Rechtbank Noord-Nederland, 20-10-2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:4797, AWB - 13 _ 1204
Rechtbank Noord-Nederland, 20-10-2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:4797, AWB - 13 _ 1204
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 20 oktober 2015
- Datum publicatie
- 9 november 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2015:4797
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2017:4957, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 13 _ 1204
Inhoudsindicatie
Rioolheffing. Geen overschrijding opbrengstlimiet. Terecht geen vrijval egalisatiereserve tot de geraamde opbrengsten gerekend. Stelling dat bij raming van de opbrengsten niet is uitgegaan van juiste hoeveelheid te belasten objecten, kan eiseres niet baten.
Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 13/1204
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 20 oktober 2015 in de zaak tussen
(gemachtigde: [gemachtigde 1] ),
en
(gemachtigde: [gemachtigde 2] ).
Procesverloop
Verweerder heeft voor het jaar 2012 met dagtekening 29 februari 2012 aan eiseres aanslagen rioolheffing opgelegd ten bedrage van afgerond € 166.000.
Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld, dat door de rechtbank per fax op 9 april 2013 is ontvangen.
Verweerder heeft een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2014. Eiseres is daar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam] . Verweerder is daar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde bijgestaan door [naam] .
Het onderzoek is ter zitting geschorst.
Partijen hebben de rechtbank nadere stukken doen toekomen, die door tussenkomst van de griffier over en weer naar partijen zijn doorgestuurd.
De rechtbank heeft op grond van artikel 8:12 van de Algemene wet bestuursrecht mr. T. Tanghe aangewezen als rechter-commissaris en hem opgedragen om partijen ter zitting te horen. Op 26 mei 2014 heeft ter zake een comparitiezitting plaatsgevonden.
Eiseres is daar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam] . Verweerder is daar vertegenwoordigd door [naam] , bijgestaan door [naam] .
Partijen hebben de rechtbank nadere stukken doen toekomen, die door tussenkomst van de griffier over en weer naar partijen zijn doorgestuurd.
Partijen hebben de rechtbank toestemming gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen.
De rechtbank heeft het onderzoek bij brief van 18 maart 2015 gesloten.
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiseres heeft met betrekking tot onderhavige zaak een uitspraak op bezwaar van verweerder – op diens briefpapier – met dagtekening 12 maart 2013 overgelegd.
Verweerder heeft met betrekking tot onderhavige zaak een uitspraak op bezwaar – op blanco papier – met dagtekening 25 januari 2013 overgelegd. Deze uitspraak heeft exact dezelfde inhoud als de onder 1.1. vermelde uitspraak.
Eiseres heeft een deel uit de paragraaf lokale heffingen gemeentebegroting 2012 gemeente Hoogeveen overgelegd. Daarin staat onder meer:
“In onderstaande tabel staan de componenten voor de tariefberekening van 2012.
Bedragen x € 1.000 |
2012 |
Kosten volgens deze begroting |
4.128 |
BTW-component |
383 |
Kwijtschelding |
238 |
Kosten straatvegen, conform besluit in 2008 |
200 |
1% oninbaarverklaring |
44 |
Uitvoering baggerplan |
128 |
Totaal door te berekenen kosten |
5.121 |
Af: ten laste reserve riolering |
741 |
Te heffen voor 100%-kostendekking |
4.381 |
Opbrengst op basis van huidig tarief |
4.381 |
Conclusie: de egalisatiereserve is voldoende om in te zetten voor de 100% kostendekking, ook in latere jaren. Door deze inzet wordt de reserve afgebouwd tot € 1,3 miljoen per eind 2015. Dat vinden we voldoende. Dit betekent dat toepassing van de index en de in de vorige begroting afgesproken tariefsverhoging (voor 2015-2019) van € 3 per belastingplichtige per jaar voor 2015 achterwege kan blijven.”.
Per e-mail van 17 april 2012 heeft [A] namens verweerder, de gemachtigde van eiseres onder meer als volgt geïnformeerd:
“In de bijlage nogmaals alle documenten inclusief een gespecificeerd overzicht van het totaal aantal objecten volgens de BAG-administratie en een overzicht van het totale aantal percelen in de rioolheffing is betrokken.”.
Bij de e-mail is een Excel bestand gevoegd met 35.928 regels.
Per e-mail van 6 juni 2012 heeft verweerder gemachtigde van eiseres onder meer als volgt geïnformeerd:
“In uw mail van maandag 7 mei 2012 stelt u dat u bij de rioolheffing op een overschrijding van € 898.269,- komt wanneer u uitgaat van de in de rioolheffing betrokken objecten en de in de BAG opgevoerde objecten.
De berekening van de substantiële afwijking die u constateert in uw mail ontstaat omdat uitgegaan is van verkeerde uitgangspunten.
Het aantal objecten welke is betrokken in de rioolheffing eigenaren is 35.927.
Dit aantal moet vermenigvuldigd worden met de rioolheffing eigenaren van € 43,50 = € 1.562.824,50
Van dit bedrag moet het gereduceerde tarief voor garages en boxen nog worden Afgetrokken.(…)
-/- € 27.086,50
€ 1.535.738,-
Het aantal objecten voor de rioolheffing gebruikers is 27.629
Dit aantal moet vermenigvuldigd worden met de rioolheffing gebruikers van € 103,40 = € 2.856.826,60
Van dit bedrag moet de leegstand (831 objecten) niet gekoppelde percelen (93)
In mindering worden gebracht (924 x € 103,40= € 95.541,60) -/-
€ 95.541,60
€ 2.761.297,-
Totaal geraamde opbrengst € 4.297.035,- (…) ”.
Verweerder heeft in zijn aanvullende verweerschrift onder meer geschreven:
“ 5. Standpunt van de heffingsambtenaar ten aanzien van de door belanghebbende aangevoerde motivering
(…)
Belanghebbende heeft in een mail van 13 april 2012 9:03 verzocht om:
- een gespecificeerd overzicht van het totaal aantal objecten volgens de Bag-administratie;
- een gespecificeerd overzicht van het totale aantal percelen dat in de rioolheffing is betrokken.
De gevraagde informatie is per mail aangeleverd op 17 april 2012 17:43. In de toegezonden lijst is een overzicht verstrekt van in totaal 35.927 BAG-panden. Tevens is aangegeven dat 27.629 percelen in de rioolheffing zijn betrokken. Belanghebbende baseert haar motivering voor een belangrijk deel op deze aantallen, waarbij het aantal BAG-panden wordt aangemerkt als het aantal percelen dat in de eigenarenheffing voor de rioolheffing kan worden betrokken.
In de BAG-administratie worden verschillende soorten objecten vastgelegd, zoals panden, verblijfsobjecten, stand- en ligplaatsen. In de BAG wordt een pand omschreven als “de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.” Een pand kan in de BAG zowel een geheel flatgebouw als een bijgebouw bij een object betreffen. Het uitgangspunt van belanghebbende om het aantal percelen voor de eigenarenbelasting bij de rioolheffing gelijk te stellen aan het aantal BAG-panden is niet juist omdat de begripsomschrijving van een perceel van de rioolheffing en de begripsomschrijving van een BAG-pand niet op elkaar aansluiten.
De heer [gemachtigde 2] heeft de mailwisseling met belanghebbende na het vertrek van zijn voorgangster overgenomen, waarbij de heer [gemachtigde 2] in zijn berekening heeft aangegeven dat opbrengst van de rioolheffing de lasten niet overschrijding.”.
Verweerder heeft op de zitting van 18 februari 2014 onder meer verklaard:
“In het zogeheten BAG-bestand kunnen bijvoorbeeld drie afzonderlijke objecten staan vermeld: een garage, een schuur en woning, terwijl die drie objecten in het bestand voor rioolheffing als één object worden beschouwd.
In de betreffende mailwisseling is een bestand bijgevoegd van 35.927 objecten. Eiseres had gevraagd om het BAG-bestand en daarom is dit bestand bijgevoegd.
Voor de rioolheffing is dit een vervuild bestand, omdat een aantal objecten voor de rioolheffing buiten beschouwing blijven en een aantal objecten worden samengevoegd tot één object, zoals in het voorbeeld dat ik zojuist gaf.”.
Eiseres heeft in haar pleitnota onder meer geschreven:
“ Aantal objecten dat in de rioolheffing moet worden betrokken
De gemeente stelt nu in haar verweer dat het aantal objecten dat in de rioolheffing (eigenarenheffing) kan worden betrokken 27.629 bedraagt. Volgens de gemeente blijkt dit uit de email d.d. 17 april 2012, 17:43, die is verstuurd door [A] . [eiseres] heeft reeds in de motivering van haar beroepschrift aangegeven dat uit dezelfde mail echter blijkt dat het aantal objecten 35.927 bedraagt. [eiseres] verwijst in dat kader naar de in de producties opgenomen email en het eerste en het laatste blad van het betreffende excel-bestand “rioolheffing eigenaar.xlsx” (…). Het laatste blad geeft links via het regelnummer de telling aan. Het regelnummer is 35.928. Hiervan moet de eerste regel worden afgetrokken waardoor het aantal 35.927 bedraagt. Dit aantal blijkt ook uit de mail van de heer [gemachtigde 2] d.d. 6 juni 2012(…). De heer [gemachtigde 2] bevestigt in deze mail dat dit het aantal objecten is dat in de eigenarenheffing moet worden betrokken.
Voorts stelt de gemeente dat het aantal leegstaande objecten 2.350 bedraagt en het aantal objecten dat niet is aangesloten op het buizenstelsel, 750. Dit aantal blijkt echter niet uit de mail van de heer [gemachtigde 2] d.d. 6 juni 2012 (…). De heer [gemachtigde 2] gaf in de mail aan dat de leegstand 831 bedroeg en het aantal niet gekoppelde percelen 93. Het aantal kleine percelen (…) is vrijwel in overeenstemming met de mail van de heer [gemachtigde 2] .”.
De rechtbank heeft partijen bij brief van 20 februari 2014 onder meer als volgt geïnformeerd:
“De zaak is op de zitting van 18 februari jl. te Leeuwarden behandeld. Het onderzoek is ter zitting geschorst.
Partijen worden in de gelegenheid gesteld om in overleg met elkaar af te stemmen en zo mogelijk het eens te worden aangaande de vraag of verweerder voldoende inzicht heeft verschaft in de ramingen van baten en lasten van de rioolheffing.
Tijdens de zitting is gebleken dat op een drietal punten nader inzicht is gewenst:
-
Is de opbrengst van de grootverbruikers in de ramingen van de opbrengsten meegenomen;
-
Welke exacte aantallen objecten zijn in de ramingen gebruikt ten behoeve van de eigenaarsheffing respectievelijk gebruikersheffing;
-
Wat is de omvang van de post ‘baggerkosten’ die in de ramingen tot de lasten is gerekend.
Tijdens de zitting heeft eiseres haar stelling dat het aantal objecten in de BAG-administratie gelijk is aan het aantal objecten voor de rioolheffing laten vallen.
Indien het verschil in aantal objecten dat in de ramingen is gebruikt voor de eigenaarsheffing respectievelijk gebruikersheffing in onderling overleg is vastgesteld, is eveneens ook het geschil tussen partijen op dit punt te kwantificeren door dit verschil te vermenigvuldigen met € 103,40.
De rechtbank geeft partijen in overweging om te bezien of aan de hand van de uitkomsten van dit overleg en gelet op de overige stellingen zij tot een vergelijk in deze zaak kunnen komen.”.
Bij brief van 28 maart 2014 heeft verweerder de rechtbank onder meer als volgt geïnformeerd:
“Hierop is met gemachtigde een afspraak gemaakt op 12 maart 2014. In dit gesprek
heeft gemachtigde de gemeente gewezen op feit de baten met 30% de kosten
overschrijden. Het voorstel van gemachtigde om tot compromis te komen was een
vermindering van 50% op de opgelegde aanslagen rioolheffing. Na een voorstel
van de gemeente is het voorstel verlaagd naar 20%.
Op 25 maart 2014 heeft de gemachtigde meegedeeld dat belanghebbende een
voorstel van een vergoeding van 25% van de opgelegde aanslag zal aanvaarden.
Dit voorstel zal op maandag 31 maart 2014 aan het bestuur van de gemeente
worden voorgelegd.”.
Eiseres heeft de rechtbank bij brief van 7 mei 2014 onder meer als volgt geïnformeerd:
“Vervolgens is het gesprek vrij snel in de fase beland waarin partijen hebben gesproken over hoe een eventuele compromis er uit zou kunnen zien. Daarbij hebben de gemachtigden van [eiseres] aangegeven dat zij het juridische standpunt huldigt dat de verordening rioolheffing geheel onverbindend is gezien de berekende overdekking. In het licht daarvan zou een schikking van 50% haar redelijk lijken. De gemeente heeft toen in een tegenvoorstel aangegeven dat zij een verminderingspercentage van 20% zou kunnen voorleggen aan het gemeentebestuur. De gemachtigden van [eiseres] hebben toen toegezegd dat zij dit voorstel zouden voorleggen aan [eiseres] . Voordat partijen uit elkaar zijn gegaan heeft de gemeente toegezegd de exacte bedragen van de aanslagen rioolheffingen toe te zenden. Daarop zouden de gemachtigden van [eiseres] de gemeente informeren betreffende de
reactie van [eiseres] op het voorstel van 20%.
Op 25 maart 2014 heeft de heer [gemachtigde 2] de exacte bedragen voor 2014 aan de heer [gemachtigde 1] toegezonden. Vervolgens heeft de heer [gemachtigde 1] op dezelfde dag de heer [gemachtigde 2] namens [eiseres] het tegenvoorstel gedaan de aanslagen te verminderen met 25%.
Met dagtekening 28 maart 2014 heeft de gemeente vervolgens een brief naar uw Rechtbank gezonden waarin zij aangeeft het voorstel van 25% voor 15 april 2014 voor te leggen aan het gemeentebestuur.
Op 14 april 2014 heeft de heer [gemachtigde 2] de heer [gemachtigde 1] geïnformeerd dat het gemeentebestuur nader juridisch advies wil inwinnen. Afhankelijk van dat advies wil het bestuur de beslissing nemen wel of niet in te gaan op het voorstel.
Op 6 mei 2014 heeft de gemeente telefonisch contact opgenomen met de heer [gemachtigde 1] inzake de toezending van opgevraagde stukken met betrekking tot de bezwaarschriften voor de jaren 2013 en 2014. In dit gesprek heeft de heer [gemachtigde 1] aan de heer [gemachtigde 2] gevraagd hoe de stand van zaken was met betrekking tot de beroepsprocedure voor het jaar 2012. De heer [gemachtigde 2] gaf aan dat het juridisch advies dat de gemeente wil inwinnen allesomvattend is.
Dat wil zeggen dat ook de aantallen objecten/percelen wellicht weer ter discussie zullen worden gesteld door de gemeente. Verder heeft de heer [gemachtigde 1] gevraagd of het sluiten van een compromis op basis van 20% nog tot de mogelijkheden behoorde. De heer [gemachtigde 2] gaf aan dat de gemeente hier niet meer toe bereid was.”.
Bij brief van 6 juni 2014 heeft verweerder de rechtbank onder meer als volgt geïnformeerd:
“ Raming opbrengst gebruikers won. en niet-won. € 3.126.500,-
-/- Meeropbrengst waterverbruik boven de 100.000 m³
( 2 objecten) € 329.927,-
-/- Meeropbrengsten waterverbruik 10.000-100.000 m³
( 8 objecten) € 99.329,-
-/- Meeropbrengst waterverbruik 200- 10.000 m³
( 332 objecten(…)) € 239.644,-
totaal € 668.900,-
Resteert opbrengst voor de objecten met basisverbruik € 2.457.600,-
Dit wordt opgebracht door 2.457.600/103,40(basistarief) = 23.767 objecten.
Ten behoeve van de rioolheffing 2012 is aldus in de ramingen voor de gebruikersheffing uitgegaan van in totaal 23.767+2+8= 23.777 objecten.