Home

Rechtbank Noord-Nederland, 26-04-2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:2318, 15/2853

Rechtbank Noord-Nederland, 26-04-2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:2318, 15/2853

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
26 april 2016
Datum publicatie
9 juni 2016
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2016:2318
Zaaknummer
15/2853

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Hypotheekrente van op de woning rustende aflossingsvrije hypothecaire leningen niet aftrekbaar, omdat deze door eiser geërfde woning pas op 1 mei 2013 voor eiser geldt als eigen woning. Overgangsrecht ziet niet op deze situatie.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE AWB 15/2853

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 26 april 2016 in de zaak tussen

en

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Verweerder heeft voor het jaar 2014 met dagtekening 20 mei 2015 aan eiser een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) ten bedrage van € 103,00 berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.110,00.

Bij uitspraak op bezwaar van 9 juni 2015 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard voor zover het betreft zijn negatief loon. Verweerder heeft de aanslag verminderd met € 4,00, berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.102,00.

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote [echtgenote] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam] en [naam] . Het onderzoek is ter zitting geschorst.

Verweerder heeft bij brief van 25 maart 2016 een nadere reactie opgestuurd. Eiser heeft daarop, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, niet gereageerd.

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1.

De ouders van eiser zijn beide in 2012 overleden. Zij waren eigenaar van de woning staande en gelegen te [A] aan de [a-straat #] (verder: de woning). Op de woning rusten twee aflossingsvrije hypotheken die op naam van de vader van eiser staan.

1.2.

Beide ouders waren tot hun overlijden woonachtig in de woning.

1.3.

Eiser is tezamen met zijn zus erfgenaam. Zij hadden de woning te koop gezet, maar de verkoop wilde niet vlotten. Zij hebben de nalatenschap van hun ouders nog niet verdeeld.

1.4.

Eiser woont sinds 1 mei 2013 in de woning. Hij betaalt sindsdien de verschuldigde hypotheekrente van de twee op de woning rustende aflossingsvrije hypothecaire leningen.

Geschil en beoordeling

2. Tussen partijen is in geschil of de door eiser in 2014 betaalde hypotheekrente van de twee op de woning rustende aflossingsvrije hypothecaire leningen, voor hem aftrekbaar is als betaalde rente voor de eigen woning.

3. Eiser stelt dat dit het geval is. Hij is voor 50% eigenaar van de woning, woont daar sinds mei 2013 in en betaalt de hypotheekrente vanaf die tijd. Hij heeft die aflossingsvrije hypothecaire leningen ook geërfd. Hij wenst dat voor 2014 € 1.062,00 negatief aan inkomsten eigen woning wordt toegelaten, te weten de helft van de betaalde rente ad

€ 1.531,00 minus de helft van het huurwaardeforfait ad € 469,00. Bij het invullen van de aangifte van 2013 werd hem door een medewerker van de belastingdienst verteld dat hij de hypotheekrente niet kon aftrekken. Bij het invullen van de aangifte van 2014 werd echter door een medewerker van de belastingdienst gezegd dat dit wel kon, omdat hij 'erve' is. Ook de website van de belastingdienst bevestigt dat hij recht heeft op hypotheekrenteaftrek.

4. Verweerder is van mening dat de door eiser betaalde rente, gelet op het toepasselijke wettelijk kader, niet aftrekbaar is. De woning is pas per 1 mei 2013 een eigen woning voor eiser geworden. Daarom kan er geen sprake zijn van een bestaande eigenwoningschuld op grond van het overgangsrecht. Vanaf 1 mei 2013 is de nieuwe eigenwoningregeling van toepassing. Dientengevolge bestaat geen recht op hypotheekrenteaftrek, aangezien de toenmalige eigenwoningschuld niet onder het annuïteitsvereiste ingevolge artikel 3.119a van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001 (Wet IB) is aangegaan of hiernaar is omgezet. Voor het onderhavige geval is geen uitzonderingssituatie opgenomen. Het (impliciet) beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hem een toezegging zou zijn gedaan. De door eiser genoemde medewerker heeft desgevraagd aangegeven eiser niet te kennen en zich niet bezig te hebben gehouden met het invullen van aangiften. Daarnaast herinnert deze collega zich niet dat hij op enig moment een collega zou hebben bijgestaan in een casus als die van eiser. Voorts heeft deze collega verklaard dat hij nooit een toezegging zou hebben gedaan omtrent de aftrekbaarheid van enig inkomensbestanddeel en dat de vaste lijn van de belastingdienst is om bij de HUBA-campagne nooit toezeggingen te doen. De door eiser overgelegde webpagina snijdt geen hout. Dat zie je ook als wordt doorgelinkt. De woning is formeel nog niet verdeeld en de lening is en blijft aflossingsvrij.

5. De rechtbank stelt vast dat beide partijen er vanuit gaan dat de woning per 1 mei 2013 voor eiser geldt als eigen woning in de zin van artikel 3.111 Wet IB (tekst 2013 en 2014). Daarvan uitgaande is eerst vanaf die datum op eiser afdeling 3.6 van de Wet IB betreffende belastbare inkomsten uit eigen woning van toepassing. In het navolgende wordt, voor zover niet anders wordt aangegeven, uitgegaan van de tekst van de bepalingen van die afdeling zoals deze luidt in 2013 en 2014.

5.1

In artikel 3.110 Wet IB is bepaald dat belastbare inkomsten uit eigen woning de voordelen uit eigen woning zijn, verminderd met de op die voordelen drukkende aftrekbare kosten. Aftrekbare kosten zijn onder meer de rente van schulden die behoren tot de eigenwoningschuld (artikel 3.120 Wet IB). In artikel 3:119a, eerste lid, Wet IB is, voor zover in dit geval van belang, onder meer bepaald dat onder eigenwoningschuld wordt verstaan het gezamenlijk bedrag van de schulden die de belastingplichtige is aangegaan in verband met de eigen woning en waarvoor een contractuele verplichting geldt tot het gedurende de looptijd ten minste annuïtair en in ten hoogste 360 maanden volledig aflossen van de schuld overeenkomstig artikel 3.119c Wet IB.

5.2

Nu de woning eerst per 1 mei 2013 als eigen woning voor eiser geldt, volgt uit voormelde bepalingen naar het oordeel van de rechtbank dat de door eiser betaalde hypotheekrente niet voor hem aftrekbaar is omdat deze betrekking heeft op aflossingsvrije leningen en er geen contractuele verplichting tot aflossing is. Het in artikel 10bis.1 Wet IB neergelegde overgangsrecht, brengt daarin geen verandering. Het overgangsrecht voorziet niet in de situatie van eiser. Zijn situatie is daarin niet opgenomen.

5.3

Het beroep op het vertrouwensbeginsel dat eiser nog heeft gedaan, slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet. Door eiser is niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van in rechte te honoreren, bij hem opgewekt vertrouwen dat de betaalde hypotheekrente aftrekbaar is. Dat een dergelijke expliciete toezegging, dan wel mededeling aan hem zou zijn gedaan, betwist verweerder en blijkt uit niets. Daarnaast is door eiser niet betwist dat indien wordt doorgelinkt op de door eiser overgelegde webpagina van verweerder, op de site is vermeld dat voor aftrekbaarheid voldaan moet worden aan nadere voorwaarden, waaronder dat sprake moet zijn van een lening waarop wordt afgelost.

6. Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.A.M. Kager, rechter, in aanwezigheid van

mr. J. Zomer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2016.

w.g. griffier

w.g. rechter

Rechtsmiddel