardevermindering van de onroerende zaken die eigendom zijn van deze woningcorporaties zoals weergegeven op de lijsten van producties 45A tot en met 45C althans de waardevermindering van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen omvang van de onroerende zaken uit de producties 45A tot en met 45C, althans de waardevermindering van de onroerende zaken die zijn getaxeerd in productie 44 en tevens NAM zal veroordelen tot betaling van deze schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
voor recht zal verklaren dat de schade bestaande uit waardevermindering van de onroerende zaken als hiervoor in sub l bedoeld door aardbevingen als gevolg van de gaswinning door NAM wordt geleden vanwege de ligging in het gebied met aardbevingsrisico door gaswinning door NAM, ongeacht of er fysieke schade aan de onroerende zaken is of zal ontstaan;
voor recht zal verklaren dat als peilmoment voor de vaststelling van de schade bestaande uit waardevermindering van de onroerende zaken van de woningcorporaties in het gebied waar aardbevingen voorkomen door gaswinning van NAM moet worden gehanteerd:
- voor onroerende zaken met fysieke schade ontstaan vóór 25 januari 2013, vanaf het moment waarop deze fysieke schade is ontstaan;
- voor alle overige onroerende zaken, vanaf 25 januari 2013, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum,
ongeacht of de onroerende zaken al of niet op één van deze peilmomenten zijn verkocht;
voor recht zal verklaren dat de schade bestaande uit waardevermindering van de onroerende zaken van de woningcorporaties in het gebied waar aardbevingen voorkomen door gaswinning van NAM volgens de leer van de abstracte schadeberekening dient te worden berekend;
Stichting WAG en woningcorporaties vorderen gezamenlijk dat de rechtbank
NAM zal veroordelen tot vergoeding van de door de Stichting WAG en woningcorporaties gemaakte deskundigenkosten ex artikel 6:96 lid 2 sub b BW ad in totaal € 38.820,08, alsmede de buitengerechtelijke kosten ex artikel 6:96 lid 2 sub c BW, althans de juridische kosten ex artikel 6:96 lid 2 sub b BW ad in totaal € 63.666,56, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen vergoeding;
NAM zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
NAM voert verweer.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de zaak C/19/107616 / HA ZA 14-234
De woningcorporaties vorderen - na wijziging van eis - dat de rechtbank
a. voor recht zal verklaren dat NAM jegens de woningcorporaties onrechtmatig handelt en heeft gehandeld op grond van artikel 6:177 lid 1 sub b BW en/of artikel 6:174 lid 3 BW en/of artikel 6:162 BW;
voor recht zal verklaren dat NAM aansprakelijk is voor de door de woningcorporaties geleden en nog te lijden schade door de aardbevingen die het gevolg zijn van gaswinning door NAM, bestaande uit waardevermindering van de onroerende zaken die eigendom zijn van deze woningcorporaties zoals weergegeven op de lijsten van productie 36 althans de waardevermindering van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen omvang van de onroerende zaken uit de productie 36, althans de waardevermindering van de onroerende zaken die zijn getaxeerd in productie 35 en tevens NAM te veroordelen tot betaling van deze schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
voor recht zal verklaren dat de schade bestaande uit waardevermindering van de onroerende zaken als hiervoor in sub b bedoeld door aardbevingen als gevolg van de gaswinning door NAM wordt geleden vanwege de ligging in het gebied met aardbevingsrisico door gaswinning door NAM, ongeacht of er fysieke schade aan de onroerende zaken is of zal ontstaan;
te verklaren voor recht dat als peilmoment voor de vaststelling van de schade bestaande uit waardevermindering van de onroerende zaken van de woningcorporaties in het gebied waar aardbevingen voorkomen door gaswinning van NAM moet worden gehanteerd:
- voor onroerende zaken met fysieke schade ontstaan vóór 25 januari 2013, vanaf het moment waarop deze fysieke schade is ontstaan;
- voor alle overige onroerende zaken, vanaf 25 januari 2013, althans een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen datum,
ongeacht of de onroerende zaken al of niet op één van deze peilmomenten zijn verkocht;
voor recht zal verklaren dat de schade bestaande uit waardevermindering van de onroerende zaken van de woningcorporaties in het gebied waar aardbevingen voorkomen door gaswinning van NAM volgens de leer van de abstracte schadeberekening dient te worden berekend;
NAM zal veroordelen tot vergoeding van de per woningcorporatie gemaakte
deskundingenkosten ex artikel 6:96 lid 2 sub b BW, bestaande uit de kosten van de taxatierapporten;
NAM zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
NAM voert verweer.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.